27 september 2014

LIEFDESPERIKELEN

Ik was uitgenodigd op een feestje waar heel wat vriendinnen zouden zijn die ik al een paar jaar niet meer had gezien. Destijds vormden zij een hecht groepje waar mijn beste vriendin en ik ons bij aansloten nadat we elkaar in het uitgaansleven hadden ontmoet. Allemaal waren we vrijgezel – de één al verstokter dan de ander- en droomden van de liefde. Op café bespraken we de toestand  van ons liefdespad –  minstens zo erbarmelijk als die van de Belgische wegen. Sommigen van ons hoopten diezelfde avond nog op verlossing, in de vorm van een uitverkorene of nagelnieuw liefdesproject. Meestal kwam die niet. Op zo’n avond, nadat ik wéér had gevloekt op het kloterige gedrag van mijn ex, besefte ik plots dat ik eigenlijk boos was op mezelf. Omdat ik had toegelaten om zo behandeld te worden. Ik begreep  dat ik de relatie met mezelf moest verbeteren, voor ik er één met een ander begon. Daarom trok ik om me terug uit het uitgaansleven / de liefdesjacht. Op café zou mijn leven niet veranderen. En geen enkele man kon me beschermen voor de spoken in mijn hoofd. In mijn huisje in het bos, focuste ik me op mijn werk en sleutelde aan mezelf. Maanden later werd ik verliefd op mijn huidig lief, die ik via mijn werk ontmoette. Daarna ging ik nog zelden uit. Soms fietste ik ‘s avonds voorbij één van ‘onze’ stekjes en zag dan bekende cafégezichten staan roken op het terras. Nooit bekroop me het gevoel dat ik iets miste. Het contact met mijn vriendinnen verwaterde.

Die avond zag ik hen terug en dat deed me plezier. Ze zagen er zo goed uit. Mooi. Vrolijk. Stralend. Stuk voor stuk hadden ze de liefde gevonden. Naast me zat een vriendin die lang alleen was geweest. Maar nu zat haar kersverse lief naast haar. Ik moest glimlachen omdat hij haar smoorverliefd aanstaarde en onmogelijk van haar kon afblijven. Terwijl zij vertelde dat ze elkaar hadden ontmoet nét nadat zij had besloten dat ze zo goed in haar vel zat dat ze geen lief nodig had, zag ik zijn hand voortdurend over haar heen kruipen. Over haar been, hals en rug, als een rusteloos huisdier dat maar niet kon besluiten waar het zich zou nestelen. Aan de overkant van onze tafel werd één van onze vriendinnen gekust door haar nieuwe liefde. ‘Een echte vent, dat heeft ze nodig’, mompelde ik terwijl ik zag hoe zijn gespierde, behaarde armen haar tegen zijn geruit hemd trokken. Later vertelde hij dat hij al jaren vrijgezel was en de liefde had opgegeven, totdat  hij mijn vriendin zag en wist dat zij de juiste was. Terwijl hoorde ik de man naast me enthousiast vertellen over een andere vriendin, die met hun pasgeboren baby thuis zat, en kwam er nog een vriendin bij me zitten. Haar had ik voor het laatst gesproken toen ze een relatiebreuk probeerde te verwerken, maar nu beschreef ze de eigenschappen van haar nieuwe vriend  en wat ze daarvan leerde.

De dag daarop nam een jonge vrouw me in vertrouwen. Ze bleek, net als ik vroeger,  bang om haar hele leven alleen te blijven. Dat de liefde haar vast zou vinden, antwoordde ik en vertelde over mijn vriendinnen. Maar dat ze een relatie misschien niet moest idealiseren. Mijn zoektocht naar de liefde, kwam destijds voort uit een gebrek aan eigenliefde. En toen ik een relatie kreeg, bleek dat geen perfecte versmelting van volledig gelijkgestemde zielen, maar een tedere  arena waarin twee mensen elkaar met hun blinde vlekken confronteren. ‘Vroeger dacht ik dat mijn geliefde mij zou redden’, zei ik. ‘Nu weet ik dat ik dat zelf moet doen. Daarbij is zijn liefde natuurlijk wél een enorme steun. Hij is mijn allerbeste vriend. Maar soms is het gemakkelijker om alleen te zijn, omdat er je dan minder spiegels worden voorgehouden.’ Ze staarde me aan. Ze vond me vast vreselijk onromantisch.

(Verschenen in Het Nieuwsblad, 27/09/2014) 

26 september 2014

WAT ZIJN DE GEVOLGEN VAN ONBEKENDEN KNUFFELEN?

Luizen. Diefstal. De teloorgang van ons mededogen.

...wat de gevolgen zijn van onbekenden knuffelen

Ik heb een hekel aan het k-woord. Als ik me rot voel en iemand zegt: ‘Kom hier, dat ik u knuffel’,  bezorgt dat me het gevoel alsof ik ter plekke in een wollige, citroengele knuffelbeer verander. Eén met een bolle regenboogbuik, waaruit een vrolijk ‘Jippie, jippie’ klinkt als er even aan mijn pluizig staartje wordt getrokken, ongeacht de dramatische toestand van mijn hart. Maar goed, blijkbaar ben ik een uitzondering. Want in mijn omgeving is het k-woord populair. Ja, zodra het wordt uitgesproken zie ik mensen behaaglijk zuchtend in elkaars armen vallen. Iedereen wil knuffelen. En nu is er dus het logische vervolg: Cuddlr, de app voor al wie de onbedwingbare behoefte voelt om eens een volstrekt onbekende te knuffelen.  Cuddlr baseert zich op de locatie van de gebruiker en stelt hem mensen voor die vlakbij zijn en ook voor zo’n knuffelbeurt te vinden zijn. Op het schermpje verschijnen namen en foto’s van potentiëel knuffelmateriaal en als beide partijen elkaar binnen het kwartier goedkeuren, kunnen ze een bericht sturen om af te spreken. Onderweg zien ze dan op hun schermpje hoe de ander hen nadert: zomaar vanachter een vuilbak springen ter verrassing, is er niet bij. Blokkeren kan ook. Zelfs als de ander al onderweg is maar u zich plots herinnert dat uw vrouw u van de trein komt ophalen, zij het vreemd zal vinden om u innig verstrengeld met een onbekende meneer met bril en baard aan te treffen, en u hinderlijke gesprekken wil voorkomen.

Prestatiegericht
Voor u aan de slag gaat, dient u wel de spelregels te kennen. Volgens Charlie Williams, de man achter Cuddlr, duurt een knuffel langer dan een eenvoudige omhelzing maar is ze korter dan een date. Het kan dus uren duren, maar gewoon nét niet lang genoeg om de rekening te betalen. Volgens Williams mag een knuffel op elk moment op een respectvolle manier beëindigd worden. Iets in de trant van: ‘Zo is het wel genoeg, beste kerel, we staan hier tenslotte al 87 minuten op een winderig perron,  ik heb drie treinen gemist en mijn vrouw wacht thuis met bloemkool en worst.’ Eenmaal u zich van de ander hebt kunnen losmaken, mag u de knuffelsessie online beoordelen. Luizen lijken mij een minpunt. Een walgelijke lichaamsgeur in combinatie met zeer gespierde armen waaruit u niet losgeraakt, ook. Maar hoe hoger u zelf scoort, hoe populairder u bij de andere gebruikers zal zijn. Of hoe onze prestatiegerichte maatschappij nu zelfs ons mededogen corrumpeert.

Mannenhaatsters
Nu weet ik wat u denkt. Ik denk het zelf ook. Die knuffel-app zal gauw misbruikt worden voor andere doeleinden. Volgens Williams is Cuddlr heel onschuldig: gebruikers hoeven geen oninteressant gesprek uit te zitten alvorens tot hun geliefkoosde activiteit over te kunnen gaan. Ideaal voor knuffelverslaafden, die alle dementerenden van het plaatselijke rusthuis al zes keer  hebben ‘gehad’ en eens wat anders willen. Maar natuurlijk is het ook de ideale app voor mensen met een andere geliefkoosde bezigheid. Verstokte mannenhaatsters kunnen dankzij Cuddlr heel wat mannen op een onverwacht knietje trakteren. En hoe zult u ooit weten wie van uw zeven knuffelaars die dag een zakkenroller was? Wat als u een knuffelstalker krijgt, die op de gekste plekken opduikt, met uitgestrekte armen en een griezelige smile?  Hoe kan u navertellen welke knuffelaar een mes tussen uw ribben plantte? En uit cijfers van het Belgische departement van de zelfhulpgroep Sexaholics Anonymous  -waarbij u die zelfhulp niet te letterlijk mag nemen want masturbatie wordt er verboden, ook in groep-  blijkt dat dit jaar 40 procent meer seksverslaafden hulp zochten. Wat betekent dat er steeds bijkomen. Volgens seksuoloog Koen Baeten zijn er geen betrouwbare cijfers over seksverslaafden in ons land, omdat niet iedereen ervoor uitkomt. Het is dus goed mogelijk dat u binnenkort in alle onschuld een seksverslaafde staat te knuffelen. En gezien recent onderzoek leert dat mensen veel sneller op een verzoek ingaan als zij een warme drank in de hand houden, zou uw knuffelsessie aan de publieke koffieautomaat, zomaar kunnen uitmonden in een vluggertje op het toilet. Leg dat maar eens uit aan uw partner. Persoonlijk vind ik die warme drank wél een briljant excuus.


(Verschenen in Het Nieuwsblad, 26/09/2014)



20 september 2014

GEZONGEN DAGBOEK

‘O ja, ik ben terug aan het spelen’, zeg ik tegen mijn moeder terwijl ik in mijn auto stap. Ze weet wel wat ik bedoel. Niet zoals vroeger, met autootjes in de zandbak. Snel loopt ze naar haar auto, trekt iets uit het dashboard en drukt het plechtig in mijn handen. ‘Hier’, zegt ze, ‘Ik ben er toevallig al dagen naar aan ‘t luisteren. Het zijn fantastische liedjes… ik geef ze niet graag af. Maar eigenlijk behoort deze cd jou toe.’ Ik staar naar het witte schijfje. De datum van de live-opname is er met zwarte alcoholstift opgeschreven. Het is al jaren geleden maar ik herinner me die avond nog goed. Hoe ik achter de piano plaats nam, mijn vingers op de toetsen legde en begon te zingen. En vooral: hoe de zenuwen door mijn lijf gierden.

Oorspronkelijk was het plan ‘kunstschilder worden’ en wilde ik me na mijn opleiding op een middelbare kunstschool, aan de academie inschrijven. Maar op die kunstschool benamen enkele gedemotiveerde leerkrachten me alle goesting om nog een potlood of penseel te hanteren.  Dus besloot ik muzikant te worden. Ik speelde immers al sinds mijn zevende piano en omdat mijn toenmalige lerares me steeds boogiewoogies had laten instuderen terwijl ik naar dramatische  stukken verlangde, was ik zelf gaan componeren. Wat niet meteen in onvergetelijk werk resulteerde - al was er het lied ‘Godelieve, ‘k zie je elke dag bij de giraf’, dat mijn oudste stiefzus keer op keer op de kast joeg en waar ik nog steeds grijnzend aan terugdenk. Toen ik in een Indiase sekte belandde waar ‘s weekends in grote getale bhajans werden gezongen – begeleid door handgeklap, Indiase harmoniums en tamboerijnen – zette me dat aan tot nadenken over strofes en refreinen. En zo begon ik zelf liedjes te schrijven. Engelstalige luisterliedjes met invloeden van klassiek en filmmuziek, waarmee ik, nadat ik de sekte achter me had gelaten, vanaf mijn twintigste ook ging optreden. Ik werkte samen met verschillende producers, kreeg kansen en teleurstellingen te verwerken, won een wedstrijd en bevocht mijn onzekerheid. Maar op een dag kon ik aan de slag als cartooniste. Ik nam het potlood toch weer ter hand en borg mijn muzikale droom op bij de diepvrieserwten in het vriesvak. Voor later. Al bleef ik de muziek missen.

Van het laatste optreden houd ik nu het bewijs in handen: die avond werd alles opgenomen. Daarom mocht ik er geen noot naast zitten. Maar door de zenuwen zat ik er hier en daar toch even naast. Niet opvallend voor wie mijn liedjes niet goed kende maar frustrerend voor mezelf: ik wist dat ik beter kon. Bovendien is het een ‘droge’ opname: geen galm, geen weloverwogen balans tussen piano en stem. De opname diende enkel om vier liedjes uit te selecteren voor een demo, die dan wel zo’n galmpje kregen. Sindsdien heb ik de cd nooit meer beluisterd. Confronterend om mezelf nu toch weer in die kwetsbare positie te zullen horen. Ik kus mijn moeder, laat het cd’tje behoedzaam in de cd-speler glijden en rijd weg. Onderweg komt alles terug.

Terwijl bossen en velden baan ruimen voor herenhuizen en appartementsgebouwen, beluister ik mijn zielenroerselen van de voorbije tien jaar. Een gezongen dagboek. Ik was nog niet zo stom, denk ik opgelucht. Maar de liefde wilde duidelijk niet lukken.  Die avond laat ik mijn lief, die enkel de demo-opnamen van op Youtube kent, het hele plaatje horen. ‘Goedenavond,  ik ben Fleur en speel eigen nummers voor u, over het leven en de liefde’, kondigt mijn jongere stem aan. ‘Dag Fleur,’ antwoordt mijn lief tegen de boxen. ‘Nog even volhouden, over een paar jaar kom ik u poepen.’ Ik schater het uit en daarna luistert hij ernstig verder, terwijl ik de afwas doe. ‘Dit is écht goed’, beslist hij. ‘Hier moét je wat mee doen.’ Ik glimlach.

(Verschenen in Het Nieuwsblad Magazine, 20/09/2014)


Extra:

19 september 2014

HOE WORDEN WE GELUKKIG VAN ONZE RELATIE?

Dubbelzinnige vragen stellen. Ballroomdansen. Sokken hoog optrekken.

… hoe worden we gelukkig van onze relatie?

Een relatie. Dat betekent al het afgrijselijke  van shoppen met uw eega –  toch als we Geubels en de Belgen mogen geloven.  Jarenlang schipperen tussen twee partners – zoals Herbert Flack en zijn Belgen. Uitzoeken of liefde genoeg is – net als Louis Talpe en zijn kerverse ex. Of de liefde testen op de dansvloer – kijk maar naar Josje en Kevin die zullen swingen in Dansdate, een VTM-programma voor BV’s die slechts kunnen achterhalen hoe het met hun liefdesleven gesteld is middels lovertjes en chachacha.  Nee, zo’n relatie klinkt niet eenvoudig. Maar goed, het is zo vaak gezegd: liefde is een werkwoord. Nu was dat misschien nog te doen in tijden van cholera maar ik zou denken dat men zo’n extra job liever vermijdt in tijden van burn-out. Niet dus. Daten blijft populair. Misschien omdat een aantrekkelijke onbekende  vergelijkbaar is met een vlekkeloos beamerscherm: u kan er de oplossing voor al uw problemen op projecteren. Zolang u niet weet met welke issues hij zelf kampt, natuurlijk.
Mannen erbij lappen
Omdat zo’n relatie toch bloed, zweet en wilde manen kost,  stellen de meesten wél wat eisen aan hun partner. De Duitse Katja W. zocht uit wat heteromannen willen. Daarvoor deelde ze het fenomeen ‘vrouw’ op in 12 stereotypen – iets waarmee alleen een vrouw wegkomt en dan ook énkel als het dient om mannen erbij te lappen. Het resultaat is een lijst die me spontaan PMS bezorgt:  het  lieve goedzakje, de verstikkende aanhoudster, het naïeve fuifbeest, de dichtende droomster, de triestige, de mysterieuze seksgodin, de spirituele,  de harde tante, de eeuwige twijfelaarster, de sportieve,  de uitdaagster die dubbelzinnige vragen stelt en de boerendochter die wil baren. Voor elk typetje ging Katja W. anders op de foto en richtte ze een facebookprofiel op. Het populairste bleek ‘de uitdaagster’, tweedes kwam ‘het fuifbeest’,  derdes ‘de seksgodin’. Mannen verwachten dus het onmogelijke: een vrouw die zo veel mogelijk seks en lol, en zo min mogelijk problemen oplevert.  Misschien niet zo verrassend. Ach, het experiment is sowieso tijdverlies. Want wat mannen willen, doet er niet toe. Toch niet in relatieland. Nee, volgens een recent Amerikaans onderzoek hangt het geluk van een man volledig af van zijn vrouw. Als zij gelukkig is, hij ook. Zélfs als hij niet tevreden is met hun relatie. Wat goeiig! Als we Kevin binnenkort zien stralen in Dansdate, is dat dus niet vanwege zijn danspakje maar gewoon, omdat Josje zo blij is. Ik vind dat ontroerend.

Sokken feng shui
Het draait dus om wat vrouwen willen. En dankzij Singl3s, dat dating-programma op VIJF, waarin drie giebelende grietjes de ene kerel na de andere keuren (en toelichten hoe zij hun schaamhaar onderhouden of een verdwaalde prins Albert uit hun lichaam verwijderen), krijgen we daar een duidelijk beeld van. Ik herinner me uitspraken als ‘Amai die verdient precies goed, als hij er even goed uitziet als zijn cabrio, zit dat snor!’, ‘Schoenmaat 50? Als de rest ook zo groot is…’, ‘Zo plezant dat gij uw sokken hoog optrekt’ en ‘Hij moet wekelijks de strijk doen, ik zal hem betalen met dienstenseks.’ Toen Jeff Hoeyberghs beweerde dat vrouwen hoeren zijn en enkel hun leeftijd de prijs en het betaalmiddel verandert, stonden de meesten nog te schuimbekken. Maar als drie datelustige deerntjes die uitspraak schijnbaar bevestigen, is er niks aan de hand. Presentatrice Annelien Coorevits – auteur van ‘Eerste Hulp Bij Daten' – adviseerde de meisjes om de kledingstijl van mannen te negeren omdat zij die toch kunnen veranderen en daar veel voldoening uit putten. Ook al is een man verknocht aan zijn Iron Maiden T-shirts, als vrouwlief gelukkig wordt van Hugo Boss, hij automatisch ook. Wat goeiig! Vrouwen hebben dus maar één eis: de boel naar hun hand zetten. Ze verdiepen zich slechts in factoren waarover ze weinig tot geen macht hebben. Zijn bankrekening, het formaat van zijn geslacht of zijn gebrek aan talent voor sokken feng shui. Ergo: een man die geluk in de liefde zoekt,  hoeft zich niet te verdiepen in de grillige voorkeuren van zijn beminde. Hij presenteert zich best als een IKEA-keuken: neutraal, veelzijdig inzetbaar en te costumizen naar smaak. Iedereen content.




(Verschenen in Het Nieuwsblad 19/09/2014)


18 september 2014

VROUWEN EN HUMOR


Op 29 mei 2014 waren Eva Mouton en Fleur van Groningen te gast in Hotel M op Eén omdat er in Hautekiet was beweerd dat vrouwen geen humor hebben en Marcel Vanthilt zich afvroeg of dat wel waar was...

Bekijk het fragment op: https://www.youtube.com/watch?v=BgXKepy81t8








15 september 2014

INTERVIEW: ELISE CALUWAERTS

“Vroeger kende ik enkel verliefdheid: gepassioneerd hunkeren. Nu weet ik wat liefde is”

Op 21 september brengt sopraan Elise Caluwaerts haar eerste solo-cd uit: Nightfall. Een romantische combinatie van zang en piano, die haar tienjarige samenwerking met pianist Kim Van Den Brempt bekroont. Fraaie avondjurken, internationale tournees en vurige liefdes:  het leven van Elise spreekt tot de verbeelding. Maar achter al die glamour gaat een ijzeren discipline schuil.

Tekst: Fleur van Groningen
We hebben afgesproken op het terras van het  Antwerpse jazzcafé De Hopper. Het giet pijpenstelen en op de meeste tafeltjes spatten de druppels uiteen. Maar Elise heeft een knus plekje onder de luifel gevonden, vlak bij de verwarming. Terwijl ik van mijn dampende koffie nip, vist Elise de foto van de cd-hoes uit haar handtas. ‘Kijk, deze is ‘s nachts op de Kalmthoutse Heide genomen! Het was ijskoud, mijn pianist en ik poseerden in een ongewone houding en vielen regelmatig. Ik droeg één van mijn concertjurken en kwam onder de modder te zitten. Veel foto’s waren onbruikbaar omdat ik voortdurend de slappe lach had!’
Vallen bij nacht... Past bij de titel van je cd. 
Die titel is de rode draad in de muziek die we hebben opgenomen. Werk van Claude Debussy, Richard Strauss, Alban Berg en Hanns Eisler. Allemaal met hetzelfde thema: nacht. Het is een romantische cd maar ook een stukje muziekgeschiedenis: de componisten volgen elkaar op in tijd. Debussy, dat is impressionistisch. Dan maken we de hoogromantiek mee met Strauss. Daarop volgt Berg met de late romantiek en Eisler met veel moderner, expressionistisch werk.
Wat inspireerde je om deze cd te maken?
Mijn pianist, Kim Van Den Brempt, en ik vormen al tien jaar een duo. Dat wilden we bezegelen.
Tien jaar met dezelfde pianist. Een solide huwelijk en nu dus ook een kindje?
(Lacht) Zoiets! Wij waren al hele goede vrienden voor we samenwerkten. De afgelopen jaren is onze band alleen maar hechter geworden. Wij voeren ook gesprekken die niet over werk gaan. Kim weet alles over mij. Juist omdat hij niet mijn lief is maar mijn maatje. We vullen elkaar aan. Als ik mijn geduld verlies, relativeert hij in mijn plaats. Wat ik ook bij hem doe, als hij zich ergens druk over maakt. Zoals dit project. Dat was best zwaar. We dragen het financieel volledig zelf – een dure zaak- en hebben alle keuzes onafhankelijk gemaakt. We wilden iets dat echt van ons was. Geen compromissen.
Wat maakt dit project zo duur?
We hebben voor kwaliteit gekozen. De foto’s in het cd-boekje zijn van Athos Burez. De opnames gebeurden bij ARS, werkelijk fantastisch qua opnametechniek. We hebben gewerkt met een prachtige Steinway vleugel. Tijdens de opnames had ik een coach, een ‘extern oor’, want als je intens gefocust bent op de muziek –elke opname moet een topprestatie zijn- kan je geen rekening houden met de akoestiek of de stand van de micro. Daarvoor had ik Franco Farina, een geweldige Amerikaanse operazanger uit Frankrijk. En tot slot hebben we de muziek niet alleen op cd maar ook op vinyl  uitgebracht. Dat is gewoon een betere drager. We zijn heel blij met het resultaat.
Hoe lang duurden de opnames?
Vier dagen, eigenlijk heel kort.
En heel intens?
Superintens. Supervermoeiend. Voor mij betekent dat ook een week niet praten en mijn stem alleen gebruiken om te zingen.
Dat gaan de mannen graag horen. Een knappe vrouw die niet zaagt.
(lacht uitbundig) Vanaf nu willen mannen enkel nog operazangeressen! Nee, eerlijk, dat is best zwaar. Je kan je niet uiten, mag zelfs ’s avonds niet even iemand opbellen… Gelukkig kon ik dan chatten.
Je hebt een glamoureus beroep. Maar achter de schermen is het pure discipline?
Het publiek ziet het resultaat van jaren hard werken. Ik oefen vijf dagen per week, in drukke concertperiodes dagelijks. Vergelijk het met topsport. Je gebruikt je lichaam, spieren en stembanden op extreme wijze. Na een tijd moet je een rustpauze inlassen. Anders put je je  lichaam uit en  ga je op een beschadigende manier zingen. Momenteel heb ik vakantie, dan wordt er niet gezongen. Over een paar weken begin ik terug. Dan heb ik één derde van de tijd dat ik gestopt ben nodig om terug te beginnen. De eerste dag vijf minuutjes. De dag daarop zeven. Tot ik terug aan drie à vier uur zit. Tijdens het oefenen zonder Kim, begeleid ik mezelf op piano.
Je woont in een appartement. Wat vinden de buren van jouw zangoefeningen? Ik stel me voor hoe jij voor het open raam zingt en de hele buurt ademloos uit hun raam hangt te luisteren.
(lacht) Tuurlijk…. en op het plein voor mijn deur staan er duizenden te applaudisseren… Niet dus! Nee, telkens ik verhuis ga ik even bij de buren checken of ze die zangoefeningen wel oké vinden. Tot nog toe was dat geen probleem. Ze vinden het zelfs leuk, komen naar mijn concerten, vragen in de gang wat ze hebben gehoord. Dan leg ik uit: dat was Verdi. Of Puccini. Tof! Toch oefen ik alleen ‘s zomers met de ramen open. Ik wil niemand op de zenuwen werken.
Luister je enkel naar klassieke muziek of staat pakweg Studio Brussel ook wel eens op?
Ik luister ook naar wereldmuziek, tango, jazz, hiphop… Het hangt van mijn stemming af. Maar de radio zal niet snel aanstaan. Ik ben getraind om heel gericht te luisteren. Voor mij bestaat ‘achtergrondmuziek’ niet:  ik kan niet iets niét horen. Radio is dus te vermoeiend.
Je staat regelmatig op het podium. Hoe belangrijk is je uiterlijk voor je?
Dat is belangrijk voor mijn werk. Vroeger was ik model en dat overkomt me soms nog. Daar heb ik een passie voor mooie kleren aan overgehouden. Ik heb het geluk dat ontwerpers mij vaak concertjurken lenen of zelfs geven. Zoals Natan,  Anna Heylen en Kaat Tilley: haar dochters hebben een fantastische collectie uit. Ook draag ik regelmatig creaties van Kim Stumpf, een Belgische ontwerpster. Voor de concerttour van Nightfall door Vlaanderen, Nederland, Luxemburg en Parijs, heeft zij speciaal een japon ontworpen. Het wordt een elegante, tijdloze operajurk. Wie dat wil zien, is welkom op de concerten! (lacht)  Voor mij is schoonheid wel veel meer dan een mooie jurk of een klassiek gezicht. Het gaat om hoe je in je vel zit. Als je jezelf bent en je eigenaardigheden omarmt, ben je mooi.
Het clichébeeld van de operazangeres is een uit de kluiten gewassen matrone met een stem als een klok. Maar tegenover me zit een frêle elf.
Ik kom niet makkelijk bij en door stress vermager ik veel. Maar ik zing beter als ik die drie kilo extra heb. Dus moet ik bewust eten om op gewicht te blijven. Ik sport ook om een sterk lichaam te hebben. Verder eet ik geen melkproducten omdat die de aanmaak van slijmen stimuleren. Ik rook niet en als ik veel werk drink ik ook geen alcohol. Die discipline brengt mij structuur, focus en zelfvertrouwen. Soms laat ik het los. Dan geniet ik daar intens van.
Wist je al van kinds af aan dat je operazangeres wilde worden?
(glimlacht) Ja. Toen al was zingen hetgeen wat ik het liefste deed en me zielsgelukkig maakte. Als kind zong ik bij koren. Mijn ouders zijn muzikaal en mijn drie zussen en broer zingen en spelen ook piano.
Klinkt als een muzikale Villa Kakelbont, waar zelfs de katten meezongen?
(gniffelt) We hadden ook katten, ja. En een grote tuin. En wij meisjes hadden lange blonde haren en speelden samen quatre-mains op de piano …
Dat doet dan weer denken aan een soft-erotische film…
(Giert het uit) The Sound Of Music? Al vind ik de familie von Trapp niet zo opwindend!
Bilitis!

Die moet ik eens bekijken!
Maar goed. Jij, met je lange blonde haren en zingende katten, wilde dus operazangeres worden.
Na het middelbaar had ik geen zin meer in een schools systeem en koos voor het conservatorium. Maar ook al had ik er ongelooflijk goede docenten, toch was er dat schoolse: notenleer en muziekgeschiedenis waren zeer belangrijk terwijl ik zo veel mogelijk wilde zingen. Ik sleepte me vaak naar de les. Uiteindelijk besloot ik om aan het conservatorium in Den Haag verder te studeren. Daar bleek de aanpak individueler. In Antwerpen had ik een stevige basis gekregen, in Den Haag wachtte me muzikale vrijheid. Ik was er heel gelukkig.
Hoe is de band met je zussen en broer?
Zeer hecht. We staan altijd voor elkaar klaar.
Je zus Charlotte is bekend van de band The Happy en speelt regelmatig bijrollen in fictiereeksen.
Zij is heel artistiek en schrijft ook muziek voor series en reclamespotjes. Mijn andere zus, Cathérine, geeft les in muziek, onze broer Gilles woont in Sardinië en mijn zus Severine is gynaecologe en tropendokter, zij werkt bij het Tropisch Instituut. Drie maanden per jaar werkt ze ook voor Artsen Zonder Grenzen. Daarnaast speelt ze fantastisch piano.
Maar ze combineert de gynaecologie zelden met haar muzikaliteit?
(giert het uit) Een prelude van Chopin om de weeën op te wekken!
Ben jij de middelste?
Ja, dat heeft voor- en nadelen. Je wordt vrijer gelaten maar je hebt geen uitgesproken identiteit zoals de oudste of jongste. Het voelt alsof je minder aandacht krijgt. Wat ik ben gaan compenseren door het podium op te zoeken. Gezien wij met vijf waren denk ik dat we allemaal wel eens het gevoel hadden onzichtbaar te zijn. Maar je zwaktes worden je sterktes  als je ze overwint.
Wat is volgens jou de sleutel tot succes?
Succes, applaus, geld verdienen… dat zijn externe zaken. Je moet dus accepteren dat je die niet altijd zelf in de hand hebt. Maar als ik mijn grootste successen overloop, waren dat keer op keer projecten waarbij ik zo veel mogelijk mezelf was. Ik ben heel eigenzinnig en ga mijn eigen weg, ongeacht wat anderen daarvan vinden. Zo kom ik terecht bij waar ik me goed bij voel. Dat werkt. Dat maakt succesvol. Al relateer ik succes niet aan grote huizen en dikke wagens. Voor mij is iets succesvol als je gevoel erbij ronduit ‘JA!’ is.
Een collega gaf me het beste advies ooit:  ‘Als het niet goed voelt moet je nee zeggen.’ Niet bang zijn voor de gevolgen.  Want als je een keuze maakt, brengt die vaak meer van hetzelfde mee. Daarom is het zo belangrijk om trouw aan jezelf te blijven.
Voor jij je in Antwerpen vestigde, reisde je jarenlang en leefde uit je koffer. Hoe was dat?
Heftig. Nadat ik was afgestudeerd heb ik zeven jaar de wereld rondgereisd met verschillende gezelschappen. New York, Berlijn, Hong Kong, Los Angeles, Moskou… mijn netwerk was internationaal.  Dat bracht veel mensenkennis. Ik voelde me vrij, er waren avonturen, prachtige projecten, wonderlijke collega’s.
Maar je was altijd onderweg. Was dat niet slopend?
Daarom ben ik er ook mee gestopt. Ik raakte mezelf kwijt. Kon nauwelijks iets opbouwen. Daarom wilde ik ook zo graag deze cd maken: dat is iets wat ik wel heb opgebouwd, samen met Kim.
Voor de liefde lijkt dat reizend leven me niet geschikt.
Rauw was het. Om elke keer te merken dat niemand het volhoudt om zo veel gescheiden te zijn. Het begint fantastisch. En als je vaak weg bent, is het ook passioneel. Maar je leert elkaar niet echt kennen. In die tijd kende ik enkel verliefdheid: gepassioneerd hunkeren. Ondertussen weet ik wat liefde is. Ik heb geleerd dat je elkaar soms niet wil zien ook al kan het wel. Dat er soms geen hoogtes en laagtes zijn maar dat rustige middenveld.
Mannen vielen voor het plaatje van de avontuurlijke operazangeres die na elke reis weer fantastische verhalen te vertellen had. Maar ze verdiepten zich niet in mij. Na een tijdje was skypen niet meer spannend. En ik merkte dat onze gesprekken grotendeels uit ‘ik mis u’ bestonden. Op den duur ging ik liever iets eten met collega’s die er wél waren. Zo verlies je elkaar en raak je samen iets kwijt dat er nooit was.
Op een dag had je daar genoeg van?
Nadat een relatie weer om die reden op de klippen was gelopen, was ik moe. Toen heb ik me in Antwerpen gevestigd en een relatie gekregen met Hans Van Nuffel (filmregisseur, nvdr). Dat was een prachtige liefdesgeschiedenis die onderweg in een dierbare vriendschap is overgegaan. Nu treed ik weer veel op in het buitenland. Maar ik bewaak de balans en werk evenveel in eigen land. Ik heb dus wel een thuis, een ankerpunt. Dat maakt me heel gelukkig!
Maar er is momenteel niemand in je leven?
Ik ben single. Er is veel liefde om mij heen, dat is nu genoeg. Ik geloof niet in zoeken naar de liefde. Dat overkomt je. En in tussentijd beleef ik de grote liefde met de muziek: dat is voor altijd, stelt nooit teleur en… dat zaagt ook nooit! (lacht)

Info over concertdata op
www.elisecaluwaerts.com





Kadertjes:

Ze geurt…
Naar Chanel nr 5. Net als Marylin Monroe!

Ze eet…
De Japanse keuken is mijn favoriet. Ik ga graag naar  Yamayu Santatsu in Anwerpen. Of Le John: erg lekker en een mooie locatie. Bistro Du Canal in Brussel is ook heel fijn.

Ze ontspant…
In Sauna SpaSereen, vlakbij Utrecht: een prachtig groot welness complex aan een meer. Vriendelijke bediening, lekker eten en gezellige bed & breakfasts in de buurt. Ik ga graag met vriendinnen, zalig!

Ze kijkt…
Heerlijk: filmpjes kijken in bed. Ik geniet van klassiekers van Fellini, Bergman of Hitchcock. Maar net zo goed moderne films zoals Boyhood van Richard Linklater.

Ze leest…
Eén van mijn lievelingsboeken is De Vulkaanminnaar van Susan Sontag. Een absolute aanrader!



Wie is Elise?

- Elise is coloratuursopraan: gespecialiseerd in het zingen van muziek vol ingewikkelde sprongen en versieringen. Zoals de bekende wraakaria van de Koningin van de Nacht uit de opera De Toverfluit van Mozart.

-Ze studeerde gelijktijdig aan de conservatoria van Antwerpen en Brussel, daarna aan het Koninklijk Conservatorium van Den Haag, waar ze in 2006 Cum Laude afstudeerde.

- Elise werkt als soliste in binnen- en buitenland en zingt met orkesten en ensembles. Europa, China, Japan, Korea, Moskou, New York, Los Angeles passeerden al de revue. Ze wordt vaak gevraagd voor barok, klassiek, romantiek, klassiek, opera en hedendaagse muziek.

- Haar leeftijd houdt ze verborgen, typisch operazangeressen naar ’t schijnt...

-  Ze groeide op in een groot, muzikaal gezin

- Ze was lange tijd samen met regisseur Hans Van Nuffel, filmregisseur van de speelfilm Adem.

- Ze werkte als actrice en zangeres mee aan kunstfilms en was te zien in een videoclip van Dez Mona, geregisseerd door haar ex.









 Dit interview verscheen in Het Nieuwsblad Magazine op 13/09/2014


13 september 2014

VERANDERD

Met één van mijn lievelingsnummers van Arcade Fire op repeat, voert mijn auto me langs bossen, velden en apocalyptische wolkenformaties richting het ouderlijk huis, waar er cadeautjes wachten. De volgende dag is het namelijk mijn verjaardag. En dat doet me nadenken over mijn leven. Over het kind dat ik was, het meisje, de jonge vrouw. Over de dromen, de teleurstellingen, de opofferingen de verrassingen. De mensen, warm of koud, en de rol die ze hebben gespeeld of nog steeds spelen. Over gebeurtenissen die nooit werden vergeten, omdat ze diep op me inhakten of de geboorte van nieuwe hoop inleidden. Maar in tegenstelling tot vroeger, ja, zelfs tot enkele maanden geleden, herinner ik me dit alles zonder gevoelens van verzet. Zonder angst, zonder verdriet, zonder afkeer. In mijn borst woont slechts een stille rust. Het lijkt verdacht veel op acceptatie.

‘Misschien is dit wel mijn mooiste verjaardagscadeau’, bedenk ik, als ik bevroed dat ik iets heb bereikt waarvan ik dacht dat het onbereikbaar was: vrede met het verleden. Ja, ik heb ooit vreselijke dingen meegemaakt. Maar nu zijn die voorbij. De lessen zijn geleerd, de wonden genezen. Wat overblijft is slechts littekenweefsel dat misschien nog wel eens zal jeuken of prikken, maar de bekende rauwe pijn heb ik al even niet meer gevoeld. Die lijkt voorgoed verdwenen. En dus is er nu plaats voor andere dingen. Fijnere dingen. De regen petst op de voorruit. Ik kijk naar het wuivende kind in de auto voor me en wuif vrolijk terug.

Vroeger leefde ik pijnvermijdend.  Gezien mijn verleden wilde ik mezelf beschermen. Maar nu ben ik niet meer zo bang. Ik aanvaard het om soms ook te lijden. Omdat ik begrijp dat het niet wordt veroorzaakt door de situatie, maar door mijn interpretatie van die situatie. Ik kwets mezelf, met mijn gedachten. Iemand zegt bijvoorbeeld iets en ik geef die woorden een betekenis, gebaseerd op mijn ervaringen, achtergrond en zelfkritiek. Zo kan ik me afgewezen voelen, in plaats van gewoon te luisteren en te horen wat de ander eigenlijk over zichzelf verklapt. De afgelopen maanden heb ik me gefocust op de scheidingslijn tussen situatie en interpretatie. Waar stopt het ene, waar begint het andere? Waarom geef ik deze betekenis aan wat er is gebeurd? Is er een andere betekenis mogelijk? Of kan ik ook gewoon getuige zijn, zonder alles te kaderen met snelle conclusies? Dat bleek inderdaad mogelijk. En telkens me dat lukt, betreed ik een stille, ruime wereld, waar alles en iedereen gewoon is. Zonder meer. Lukt het me niet, dan confronteert mijn pijn me met  iets waarover ik nog niet alles heb geleerd. Het is allebei constructief.

Later die avond, nadat ik mijn kussen en cadeautjes heb gekregen, sta ik de afwas te doen in de keuken van mijn ouders. Terwijl inspecteert mijn grootmoeder vanuit haar rolstoel hardop mijn figuur.  Zij heeft altijd al de gewoonte gehad om de eigenaardigheden van andermans lichaam met de aanwezigen te bespreken, alsof het een illustratie van de blokhoofdwesp in het insectenhandboek betreft. Ze beseft niet dat zoiets voor de ander onprettig kan zijn; ze heeft veel kwaliteiten maar empathie is niet haar grootste. Bovendien gebeurt er nog zo weinig in haar leven om zich over te verwonderen. Dus negeer ik mijn complexen maar en gun haar mijn afwijkingen. Als ze niet veel later door mijn moeder met rolstoel en al naar haar slaapkamer wordt gemanoeuvreerd, hoor ik haar in de gang zeggen: ‘ Fleurtje heeft de afwas goed gedaan, blijkbaar kan ze dat.’ ‘Natuurlijk kan ze dat’, hoor ik mijn moeder antwoorden. ‘Ze is bijna tweeëndertig.’ Waarop mijn grootmoeder:  ‘Ze is veranderd. Geen idee wat het is.’ Ik glimlach. Als zelfs mijn grootmoeder het merkt, moet het wel zo zijn.


(Verschenen in Het Nieuwsblad Magazine, 13/09/2014)

12 september 2014

WAT KUNNEN WE LEREN VAN 'THUIS'?

Goed nieuws voor fabrikanten van waterproof mascara. Vlaanderen barst van de Simonnekes.

WAT KUNNEN WE LEREN VAN 'THUIS'?

Misschien hebt u zich al eens afgevraagd of u een ander mens zou zijn als u een andere partner had. Terecht, want volgens relatie-experte Danielle Dowling wordt onze persoonlijkheid wel degelijk beïnvloed door onze wederhelft: ‘Hoe langer we bij elkaar blijven, hoe meer we el...kaars gewoontes overnemen. Maar ook onze persoonlijke karaktertrekken komen stilaan minder tot uiting.’ Zo lang u het gevoel hebt dat u nog uzelf bent, hoeft u zich geen zorgen te maken. ‘Maar’, zo waarschuwt Dowling, ‘wie zichzelf niet meer herkent, dient zichzelf misschien wel opnieuw te leren kennen.’ En hoe schizofreen die ontmoeting ook moge klinken, dat is exact wat mij nu te doen staat.

ZELDZAME FRANK
Tot voor kort dacht ik dat ik mezelf redelijk goed kende. De Stoa, een Oudgriekse filosofische stroming, predikte al: ‘Ken U zelf, dan zult ge zien, dat ge niet op uzelf staat, maar een onderdeel zijt van de Kosmos.’ Een wijze raad die ik niet in de wind sloeg. Dankzij Facebook-testen ontdekte ik welke koffiekoek ik ben (zo één met chocolade en pudding) alsook welke sprookjesprinses (die op de erwt). Intussen durfde ik mij dus al eens voor te stellen als Fleur, onderdeel van de Kosmos, aangenaam. Maar nu blijkt dat ik mezelf totaal niet ken. Want kennelijk ben ik Frank Bomans. U weet wel, de kalende, bierminnende loodgieter/ taxichauffeur/ klusser uit de populaire soap Thuis. Volgens de online test ‘Welk Thuis personage ben jij?’ draag ik gegarandeerd een zware lederen vest, ben ik een bon vivant, mag ik dan al eens vergeten hoeveel kinderen ik bij welke partner heb, maar weet ik één ding zeker: dat het leven te kort is om grijs te zijn.’ ‘Ach, gezien mijn haaruitval, zal ik niet lang grijs blijven’, dacht ik bij het lezen van deze uitslag en overtrof daarmee in één klap alle wijsheid van de Stoa. Wat mij schokte. Ik had me immers nooit eerder met Frank Bomans vereenzelvigd. Bovendien bleek uit de bijhorende grafiek dat Vlaanderen niet zo veel Franken maar vooral héél veel Simonnekes telt. U weet wel, Simonne, de huilerige vrouw van Frank. Er zat dus niet anders op dan mijn lief die avond dezelfde test voorschotelen. In de hoop dat hij één van die Simonnekes zou zijn, zich zou verheugen dat hij zo’n zeldzame Frank aan de haak had geslagen en we voortaan op familiefeesten het waterdichte bewijs konden bovenhalen dat wij relationeel compatibel zijn. Helaas, mijn lief bleek óók Frank Bomans. Wat ons toch een ongemakkelijk gevoel bezorgde, zo samen op de zetel. Twee Frankjes onder één roze dekentje. ‘Misschien moeten we samen een pint drinken’, zei ik. Iets wat ik vroeger nooit gezegd zou hebben. Hier speelde onmiskenbaar de invloed van mijn lief. Hij heeft mij langzaam in een Frank Bomans veranderd. De komende tijd zal ik dus mijn nieuwe persoonlijkheid moeten leren kennen. En geen betere manier om dat te doen, dan mij te verdiepen in Thuis.

JANA'S TANDEN
Nu kan het bekijken van Thuis tot bevreemdende inzichten leiden. Afgelopen maandag werd de eerste aflevering van het nieuwe seizoen uitgezonden en zagen maar liefst 1.350.315 mensen én ikzelf hoe Peggy de baby van Femke wilde verdrinken in een meer maar hem toch aan haar teruggaf op café; dat Rosa in een kunstmatige coma lag; hoe Marianne zich haast de dood in vocht met een lesbienne en dat Judith zich opwond over de ontvoering van haar tienerdochter. ‘Thuis gaat over alledaagse dingen, dingen die iedereen meemaakt’, zei een uitzinnige fan daarover in Het Journaal. Terwijl ik nog nooit iemands boreling heb terugbezorgd bij pakweg een portie pinda’s en een Tripel Karmeliet. Laat staan dat de overige avonturen uit Thuis mij bekend in de oren klinken. Ik heb zelfs niet eens zo veel afstand tussen mijn tanden als Jana. Het leven gaat klaarblijkelijk volledig aan mij voorbij. Maar al gaat Thuis over alledaagse dingen die iedereen meemaakt behalve ik, toch wordt het massaal bekeken. Men vindt het dus niet voldoende om het zelf mee te maken. Men wil de eigen miserie graag ook nog eens door een ander zien beleefd worden. Sta mij toe dit enigszins verontrustend te vinden. Maar het verklaart wel het succes van de Ice Bucket Challenge en waarom Bart De Wever op een ‘slanke regering' aanstuurt.

(eerder verschenen in Het Nieuwsblad, 05/092014)


MOETEN WE DE BAND MET ONS GESLACHT AANHALEN?

Een Amerikaanse gynaecologe raadt aan om ons zo veel mogelijk bewust te zijn van onze vagina.

… of we de band met ons geslacht moeten aanhalen?


Het gebeurt niet vaak  - meestal heb ik wat beters te doen - maar er zijn van die dagen waarop ik mij gelukkig prijs dat ik geen Britse ben. Vandaag is zo’n dag. Uit een onderzoek bij 1000 Britse vrouwen
tussen 26 en 35 blijkt immers dat de helft er niet in slaagt om de vagina aan te wijzen. En dan bedoel ik niet bij zichzelf, elkaar of wildvreemden op een benefietgala voor een nobel doel. Dat zou men nog aan enige schroom kunnen wijten. Nee, gewoon op een diagram. Nu heb ik dat diagram bekeken. En het betreft hier geen kubistische uitvoering in de trant van Picasso’s Guernica. Het gaat om een medisch schema, met één paar eierstokken plus bijbehorende eileiders, een baarmoeder en haar hals, en de vagina zelf. Allicht zou u net als ik ogenblikkelijk het vrouwelijk hoofdkwartier kunnen aanduiden - en trots polsen naar een gratis sleutelhanger. Maar de helft van de ondervraagde Britse vrouwen zag in die afbeelding blijkbaar niks anders dan een aardig borduurmotiefje. Onbegrijpelijk, toch? Ik zou niet willen leven zonder basiskennis van mijn organen. Mijn relatie met mijn ingewanden is zelfs te vergelijken met die met mijn man: gezien het al erg genoeg is dat ik niet voortdurend kan zien wat ze uitspoken, wil ik exact weten waar ze zitten. 

Kruiswoordraadsel
Maar Britse vrouwen denken daar dus anders over. Volgens de onderzoekers verdiepen zij zich niet in hun anatomie vanwege het enorme taboe dat op het woord ‘vagina’ rust.  Zo veel schaamte! Misschien kunnen we de Britse vrouwen van dat juk bevrijden door dat woord tijdens ons volgende bezoek aan hun land massaal te gebruiken? Bijvoorbeeld als veelzijdig adjectief: ‘Hoe vindt u de scones?’ ‘Excellent, ongelooflijk, vagina.’ Hoe dan ook, vooralsnog geeft  65 procent van de ondervraagden de voorkeur aan het begrip ‘vrouwelijkheid’. In het Engels: women’s bits of lady parts. Wat in al zijn vaagheid klinkt als iets wat je beter snel onder het tapijt veegt als er bezoek komt. Of wat regelmatig een onderhoudsbeurt nodig heeft door iemand die er wél verstand van heeft. Maar ook dat vermijden deze vrouwen:  één derde geeft toe dat ze hun dokter niet inlichten over gynaecologische klachten omdat veel van hen zo’n gesprek te moeilijk vinden. Tja, wie het heeft over een  ‘afwijking aan mijn vrouwelijkheid’, spreekt bepaald in kruiswoordraadsels. Dan kan het wel even duren eer de tegenpartij begrijpt waarover het gaat.

Mindfoefness
Gelukkig is er de Amerikaanse gynaecologe
Alyssa Dweck. Zij schreef V is for Vagina, een boek wat de N-VA wat in verwarring kan brengen maar desalniettemin bol staat van de goede bedoelingen. En de Britse vrouwen op het lijf geschreven is – mits zij Churchill even vergeten. V is for Vagina verklapt geheimen die zelfs ik niet wist. Zoals: ‘Uw vagina is uitermate vergevingsgezind’. Daarmee doelt ze op de snelheid waarmee ons kruis zich herstelt na een bevalling of kwetsuur. Maar stelt ze tevens gerust: wat we ook doen, onze vagijn zal er altijd voor ons zijn. Als een trouwe vriendin die overal meereist en alles begrijpt. Als de ideale Furby: ze reageert lief als je haar aait maar wordt nooit kwaad als je haar negeert. Toch hamerde Dweck er deze week op dat wij, vrouwen, beter voor onze vagina moeten zorgen. En wel door naakt te slapen. Dat voorkomt infecties. Niet dat onze vagina daar moeilijk over zou doen, het is tenslotte een vergevingsgezind orgaan. Maar het is ook een vochtige plek die een broeihaard voor bacteriën kan worden. En dan zit u dus opgescheept met een trouwe vriendin die overal meereist én elk pleziertje vergalt. Naakt slapen dus.
Maar ook overdag dienen wij ons van onze vagina bewust te zijn, adviseert Dweck. Wat klinkt als een nieuwe vorm van mindfullness. U weet wel, die aandachtstraining die zijn oorsprong in het Boedhisme vindt en al eens beschreven wordt als ‘een oordeelvrije relatie aangaan met wat zich aandient.’ In dit geval dus met de vagina. Veel mannen zijn daar al jaren in getraind: zij lopen zowel het eigen als andermans geslachtsdeel gedachteloos achterna. Slim, want mindfullness schijnt fantastisch te werken tegen piekeren, burn-out en depressie. Misschien geef ik het over een paar jaar ook wel toe: ‘Had ik niet voortdurend aan mijn lady parts gedacht, ik was volledig ingestort.’


(verschenen in Het Nieuwsblad op 12/09/2014)



06 september 2014

ONDERWATERWERELD


‘Nu je op dieet bent, kan je hier vast wel door’, besloot hij en gebaarde dat ik hem langs een smal pad moest volgen. Dus klom ik met mijn hoge hakken over plastic rotsen en boomstronken en dook weg voor synthetische lianen, tot we op de plek kwamen die hij bedoelde. Hij was er al vaker geweest, voor mij was het de eerste keer. Dat wist hij, en dus wilde hij me een grondige rondleiding geven, daarin aangevuurd door mijn verwonderde kreetjes.  Vanaf dit punt kon je langs boven goed in het grote aquarium kijken, legde hij uit, maar er was ook een glazen gang die er onderdoor liep. Op kindermaat, dacht ik toen hij er in dook. En dus bleef ik glimlachend wachten terwijl ik hem doorheen het wateroppervlak als een blonde vlek tussen de vissen zag verdwijnen. Even bleef de vlek stil, toen kwam hij terug mijn kant op. Ongeduldig stak hij zijn hoofd uit de gang en maande me aan: ‘Kom nu! Jij kan hier ook in, hoor! Je kont is echt niet te dik.’ Niet dat ik ooit iets over mijn derrière had gezegd maar die was door zijn vader als excuus genoemd voor mijn nieuwe eetgewoontes. Dat nam hij blijkbaar ernstig. Lachend kroop ik op handen en voeten achter hem aan terwijl ik mijn handtas voor me uitschoof.

Het ronde glas van de gang leek een vergrotend effect te hebben. We bevonden ons in een zeegroene wereld, vol reusachtige vissen die vlak voor en boven ons gleden. Daarbij leken ze ons met hun grote uitdrukkingsloze ogen recht aan te kijken. Het was alsof de tijd stil stond.  We zaten naast elkaar en ik voelde zijn warme rechterhand tegen mijn linkerhand. Even keek ik onopvallend opzij. Naar zijn guitige profieltje, zijn slimme, blinkende ogen, zijn schattige neusje,  het leuke kuiltje in zijn kin en zijn rode lippen die met zijn blozende wangen leken te concurreren. Zijn witblonde haar stond alle kanten op en hij ging helemaal op in wat hij zag. ‘Dat is mijn lievelingsvis’, zei hij en wees naar een glad, grijs, ruitvormig exemplaar dat vlak langs de neuzen van onze schoenen zwom. De Koeneusrog. ‘Die vind ik zo mooi.’Al gauw kwam er een tweede bij en samen leken ze een traag waterballet op te voeren. Zwijgend keken we toe.

‘Ik zou hier uren kunnen zitten’, zei hij na een tijdje en keek me hoopvol aan. ‘Word jij hier ook zo rustig van?’ Ik knikte. ‘Héél rustig.’ Hij wees me op de andere vissen die rakelings langs ons heen zwommen en noemde één voor één hun namen. De Bruine egelvis. De Dwergverpleegsterhaai. De Argusvis. De Zwijnsgrommer. Ik had het gevoel alsof ik in een kinderboek was beland, waarin het tienjarige hoofdpersonage – gekleed in een gestreept blauw pyjamaatje-  de lezer meevoert naar zijn droomwereld en uitnodigt om bij hem in een luchtbel te stappen en tussen de reuzenvissen te dobberen.  Een beetje zoals de jonge Erik Pinksterblom, uit Bomans’ Erik of het klein insectenboek, die op een nacht ontwaakt in een wereld vol grote, pratende insecten.

Maar misschien was dit pure moment, dat enkel uit innerlijke stilte en verwondering bestond, veel meer nog de essentie van het leven. Het deed toekomst en verleden vervliegen, en liet ons school, werk en plichten vergeten.  Het verbond ons onuitgesproken met elkaar. Ik was nog steeds diep ontroerd toen hij me voorstelde om toch maar naar de uitgang te kruipen, omdat die arme papa daar al de hele tijd stond te wachten. Nadat we weer over wat namaakrotsen waren geklauterd en op het gladde gangpad stonden, stak hij zijn hand naar me uit. ‘Kom, doe je ogen dicht, dan leid ik je naar de volgende waterwereld. Echt, héél speciaal’. Glimlachend sloot ik mijn ogen en legde mijn hand vol vertrouwen in de zijne.

(verschenen in Het Nieuwsblad Magazine 06/09/2014)