28 september 2016

Andermans seksleven

Uit een Italiaans onderzoek blijkt dat als je mannen met een laag libido blootstelt aan helder licht, ze meer zin in seks krijgen. Ik vind dat interessant. Soms ontmoet ik namelijk vrouwen die klagen dat hun man nooit goesting heeft. Meestal zeg ik dan: “Is dat iets algemeens of heeft hij dat enkel bij jou?” Waarop die vrouwen heel hard beginnen te huilen en ik me schuldig voel. Voortaan zou ik hen dus een nuttiger antwoord willen verschaffen: “Leg een zaklamp onder je kussen en schijn daarmee in zijn gezicht zodra je opgewonden raakt.” Maar ook met goedbedoeld advies moet een mens opletten. Zeker als het zoiets gevoeligs als andermans seksleven betreft. Ik spreek uit ervaring.Jaren geleden ontmoette ik op een professionele aangelegenheid een Nederlander die me aansprak met: “Jij lijkt me een hele vlotte dame.” Ik glimlachte beleefd en hij ging verder: “Het soort vrouw dat mij kan helpen met mijn probleem.” Ik stopte met glimlachen. “Mijn vrouw heeft nooit zin in seks. Wat raad jij me aan?” Dat leek me een meerkeuzevraag met de volgende antwoorden: a) “Arme schat, laat me je hier en nu geven wat je bij haar tekortkomt.” b) “Wat toevallig, ik heb net gelezen dat een zinksupplement wonderen doet voor het ­libido.” c) “Weet jij eigenlijk wel wat zij fijn vindt?” d) “Ik moet dringend naar huis om te kijken of ik daar nog ben. Dahaag!” Ik wilde voor d) opteren, maar gezien mijn hulpvaardige inborst deed ik dat niet. Een uur later kwam zijn vrouw hem ophalen - want die man had zelf geen rijbewijs! - en stelde hij haar vrolijk aan mij voor: “Snoes, dit is Fleur, zij denkt dat jouw libido binnenkort eindelijk de pan uitswingt dankzij zinkpilletjes!” Waarop die vrouw mij aankeek met de gepijnigde blik van een bassethond.


Afwisselend geven Fleur van Groningen en Nico Dijkshoorn hun eigen kijk op de actualiteit. 'Andermans seksleven' verscheen op 28/09/2016 in Het Nieuwsblad.

26 september 2016

Niemand is uniek

Toen ik op school zat, wilde iedereen hetzelfde zijn. ‘Erbij horen.’ En je hoorde erbij als je briefpapier had om te ruilen en in een fluo trainingspak rondliep. Of, enkele jaren later, als je naar hiphop luisterde en het kruis van je broek ter hoogte van je knieën hing. Ik was daar niet zo goed in. Ik bemachtigde pas briefpapier toen de hype over was en dacht dat hiphop een vogelsoort was. Gelukkig kwam er een moment waarop ik de schoolbanken was ontgroeid en men mij werk aanbood omdat ik ‘anders’ was. “Ha, daar ben ik wél goed in!”, dacht ik. Tot nu. Wetenschappers hebben ontdekt dat de volledige mensheid in vier groepen kan worden onderverdeeld: optimisten, pessimisten, jaloerse mensen en zij die anderen vertrouwen. De proefpersonen kregen een testvraag: “Twee mensen gaan op jacht. Als ze samenwerken, kunnen ze een hert vangen, als ze alleen werken slechts een konijn. Waarvoor kies jij?” Ik heb diep over die vraag nagedacht. In mijn leven kon ik weinig op anderen rekenen. Ofwel joegen ze op een hert en mocht ik niet meedoen, ofwel zeiden ze dat ze met mij een hert wilden vangen en deden ze dat stiekem met iemand anders, ofwel besloten ze plots toch voor een konijntje te gaan en dan sta je daar met al je hert-plannen. Ik kies dus resoluut voor het konijn. Dat maakt van mij een ordinaire pessimist. Ik ben niet speciaal. Ik ben zoals 20 procent van de bevolking. Alleen behoor ik niet tot de grootste groep: de jaloerse mensen. Zij die heel hard aan andermans konijn trekken, tot het scheurt en ze achterover vallen met een bloederige pluisstaart in hun rechteroog. Niet het soort types waarvan ik houd. Daarom ga ik voortaan onbekenden aan de hert-konijn-vraag onderwerpen. Kwestie van meteen te weten wat voor vlees ik in de kuip heb. Ook al is die kuip natuurlijk altijd halfleeg. Afwisselend geven Fleur van Groningen en Nico Dijkshoorn hun eigen kijk op de actualiteit. 'Niemand is uniek' verscheen op 26/09/2016 in Het Nieuwsblad.

23 september 2016

De Brangelina van ons dorp

Ik ben er dus ook niet goed van hé, van die scheiding van Brad en Angelina. Omdat ik hen niet ken, wilde ik dat in stilte verwerken. Maar nu blijkt dat véél mensen het er moeilijk mee hebben. Adèle droeg haar concert aan hen op. Op de sociale media wordt er geweend. Alsook bij de post: twee dames voor mij, die elk een pakket kwamen versturen, stortten hun hart uit bij de loketmedewerkster. Dat het zo’n schok was dat hét perfecte koppel uit elkaar ging. Ondanks hun tranen vermoed ik toch dat zij daar waren om hun gedragen ondergoed naar Brad op te sturen. Wellicht dacht de loketmedewerkster hetzelfde, propte zij ook vlug haar slipje in een envelop en likte ze die dicht met een strijdvaardige blik in haar ogen.

Hoe het ook zij: als anderen zich mogen uiten, dan ik ook. Weet je… ik putte troost uit Brangelina. Dat koppel leek te garanderen dat je én aan zelfontplooiing kunt doen, én de wereld verbeteren én kinderen kunt grootbrengen. Dat de liefde het toch van borstkanker mag winnen. Dat duurzame liefde werkelijk bestaat. En dat valt nu weg. Ik zei vanmorgen nog tegen mijn vriend: “Nu ben ik bang dat wij ooit ook uit elkaar gaan want wij zijn toch wel een beetje de Brangelina van ons dorp.” 
(Zonder de buren te willen schofferen, die zien er eigenlijk beter uit dan wij.)
Anderzijds, toen ik die bekende brief van Brad las -waarin hij schrijft hoe zijn Angelina ziek werd en instortte, maar hij haar deed bloesemen door haar voortdurend te overladen met liefde, complimenten en kussen, en haar elke seconde te behagen- vroeg ik me af of dat een houdbare situatie is. Soms wil je toch ook even rustig je ding doen op de wc, zonder voortdurend zo hard “Angie, je bent een moordwijf!” te roepen, dat ze het zeker doorheen de badkamerdeur kan horen. 
Ach, we zullen nooit écht weten waar het misliep. Eén ding is zeker: het zijn onze zaken niet.

'De Brangelina van ons dorp', verscheen op 23/09/2016 in Het Nieuwsblad.

18 september 2016

Open potje

De ochtend belooft een zinderend hete dag. In de tuin schijnt de zon en boven het water hangt een zachte nevel. Vol verwachting buigt het groen voor de aanzwellende warmte. Kleine zaden en bladeren drijven traag voorbij. Ik loop achter mijn twee katten. Met ons drieën hebben we een periode van quarantaine in het nieuwe huis achter de rug. Ze hebben alle kamers met sidderende staartjes verkend, angstig en nieuwsgierig, tot elk hoekje veilig is bevonden. Ik heb hen in huis opgesloten opdat ze het als hun nieuwe thuis zouden gaan beschouwen. Maar nu ze deze ochtend voor het raam zitten, voel ik dat ze klaar zijn voor de volgende stap. Ik open de voordeur, behoedzaam sluipen ze naar buiten. “Vrijheid”, denk ik en dat betreft evengoed de katten als de brief aan mijn biologische vader die ik vannacht heb geschreven.
Langzaam volg ik hen en bekijk ik de tuin door hun ogen. De katten snuffelen aan de jeneverbesstruik, deinzen achteruit voor een vallend blad, maken zich zo plat mogelijk om onder een gebogen tak te kruipen. Het is zo stil buiten, haast meditatief. Als ze voor het eerst de rivier ontdekken, ben ik ontroerd. Hun puntige oortjes tekenen zich expressief af tegen de waterrand. Kleine panters in een uitgestrekte jungle. Hun eerste ontmoeting met een zwaan vind ik hilarisch. De zwaan blaast, de katten niet. Als versteend staren ze naar het grote, witte waterbeest tot het uiteindelijk wegvaart en de weerspiegeling van de hemel zacht rimpelend achterlaat.
Ik heb het gevoel dat ik net als mijn katten een nieuwe wereld betreed. Alsof ik vannacht ben herboren na het schrijven van een brief aan de man die me verwekt heeft maar waarmee ik al zo lang geen contact onderhield. Alsof voortaan niets nog hetzelfde zal zijn. Eindelijk ben ik erin geslaagd om het onuitgesprokene te verwoorden. Dat betekent wellicht geen nieuwe start voor hem en mij, maar hopelijk wel een respectvol afscheid, een verzachting van alle opgebouwde pijn.
Ik heb een stinkend open potje schoon gewassen en er een deksel op geschroefd. Dat was een confrontatie die ik al lang uit de weg ging, maar waarvan ik wist dat ik hem nu moest aangaan om aan een nieuwe levensfase te beginnen. Misschien wacht er op mijn biologische vader ook een nieuwe tijd, wie weet.
Ik ga op mijn rug in de tuin liggen. Onder me de harde aarde, boven me een krans van dennentakken. De katten vleien zich behaaglijk tegen me neer. De zon schijnt in stralen langs de naalden en verdorde dennenappels, en vindt mijn gezicht. Ik knijp mijn ogen tot spleetjes. Hoog in de lucht vliegt een vliegtuigje voorbij. Ik kijk tot het achter de bomen verdwijnt. Het doet me denken aan een ets van mijn vader, de laatste die hij me liet zien. Hij opende een farde op zijn drukpers, ik kwam naast hem staan en bekeek het bedrukte papier. Het rook naar olieverf. Hij wees, met een vinger die op de mijne leek, naar de linker bovenhoek van zijn werk: “Kijk, een vliegtuigje.” Ik knikte. Ik wist niet of het een herinnering aan de oorlog was die hem geïnspireerd had, dan wel een moderne vliegmachine. Wel wist ik dat hij die vraag, net als zoveel andere, nooit zou beantwoorden.

('Open potje' verscheen in Het Nieuwsblad Magazine, 18/09/2016)

16 september 2016

Huilend, met een slagroomtaart

Op een nieuwssite las ik over enkele inwoners van Ronse. Zij klagen over geurhinder, voortkomend uit het bufferbekken van het textielbedrijf Utexbel. Ik heb met hen te doen. Leven in de stank is verschrikkelijk. Ene Carine en Monique beweren dat ze zelfs geen eetlust meer hebben. Dat wordt geïllustreerd door een foto van hen op het zonnige terras van een McDonald's. Tussen hen in: de resten van wat ooit een copieus McDonald's-maal is geweest. Lege bekers, lege dozen. Onder het kiekje staat te lezen dat Carine en Monique “van een hamburger proberen te genieten”. Daar zijn ze niet in geslaagd. Misschien hebben ze elkaar tevergeefs aangemoedigd: “Komaan, Monique, ge kunt het!” Bestelden ze nog één Royal Crispy Bacon in de hoop dat het nu wél zou lukken. Maar Carine en Monique zien er triest uit. Vooral de linkse - vermoedelijk Carine - kijkt diep ongelukkig. Ik heb nog nooit iemand zo verslagen voor zich uit zien staren na het eten van een hamburger. Misschien tipte de fotograaf, in de hoop met deze foto de aandacht van de schepen van Leefmilieu te trekken en de arme inwoners te helpen: “Dames, kijk alsof jullie een rectaal onderzoek met een roestige hark achter de rug hebben.” Anderzijds: wat voor gezicht kan je anders trekken, als je moet eten in de stank, Ik kreeg ooit een koffiekoek voorgeschoteld bij een heel aardig incontinent koppel dat in hun zetels plaste. Ik vond het moeilijk om niét te kijken alsof ik iets met een hark achter de rug had.
Naar koffiekoeken verlang ik sindsdien nog nauwelijks. Naar andere lekkernijen wel. Daarom overweeg ik nu een kampeertripje naar Ronse om mezelf te conditioneren. Het bufferbekken van Utexbel moet zowat de ideale plek zijn voor mensen die gewicht willen verliezen. Misschien neem ik wel een selfie: ik, huilend met een slagroomtaart.
Afwisselend geven Fleur van Groningen en Nico Dijkshoorn hun eigen kijk op de actualiteit. 'Huilend, met een slagroomtaart', verscheen op 16/09/2016 in Het Nieuwsblad.

12 september 2016

LEVENSLES

Een Noorse man heeft zich kwaad gemaakt op de Facebook-pagina van Ikea. Hij had een probleem met hun ‘Marius’-kruk. Dat is die bekende kruk met een achttal kleine gaten in het ronde zitvlak. Toen de man de kruk onder de douche gebruikte, kwam hij er met zijn testikels in klem te zitten. Wellicht ging hij lekker lui zitten en sloot hij genietend de ogen terwijl het warme water over zijn dampende borst gutste, toen zijn ballen plots zomaar in twee gaatjes plopten.
Een beetje zoals dat spelletje dat ik als kind speelde, waarbij je een balletje door een doolhof naar een kuiltje moet loodsen. Dat moment waarop het lukte: ongelooflijk! Maar dat euforische gevoel had deze Noor wellicht niet. Zou hij nog een tijdlang met kruk en al door zijn huis hebben gelopen? Klemde hij het ding tussen tafel en kast, en maakte hij vervolgens een moedige sprong voorwaarts die eindigde met een rauwe kreet? Zou hij naar zijn laptop zijn gestrompeld om Ikea razend te melden dat hij op dat eigenste moment nog steeds klem zat in hun witte Marius van 3,49 euro?
Je moet het maar durven. Er bestaat toch een kans dat een andere Facebooker opmerkt dat je wel over héél kleine balletjes moet beschikken als ze in die gaatjes passen. En dat je wellicht communiceert via de sociale media omdat je niet durft te telefoneren met je hoge piepstem. En stel je voor dat je bij Ikea werkt en nét op de dag waarop het afdelingshoofd jou op klantvriendelijkheid controleert, telefoon krijgt van iemand die met zijn scrotum in een meubel vastzit. Het is een ingewikkelde situatie, voor alle betrokken partijen. Ikea heeft de geknelde Noorman uiteindelijk voorgesteld om voortaan enkel gekleed op de kruk te gaan zitten. Dat moet die man zowat een aha-erlebnis hebben bezorgd.
Nu, zelf doe ik ook wel eens iets stoms. Zo heb ik eens een oorbel hersteld met secondelijm. Al rap bleek dat ik het juweel, mijn oor én mijn vingers allemaal aan mekaar had vastgelijmd. Ik kón dus niet eens een boos bericht op de Facebookpagina van de lijmfirma typen. Na een tijdje kreeg ik mezelf toch los. En toen besefte ik: soms moet je eerst iets héél stoms doen om daarna alsnog trots op jezelf te kunnen zijn. Ik hoop dat die Noorse meneer die levensles ook ter harte neemt.

Deze column werd voorgelezen tijdens het Middagjournaal van Nieuwe Feiten op Radio 1. Het geluidsfragment kan je hier herbeluisteren.

KANTOORKONT

Heeft mij gealarmeerd: de term 'kantoorkont'. Volgens de Amerikaanse kinesist Abby Bales is dat een platte, vormeloze derrière die je overhoudt aan jarenlang onafgebroken te zitten. In mijn nachtmerries gelijkend op een plastic zak gevuld met een bodempje zand. Volgens Bales loopt iedereen die te lang zit risico. Er bestaan geen oefeningen die de kantoorkont verhelpen. Voorkomen kan wél, door om het uur vijf minuten rond te lopen.
Men zou dus voortaan een kantoorkontpauze moeten inlassen op het werk. Even naar de koffieautomaat en checken of je nog een dampende cappuccino op je eigen bolle billen of op die van je collega kwijt kunt. Een rondje over de parking en verifiëren hoeveel balpennen je met je bilkaken kunt samenknijpen. Of: hoeveel gommen je van het bureau van je collega kunt stelen door er even op te gaan zitten. Kleine estafettes zijn sowieso goed voor het groepsgevoel.
Ik weet zeker dat schoenenkoning Wouter Torfs - de man die zijn werknemers vakantie geeft op hun verjaardag en die meermaals werd gekroond tot werkgever van het jaar - zou openstaan voor zoiets vooruitstrevends als de kantoorkontpauze.
Als thuiswerkende zelfstandige moet ik mezelf motiveren. Ik kan een wekker zetten die om het uur afgaat. Met de stem van Bart De Wever, die roept dat ik moet wandelen of dat hij me anders een schuimende tong draait. Dat zal helpen. Toch maak ik me nog zorgen over die overige minuten zitten. Staand werken trek ik niet. Daarom probeer ik een andere zittechniek uit. Met een hele holle rug en mijn billen ver naar achteren, tot ze over de rand van mijn krukje in het luchtledige zweven. Het ziet er wel wat obsceen uit. Anderzijds heb ik nog nooit een hardwerkende pornoster op een kantoorkont betrapt.

Afwisselend geven Fleur van Groningen en Nico Dijkshoorn hun eigen kijk op de actualiteit. 'Kantoorkont' verscheen op 12/09/2016 in Het Nieuwsblad.

10 september 2016

Gelukkig

We zaten op de krakkemikkige witte tuinstoelen die de vorige eigenaars hadden achtergelaten. Hij hield mijn hand in de zijne. De plastic leuning drukte koel tegen mijn arm - zijn huid was warm. Zwijgend keken we naar het water. Naar de weelderige weerspiegeling van het zonlicht, hier en daar gecensureerd door waterleliebladeren, doorkliefd door vissenruggen als zilveren lemmeten. Waterhoentjes en meerkoeten gleden geruisloos voorbij, alsof er onder het verhullende wateroppervlak niet ijverig getrappeld werd.

Dit was voortaan onze tuin. Ons uitzicht. Misschien, waarschijnlijk, als alles goed ging, zouden we hier samen oud worden. Sinds een paar uur was het huis achter ons officieel ons bezit. Na al die handtekeningen leken we een beetje getrouwd. Toch durfde ik hem even niet aan te kijken. Er gebeurde namelijk wat in mijn borst. Daar scheen iets te scheuren – niet op een pijnlijke maar juist op een bevrijdende manier. Iets wilde zingen, zonder klank of woorden, in de beslotenheid van mijn stille wezen. “Is dit geluk?”, vroeg ik me af, zonder me te verroeren. Het beangstigde me. Onmiddellijk wilde ik me afsluiten, zoals ik altijd gedaan had. In plaats daarvan daagde ik mezelf uit om ditmaal wel te scheuren, wel te zingen. Om datgene dat zich aanbood, ongecontroleerd over me heen te laten spoelen. Waar was ik bang voor? “Dat het weer overgaat”,  antwoordde een kinderlijk stemmetje in mijn achterhoofd. “Na pieken lijken dalen dieper en wat je niet aanneemt, kan je niet verliezen.” Maar wat kon me gebeuren? Na jaren van onderweg zijn, was het eindelijk tijd om wortel schieten en in alle veiligheid de polariteit van het leven te accepteren.
Toen ik me toch aan het geluksgevoel overgaf, gleed ik naar een plek in mezelf waar slechts rust en berusting bestonden. Ik weet niet of het lang duurde en of mijn geliefde het merkte. Wellicht was hij gewoon gedachteloos aanwezig, zoals hij zo vaak is. Wellicht was ook hij gelukkig.

Na die dag startte onze hallucinante trip. We werkten en verbouwden, sliepen en aten weinig, gingen maar door én door én door. Er was geen tijd voor stilte. De radio schreeuwde, de drilboren brulden, het puin stortte krakend op de stoffige grond. Ik was high van de adrenaline. Van het gevoel dat ik mijn grenzen verlegde, dingen deed waarvan ik dacht ze nooit te kunnen. We deden het samen. Als een écht team, zonder ruzie, zonder wrevel. Ondanks dat hij zo veel meer ervaring en marge had maar het voor mij allemaal de eerste keer was, vertrouwde hij me en bekritiseerde me niet. Daardoor durfde ik meer. Hij zei dat hij me zag open bloeien. Ik wist dat dat mede dankzij hem was.

Twee maanden later stonden we ’s avonds opnieuw in de tuin naar het water te kijken. De grote werken waren achter de rug, de eerste meubels verhuisd. Onze lijven deden zeer, we waren uitgeput. Boven het donkere gebladerte glom de maan helder tussen enkele verre sterren. In het maanlicht leken de verschrompelde waterleliebladeren wel  drijvende vlokken zilverpapier. “Kom kijken”, had ik gezegd. Hij was naast me komen staan, had mijn hand gegrepen. En opnieuw was het er: die scheur in mijn borst, die onhoorbare, aanzwellende melodie. Ditmaal verzette ik me niet. Ik wist nu dat er in de kern van geluk geen tijd bestaat.

('Gelukkig' verscheen op 10/09/2016 in Het Nieuwsblad Magazine)

07 september 2016

Levende speelgoedbeesten

Het middagjournaal van Nieuwe Feiten op Radio 1, van Fleur van Groningen gaat vandaag over, jawel, alpaca's.

Levende speelgoedbeesten

In de buurt van mijn ouderlijk huis ligt een fermette met een weitje. In die wei wonen sinds kort vier wollige viervoeters. Een beige, een lichtbruine, een donkerbruine en een zwarte. Eerst dacht ik dat enkele kalfjes het slachtoffer waren geworden van graffiti-breien. Maar het zijn alpaca’s. Die lijken op lama’s maar zien er nóg pluiziger en zwakbegaafder uit. Levende speelgoedbeesten, als het ware. Al een paar keer vroeg ik me af wat de eigenaar had gedreven om deze dieren aan te schaffen. Ze staan daar in al hun wolligheid maar wat keutelend voor zich uit te gapen. Een stok apporteren kunnen ze niet. Kopjes geven ook niet. Noch leggen ze smakelijke eieren of jongleren ze al dansend in een gele tutu. Een lange monoloog over je gevoelens houden tegen zo’n alpaca lijkt me ook weinig bevredigend: na je laatste jammerkreet werpt hij je zo’n domme blik toe dat je je nog eenzamer en meer onbegrepen voelt dan voordien. Misschien kan je wel heerlijk met zo’n beest knuffelen maar dat zie ik in die wei nooit gebeuren. Echt leuk is die wei ook niet. Een lap gras met een hoge metalen draad. Het is dus ook niet zo dat de eigenaar zijn alpaca’s heeft gered van een oersaai leven op de hoogvlakten van Bolivia en hen hier in Vlaanderen significant meer afwisseling biedt. Maar laatst heb ik wellicht zijn beweegreden ontdekt. Ik had zo’n dag waarop alles tegenzit maar klagen geen optie is omdat de kindjes in Afrika honger hebben. Toen reed ik voorbij de alpaca’s. Ze stonden naast elkaar, van klein naar groot, van licht naar donker. Beige,lichtbruin, donkerbruin en zwart.
Dat was zo’n idioot zicht dat ik hardop moest lachen. En toen snapte ik het. De eigenaar van die alpaca’s kan het leven niet aan. Die worstelt voortdurend met donkere gedachten. Tot hij naar buiten kijkt en die vier beesten op kleur gerangschikt voor zijn raam ziet staan. Dan vergeet hij al zijn zorgen en rolt hij gierend over de grond.

Beluister het geluidsfragment hier.

Sorry voor alles

Ook ik keek naar 'Sorry voor Alles', die heerlijke nieuwe zondagavondshow op Eén waarbij iemand naar de studio wordt gelokt om daar te horen dat zijn/haar leven een maand lang in scène werd gezet én gefilmd. Zondag was het de beurt aan Ann-Sophie, een roze troetelbeer geïncarneerd als een 23-jarige studente uit Loppem. Dat lacht, dat vindt alles tof, dat is de goedheid in persoon - een gedroomde kandidate voor een programma als dit. Aan mij zouden ze minder hebben. Ik zou op die beelden mensenschuw lopen te wezen, op een drol uitschuiven, stiepelzat om mijn eigen grappen ­lachen en betrapt worden op neuspeuteren in de file, roddelen over Tanja Dexters en masturberen met een schuine blik naar een poster van Bart Kaëll. Om dan uiteindelijk niet te kunnen stoppen met wenen in de studio. Nee, even serieus, ik moet er niet aan denken dat ze mijn leven zouden filmen. Weg privacy. In mijn ­columns kies ik tenminste zélf wat ik prijsgeef.
Op de sociale media verbaast men zich erover dat Ann-Sophie het niet doorhad. Dat ze zich niet verwonderde over al die uitzonderlijke situaties. Wel, ik denk dat heel wat mensen dat niet zouden doorzien. Vermoedelijk smeult bij velen het sprankje hoop dat ze op een dag het bijzondere leven krijgen dat bij hun bijzondere persoonlijkheid past. Al was het maar voor even, om later aan de kleinkinderen te kunnen vertellen. Zoals Ann-Sophie over zestig jaar tandeloos zal herhalen: “En toen kroop de bomma op een rodeostier en krijste ze luid mee met Rammstein.”
Dat Ann-Sophie getuige was op een fake huwelijk heeft haar gekwetst, las ik. Begrijpelijk. Anderzijds is zij dankzij 'Sorry voor Alles' wel héél wat dure prijzen rijker. Ik ben ooit járenlang door een man belogen en dat leverde me géén roadtrip doorheen Amerika op. Gelukkig kwam het ook niet op tv.
Afwisselend geven Fleur van Groningen en Nico Dijkshoorn hun eigen kijk op de actualiteit. 'Sorry voor alles' verscheen op 07/09/2016 in Het Nieuwsblad.

05 september 2016

Diepmenselijk gedicht

Een week neem ik het Middagjournaal van Nieuwe Feiten (12:00u - 13:00u) op Radio 1 voor mijn rekening. Het geluidsfragment herbeluister je hier. 

Diepmenselijk gedicht

Mijn nieuwe huis ligt in een natuurgebied waar men het al eens graag op een fietsen zet.Mijn nieuwe badkamer bevindt zich aan de straatkant en heeft een hoog, troebel raam. Dat staat vaak op een kier en telkens als ik me was, hoor ik daar flarden van gesprekken doorheen komen. Mensen die voorbij trappen en wiens woorden kort boven het bad blijven hangen, als heldere dwaallichten die even oplichten om niet veel later onherroepelijk weer uit te doven.
Het lijken de strofes van een diepmenselijk gedicht. Steeds betreft het een tweetal zinnen. Dan zit ik met mijn blote billen op het koele email mijn oksels in te soppen en hoor ik de zoveelste beknopte dialoog tussen moeder en kind, vrienden of vriendinnen, man en vrouw. Over wat hen – of toch één van hen- op dat moment meer bezighoudt dan de schitterende omgeving.
Het geeft een beeld van deze samenleving, de tijdsgeest, ons dagelijks bestaan. Daarom, beste luisteraar, ben ik de strofes gaan noteren. Graag lees ik u het gedicht van de afgelopen dagen voor:
- Hij heeft een schadevergoeding van negenhonderd euro gevraagd!
- Groot gelijk, hij had voor meer kunnen gaan.
- Jean, Jean! Luister naar uw mama!
- NEEE!
- Naar ’t schijnt heeft hij een minnares in een ander dorp.
- Pff, ‘t zou me niets verbazen, de oude snoeper…
- Ik heb schrik dat mijn beroep te vrouwelijk wordt.
- Ik heb het haar al zo vaak gezegd! Wie niet horen wil moet voelen.
- En ze zegt dat ze artrose heeft maar ik geloof het niet. ’t Is een manier om aandacht te krijgen.
- Ik had 53 kilometer gedaan en hij maar 18. En toch klagen hé, man! Toch klagen!
- Zeg, hebt gij die nieuwe velgen gezien? Wat moet dat wel niet gekost hebben!
- Die mensen denken dat ze zich alles kunnen permitteren.
- Die heeft zot veel gezopen want die was gebuisd voor haar herexamen.
- Het was een keitoffe date maar hij heeft mij al een week niet gebeld.
- Die gast heeft gewoon schrik om aan zijn gevoelens toe te geven.
- Zeg Maria, zijn er nog worstjes?

03 september 2016

Alles schuift op

Op weg naar huis stop ik bij het ouderlijk huis. In mijn vuile kleren stap ik de keuken binnen. Mijn familie zit aan tafel te eten. “Ha, daar heb je onze bouwvakker”, lacht mijn oom. “Wat ben je stoffig!”, verzucht mijn grootmoeder vanuit haar rolstoel.  “Wil je mee-eten?”, vraagt mijn moeder. Ik weiger, ik ben misselijk. Als ik bij hen ga zitten, vallen er brokjes puin uit mijn opgestoken haar op tafel. De voorbije dagen heb ik cement van vloertegels en bezetsel van muren gebeiteld, behang afgestoken, stenen versjouwd en eten klaargemaakt voor mijn vriend en zijn kameraad, die het écht zware werk verrichtten. Mijn hele lijf doet pijn. Doodmoe ben ik, en we zijn nog maar nét aan het verbouwen van ons nieuwe huis begonnen. Mijn vriend combineert dat met lange dagen op een filmset, ik met mijn schrijfwerk. Het is een zware periode maar we klagen (nog) niet.  Uiteindelijk dient al dat labeur een heerlijk doel: onze gezamenlijke toekomst.

Toch, als mijn moeder me een mok thee aanreikt, merk ik hoe zeer ik ernaar verlang om verzorgd te worden. Om even niet de eindverantwoordelijkheid te dragen en iemands kind te zijn.
Het is alsof ik doe alsof ik volwassen ben. Alsof van bank tot bank trekken voor gesprekken over cijfers, handtekeningen uitwisselen met notarissen en de breekhamer hanteren, voor mij dagelijks kost zijn. Terwijl ik in werkelijkheid bang ben dat ik het niet goed doe en het niet goed komt. Maar misschien deden mijn ouders vroeger ook maar wat. Waar is de tijd dat zij dertigers waren en ik geloofde dat zij alles wisten dat er te weten valt? In de ogen van mijn pleegvader lees ik vanavond respect. “Blijf wel naar je lichaam luisteren en neem tijdig rust”, adviseert hij. Mijn moeder knikt beamend. Wat ik hen niet verteld heb, is dat ik denk dat ik per ongeluk zwanger ben. Volgens dokter Google heb ik alle symptomen. Ik herken mijn eigen lijf niet en word heen en weer geslingerd tussen voorzichtige blijdschap en onversneden paniek.

Na het eten wil mijn grootmoeder gaan slapen. Als ik haar goedenacht kom wensen, zit ze op bed, in haar zelfgemaakte nachtpon. Ze prutst aan de knoopjes van haar mouwtjes. De dunne witte stof steekt helder af tegen haar papierachtige hals en polsen. De strikjes en strookjes lijken te frivool voor haar broze, gebogen rug. Als ik me buk om haar te helpen, kijkt ze met grote, kinderlijke ogen naar me op. Mijn gladde vingers raken haar gerimpelde huid. Terwijl ik de parelmoeren knoopjes ferm in hun gaatjes duw, vallen mijn pijnlijke, gezwollen borsten naar voren. Tegenover mijn oude grootmoedertje lijk ik wel een reuzin. Een vruchtbare moeder met een stokoud baby’tje. Waar is de tijd dat zij mijn kleertjes dichtknoopte? Alles schuift op. Ik weet niet of ik daar klaar voor ben.

Als ik later die avond door het donker naar huis rijd, komen de buikkrampen opzetten. Ik weet wat dat betekent. Ik blijf iemands kind maar word voorlopig niemands moeder. De angst voor verandering lost op in de nacht en een meedogenloze leegte maakt zich van me meester. Misschien begon ik nét te geloven dat ik meer kan dan ik voor mogelijk hield.

'Alles schuift op' verscheen op 03/09/2016 in Het Nieuwsblad Magazine.