13 februari 2017

Interview: Katrijn Van Bouwel

“Ik ben een zondagskind, ondanks mezelf”

Misschien wil ze eeuwig blijven bestaan. Net als de protagoniste in haar debuutroman. Elke dag is het feest en soms verwijst Katrijn Van Bouwel naar zichzelf als kleine Katrijn. Maar dan loert de faalangst om de hoek. Moet ze grenzen stellen. Het volwassen leven dringt zich aan haar op. Met een misselijkmakende angst voor de dood tot gevolg. Portret van een meisje dat haar eigen muze werd.

tekst: Fleur van Groningen
Deze tekst verscheen eerder in De Morgen Magazine, op 11 februari 2017. Foto’s: Jef Boel.



Katrijn Van Bouwel (35) zette zichzelf op de kaart als improvisatie actrice: in 2011 won ze de impro-cup,  niet veel later dook ze op in het humoristische Vier-programma Spelen met uw leven. Ook op Twitter weet ze een publiek te boeien: daar verzamelde ze met haar grapjes en woordspelingen al bijna twaalfduizend volgers. Knack Weekend zag er wat in en nodigde haar uit een proefcolumn te schrijven – inmiddels staat Katrijn tweewekelijks in het blad. Maar de fijne reacties op Twitter moedigden haar aan om haar kinderdroom waar te maken: haar debuutroman De Muze en het meisje ligt sinds oktober in de boekhandels. Een verhaal over eeuwigheid en vergankelijkheid, en je eigen lot in handen nemen. Al is het ook een ode aan de taxidermie. Dit gesprek vindt dan ook plaats te midden van de opgezette dieren. Een goudfazant, pauw, kuikentje, roodstaartpapegaai en bosuil kijken over haar schouder mee als ze de theepot op tafel zet. Speciale groene thee met rozensmaak, uit een blauw met goud versierd blikje dat ze voor haar verjaardag kreeg. Te feestelijk voor een interview? Niet volgens Katrijn. “Je hebt maar één leven en juist daarom moet je op elke dag een kroontje zetten”, verkondigt ze terwijl ze de dampende drank in bleke porseleinen kopjes met donkerblauwe motieven uitschenkt. De kamer begint naar rozen te geuren. Als kind vond Katrijn het ook al raar dat mooie blouses en lekkere hapjes voor speciale gelegenheden werden bewaard. “Mijn verjaardag is op 7 december, pal tussen de feestdagen. De sint, kerstmis, oudjaar, drie koningen, intussen zelfs mijn relatiejubileum… Het valt allemaal in dezelfde maand.  Vroeger werd ik daar weerbarstig van: andere kinderen konden uitkijken naar hun verjaardag, voor mij was alles in één keer voorbij. Mijn dag viel niet tussen de soep en de patatten maar juist tussen de cadeautjes en taart!” Dankzij haar vriend kreeg Katrijn alsnog dat felbegeerde verjaardagsgevoel. Ze zijn al heel wat jaren samen. Zij leert hem om van elke dag een feest te maken en hij leert haar om speciale dagen nog specialer te maken. “Wouter maakt van mijn verjaardag een dag vol rituelen waarnaar ik uitkijk als een klein kind. Dat is voor mij waardevoller dan alle andere cadeaus.” Zelf  maakt Katrijn het ook graag gezellig voor de mensen om haar heen. “Met kleine dingen een groots effect creëren”, noemt ze dat en wappert quasi theatraal met haar handen. “Dat ik zelf ook eens in de watten word gelegd, is heerlijk.” Terwijl ze zich op de bank nestelt, legt ze uit waarom rituelen zo’n belangrijke plaats in haar leven innemen. Ze geven het alledaagse glans. “Daarom probeer ik alles uit de feestdagen te halen. Ik vier twee keer Moederdag, zet een kerstboom en een paasboom, bak pannenkoeken met Maria lichtmis, zet op Allerheiligen wafels op tafel en serveer worstenbrood en appelbollen op Verloren Maandag. Dat laatste heb ik dankzij mijn Antwerps lief in mijn zijn geïntegreerd. Veel van wat ik fijn vind, heeft met eten te maken. Omdat je daarbij op een zeer onbevangen manier je zintuigen gebruikt en nostalgisch wordt. Dat bezorgt me een gevoel van verbondenheid met mensen en het verleden. Omdat er al genoeg onzekerheden zijn, geeft het me hoop voor later.”
Die liefde voor rituelen kreeg Katrijn van thuis uit mee en stelde haar als kleintje al gerust. Haar ouders werkten allebei, er waren veel kinderen in huis en daar ging het er soms chaotisch aan toe. Maar met Kerst wisten ze steeds wat er op tafel zou staan. En zo waren er veel vaste gewoontes met lekker eten. “Mijn moeder heeft een beroep gekozen waarmee ze geld kon verdienen én voor haar kinderen zorgen: ze is sociaal verpleegkundige op een school voor mindervaliden. Hierdoor was ze alle vakanties bij ons en moesten wij nooit naar de opvang. Toe we oud genoeg waren heeft ze zich volledig omgeschoold, voor mij hét voorbeeld dat je je leven elk moment in handen kunt nemen en een nieuwe richting geven.
Op school waren wij altijd die ‘alternatieve kindjes” van ‘dat rare gezin’. Mijn vader presenteerde op de klassieke radio. Van hem – maar zeker ook mijn mama- heb ik de liefde voor het woord geërfd. Mijn ouders lazen allebei veel voor. Toen mijn vader naar Peru moest voor een muziekopname, liet hij een cassette met ingesproken verhalen voor zijn kroost achter. Op het eind van elk verhaal wenste hij ons één voor één slaapwel. Daar moesten wij om wenen – het zoete gemis van datgene wat waardevol is.”
In die tijd had Katrijn twee zusjes en één broer – ze was de op één na oudste. Toen ze naar het eerste middelbaar ging, scheidden haar ouders. Het kwam niet als een verrassing. Natuurlijk vond Katrijn het jammer maar ze was oud genoeg om te beseffen dat ouders meer dan één rol hebben. “Ze waren een topteam in het ouderschap maar niet zo’n goede match in het partnerschap.” Het verdriet dat volgde, was zwaar om dragen. Haar oudste zus maakte zich grote zorgen over de kleinere kinderen, Katrijn over het co-ouderschap. “Ik zie mezelf nog op het parket zitten en mijn mooie truien eerlijk verdelen over twee stapels: eentje voor bij moeke, eentje voor bij vake. Dat kan je niet met jezelf doen. Het voelde als een onoplosbaar leed.” Gelukkig kan Katrijn goed opschieten met de nieuwe partners  van haar ouders. Haar stiefvader bleek iemand die het beste met haar voorhad. De scheiding maakte haar daarom verre van cynisch: de liefde vermeerderde zich en kwam opeens uit onverwachte hoeken. Daarom meent Katrijn dat haar geloof in de liefde juist sterker is geworden: “Er bestaan vele soorten liefde, zonder hiërarchie, die perfect naast elkaar kunnen bestaan.”
Toch voelt ze zich soms onzeker over zelf moeder worden. “Je wil de beste omstandigheden als je nieuw leven creëert maar daarover heb je geen controle. In het ideale scenario voeden de ouders het kind samen op. Je weet alleen niet hoe je zult veranderen door het ouderschap. En hoe dat je relatie beïnvloedt. Geen enkel leven gaat enkel over rozen maar je wil de schade natuurlijk wel beperken. Anderzijds heeft de scheiding van mijn ouders me ook heel wat moois gebracht.”
Haar nieuwe stiefvader had al een dochter uit een eerder huwelijk: een peuter die om de week een week  bij hen woonde. Katrijn zag haar van dreumes naar vrouw evolueren. Langs vaderskant kwamen er drie zussen bij. Toen studeerde Katrijn al aan de universiteit en gingen zij naar het middelbaar: “Ik ben van het ‘principieel graag zien’, zij zijn ook mijn zussen, al hebben we geen gedeelde jeugd.” Al bij al had Katrijn een fijne kindertijd maar als ze erover vertelt aan haar vriend, noemt hij haar anekdotes soms donker. Misschien omdat ze liever op de weemoedige passages terugblikt dan op de vrolijke momenten, vraagt ze zich hardop af.“Er is niets mis met negativiteit, het is even echt als positiviteit. Alles wat raakt vind ik mooi - kabbelende tevredenheid doet me gewoon weinig.”

Verlammende faalangst
Ze is conflictvermijdend opgegroeid, legt Katrijn uit. Het moet voor iedereen goed zijn. Een familietrekje, dat weet ze wel zeker. “En een mooie eigenschap, al incasseer je wel erg veel en hoe flexibeler je bent, hoe makkelijker je uit model raakt.” De laatste jaren probeert ze daarom te ontdekken wat ze zelf wil. Ze betrapt zichzelf erop hardop te experimenteren met verschillende meningen. Het moeilijkste aan het volwassen leven: grenzen afbakenen. “Je moet weten wat je wil -terwijl ik heel fluïde ben- en daar dan voor opkomen. Ik merk dat ik dat al doe bij vertrouwenspersonen maar nog niet in de meer dagelijkse sociale contacten of mijn job. Als freelancer wil je niet zonder werk vallen. Ik moet opletten dat ik niet bij iedereen in een goed blaadje probeer te staan. Dat ik geen Mata Hari zonder opdrachtgever word!” Want voor ze het weet doet Katrijn dingen tegen haar zin. “Dat is mijn grootste valkuil: wil ik het zelf of wil ik het omdat anderen me dan leuk vinden? Maar ik word ook graag leuk gevonden!”, legt ze fronsend uit.
Ook faalangst is Katrijn niet vreemd. Dat weerhoudt haar er vaak van om initiatief te nemen. “Mijn extreme uitstelgedrag  komt voort uit even extreme onzekerheid en maakt andere mensen soms boos. Hoe durf ik aan mezelf te twijfelen, na alles wat ik bereikt heb? Ze vinden me ondankbaar.” Waarvoor ze dan zo bang is? Dat ze dwaas en hoogmoedig was te denken dat ze iets kon. “De meeste mensen zijn sneller tevreden over mijn prestaties dan ik en daardoor voel ik me eenzaam. Applaus voor een matige prestatie brengt me volledig in de war. Dan voel ik me niet langer verbonden en vergeet ik mijn eigen criteria, verlies ik als het ware de handleiding van het leven. Als aanmodderen  al genoeg is, stel ik me existentiële vragen over zingeving.” Die faalangst hield haar nog het meest in de greep tijdens haar studentenjaren. Een periode waarvan ze het meeste verwachte en naar eigen zeggen het minste van heeft gemaakt. Met spijt denkt ze eraan terug.“Ik heb lang gestudeerd maar ik had meer moeten doen: meer vakken leren, me daar ernstiger in verdiepen, al beginnen met schrijven en avonturen beleven.” Katrijn noemt zichzelf iemand die heel veel wil maar de juiste mogelijkheden niet creëert. “In mijn leven is er veel zomaar gewoon gebeurd. Ik kreeg veel kansen in mijn schoot geworpen. Of ze werden me zelfs opgedrongen tot ik in actie schoot. Daardoor had ik steeds het gevoel dat het niet mijn eigen verdienste was, dat ik het ondanks mezelf had gerealiseerd in plaats van dankzij mezelf. Zelfs gaan improvisatie-acteren, wat ik zo graag doe, was niet mijn eigen beslissing. Ik begon ermee omdat iemand me letterlijk voor de deur van de cursus afzette met de woorden: “Dit is echt iets voor jou!” Dat was ook zo – het is een van de weinige dingen waarvan ik zeker weet dat ik het kan.” Zowel haar columns in Weekend Knack als haar optredens op podia of in televisieprogramma’s zijn er  gekomen omdat ze gevraagd werd. Auditie doen is haar vreemd. Katrijns Twitter-account werd  zelfs aangemaakt door iemand  anders en daar verzamelde ze inmiddels al bijna twaalfduizend volgers.  “Ik ben meegaand”, verklaart Katrijn glimlachend. En net daarom is haar boek zo belangrijk voor haar. “Dat heb ik helemaal alleen gedaan. Eerlijk: ik achtte het onmogelijk dat ik daartoe in staat was. Soms doe ik er drie dagen over om een pakketje op te halen bij de post omdat ik op de bank zit, gegijzeld door vage angsten en een algeheel gevoel van verdoofdheid. Dus zei een stemmetje in mijn achterhoofd: “Als jij niet eens bij de post geraakt, hoe ga je dan een heel boek schrijven?” Recent werd dat stemmetje toch het zwijgen opgelegd: De Muze en het meisje ligt in de boekhandels. Op barokke en zintuiglijke wijze vertelt de roman het verhaal van de jonge Mila, die schildersmodel wordt in de hoop dat een kunstenaar haar zal vereeuwigen op doek. Als ze voor de charmes van schilder Torven Storm valt, blijkt hun relatie niet op hun persoonlijkheden gestoeld te zijn maar op datgene wat ze voor elkaar kunnen betekenen.  Of zoals het citaat op de eerste pagina luidt: “IJdelheid der ijdelheden, alles in ijdelheid. – Prediker, 1:2.” De Muze en het meisje is geen autobiografisch relaas maar gunt de lezer wel in blik in Katrijns hoofd. Ze  schreef het boek immers voor het meisje dat ze ooit was en niet meer is, mede dankzij het schrijfproces. “Lezers zeggen me dat ze voelen dat het doorleefd is, dat ik een aspect van mezelf heb uitgekristalliseerd.” En net zoals Katrijn in haar tweets en columns vaak terugblikt op haar kindertijd, verwijzend naar Kleine Katrijn, heeft ook Mila het veelvuldig over de hare. “Mila wil groots en meeslepend leven maar heeft een hele gewone jeugd gehad”, legt Katrijn uit. “Ik wilde het contrast schetsen tussen dromen en realiteit. Met als boodschap: loop het gewone niet voorbij. Wat wil je, extase of geluk? Veel mensen verwarren dat. Zelf wil ik steeds kersen op de taart van het leven zetten, maar daarvoor heb je wel een taart nodig. Nu voel ik dat het tijd is om te beginnen met bakken.” Dat Katrijn haar grote droom om een boek te schrijven heeft verwezenlijkt, geeft haar zelfvertrouwen. “Voor één keer ben ik tevreden, gewoon omdat het er is. En ik wil met elk boek beter worden. Eindelijk durf ik ambitieus te zijn”, glimlacht ze en ze staart even dromerig naar buiten. Misschien mijmert ze over haar volgende roman.  Daarin zal ze zich afvragen wat belangrijker is: fictie of realiteit?

Extraverte introvert

Op podia en de sociale media onderhoudt Katrijn een rechtstreeks contact met haar publiek. Als auteur is dat indirect. Al schrijvende hield ze zich niet bezig met andermans mening. “Enkel mijn demonen en mijn feeën stonden aan mijn schrijftafel, nooit de lezer. Mijn redacteur en mijn lief vonden alles goed. Ik schreef in dialoog met mezelf, voor mezelf. Daarom is dit boek echt volledig mijn verdienste. Pas toen het uitkwam besefte ik dat het nu aan de lezers toebehoort.”
Of ze die dualiteit ook in zich draagt en zowel extravert als introvert is? Katrijn knikt. “Een extraverte introvert: dàt ben ik. Ik kan me enorm laven aan sociaal contact en er intens van genieten maar het kost me veel energie. In het beste geval betreft het een nuloperatie en ontvang ik evenveel als ik geschonken heb. Zoals op het podium: daar geef je je volledig en krijg je evenveel energie uit de zaal. Andere mensen zien inspireert me omdat ik door hun ogen naar mezelf kijk. Ik moet wel opletten dat het contact dat ik heb oprecht is. Gesprekken die dat niet zijn kosten energie maar zijn nodig voor mijn job. Vandaar dat ik veel belang hecht aan mijn familie en vrienden waarbij ik het thuisgevoel ervaar: dat ik mezelf kan zijn zonder bezig te zijn met hoe zij mij zien.” Katrijn legt uit dat ze zichzelf moet beschermen omdat ze erg gevoelig is. Alles komt héél hard binnen. Haar vriendschappen zijn heel belangrijk voor haar. “Ze maken me heel en dagen me uit om verschillende aspecten van mezelf verder uit te diepen. Ik heb vriendinnen waarmee ik filosofeer, vrienden waarmee ik grootse plannen smeed, anderen waarmee ik lichtvoetig door het leven huppel." Met een zekere poëzie beschrijft ze hoe zij haar facetten polijsten als die van een kostbare steen en haar zo completeren. "Ik ben dol op mensen met een passie, die ergens heel goed in zijn. Hen horen spreken vervult me. Als mensen me dat niet kunnen geven, houdt het op. Ik ben vijfendertig, de plekjes zijn bezet, ik heb geen tijd voor verkennende theegesprekken met potentiële zielsverwanten. Dat klinkt hard, maar ik verkies langdurige vriendschappen boven vele nieuwe vluchtige. Tenzij er meteen een diepe klik is. Mijn vrienden waarschuwen me ook regelmatig voor de ‘manen’ om mij heen: mensen die het zonlicht willen vangen om ook te stralen - zonder dat het hun verdienste is. Ik hoef geen publiek, ik wil een oprechte uitwisseling waarbij je elkaar inspireert. Zonder vrienden vallen lijkt me het ergste wat me kan overkomen: zonder hen verval ik in de melancholische versie van mezelf."

Mannen als hoofdstukken
Katrijn is een onverbeterlijke romanticus en denkt in scènes. “Iemand die sfeerlampen in huis zet wil de werkelijkheid toch ook mooier maken?”, lacht ze.  Tijdens haar studententijd beleefde Katrijn dan wel geen grootse avonturen, ze trachtte wel de kleine dingen groots te maken. “Vaak deed ik iets om het achteraf te kunnen navertellen.” Dat betrof vooral romantische relaties. Mannen zag ze als hoofdstukken in een studieboek,  verschillende soorten relaties wisselden elkaar af, alsook verscheidene vormen van intimiteit.  “Het is nu eenmaal makkelijker om een persoonlijk contact aan te gaan dan pakweg een bedrijf op de richten”,  zegt ze daarover.
Haar huidige relatie is van een andere categorie. Die helpt haar groeien. Ze leert grenzen te stellen doordat ze ziet hoe haar lief dat doet. De discipline en wilskracht waarover hij beschikt, ontroert haar keer op keer. “Soms zit ik de hele dag te niksen op de bank terwijl Wouter in zijn werkkamer ijverig aan de slag is. ’s Avonds hoor ik gerinkel in de vaatwasser en laat ik een traan: hij heeft gecreëerd, angsten overwonnen en nu doet hij op de koop toe iets tegen zijn zin, voor ons. Dan voel ik me zo dankbaar.” Omgekeerd leert zij hem om vaker te improviseren in het leven, om te genieten en niet te streng voor zichzelf te zijn. Ze noemt zichzelf een hedonistische persoonlijkheid, iemand die eerder te zacht  is voor zichzelf en verwennerij opzoekt zonder het werkelijk te verdienen. “Als ik thuiskom en zie dat mijn lief van een mooi  porseleinen bord zit te eten, ben ik blij. Dat is mijn invloed, mijn manier om glans te geven aan het alledaagse, die hij heeft geadopteerd.”
Katrijn prijst zich gelukkig met een onafhankelijke partner. Dat dwingt haar om zowel de buitenwereld als haar innerlijke wereld te trotseren. Mocht hij net als zij een symbiose ambiëren, dan waren ze volgens haar allang verworden tot een passief klompje.

Angst voor de dood

Net als haar personage Mila vreest Katrijn de eindigheid van het leven. Toen ze via een vriendin in contact kwam met de taxidermie, schreef ze zich onmiddellijk in voor enkele cursussen. “Dat je van iets vergankelijks iets eeuwigs kunt maken, is hoopgevend. Voor mij is dieren opzetten een klein en kunstig verzet tegen de onafwendbare vergankelijkheid. Mijn boek is een ode aan de taxidermie. Je neemt de ingewanden weg en voegt kennis en kunde toe aan de werkelijkheid. Je maakt die mooier dan hij was. Je verzoent je met de dood. Naar gelang mijn humeur zie ik in een opgezet dier het zinnebeeld van het leven of een troost voor de dood.” Met grote ogen biecht ze op dat ze onder een grote angst voor de dood gebukt gaat. In die mate dat het haar fysiek onwel maakt, haar tegenhoudt om zaken te ondernemen en haar tegelijkertijd doet vrezen dat ze beperkte tijd verspilt. Om van die angst af te geraken, studeerde Katrijn filosofie. Het mocht niet baten. “ Filosofie, religie, therapie, geen van hen bieden me een geruststellend antwoord.” Is ze dan zo gehecht aan wie ze is? “Ik ben gehecht aan wie ik nog moet worden”, verklaart Katrijn eenvoudig. Na haar dood zou ze graag haar organen afstaan. “Bij voorkeur aan iemand die wel in het eeuwige leven geloofd: dan is er nog hoop voor mijn lijfje.”  Of ze zichzelf zou laten opzetten? Niet per se maar als iemand dat wil doen, mag het. Op Instagram ontdekte Katrijn zelfs een meisje wier voet moest geamputeerd worden en die ze liet opzetten. “Dat meisje gaat nu met haar voet op stap. Kwestie van haar beste beentje voor te zetten…”, grijnst Katrijn en ze biecht op dat humor bedrijven haar helpt haar doodsangst te relativeren. Dàt en haar riante verzameling vintage serviezen in haar grote keukenkast. “Als ik sterf hoop ik dat mijn familie en vrienden allemaal een servies uit mijn collectie komen kiezen.”

Katrijn in wonderland
In januari ging Trix van start, een Ketnet-programma waarin twee jongens en een meisje de wereld der magie verkennen aan de hand van bekende goochelaar Steven Delaere.  Katrijn speelt ook een rolletje: zij geeft gestalte aan Louise, de mama van één der vrienden, die  volgens de generiek ‘niet kan goochelen maar mensen op een andere manier betovert.’“Dit is weer zo’n typische kans die mij in de schoot geworpen werd”, vertelt Katrijn. “Ik zag mezelf vroeger wel als Ketnet wrapper, om de een of andere reden klikt het altijd goed tussen mij en kinderen.” Misschien omdat die de aanwezigheid van Kleine Katrijn bespeuren? Daar had ze nog niet aan gedacht en het zou goed kunnen. “Maar moeite doen om bij Ketnet aan de slag te kunnen en het risico op een afwijzing  nemen? Dat durfde ik niet.” Ze lacht breed. “Nu zochten ze iemand die kan improviseren, de verwondering koestert én met kinderen kan omgaan. Hallo, dat ben ik! En ik mag dan ook nog op een knappe man verliefd worden – niet slecht. Het is superleuk om te doen en ik voel me Katrijn in wonderland: hoe grappig is mijn leven?!”
Toch neemt ze het leven best zwaar op. Al probeert  ze het te relativeren tot het lichter wordt. Katrijns zonnige kant wordt door iedereen tof gevonden, het was voor haar een hele opluchting te merken dat ook haar schaduwzijde er mag zijn. “Bijvoorbeeld op Twitter, daar schreef ik eerst schoorvoetend wat minder lollige tweets. Het deed me zoveel deugd dat die ook voor mensen iets konden betekenen, en dat ik niet altijd de grapjas hoef te zijn.” Via Twitter heeft Katrijn ontdekt dat men haar waardeert. Daardoor is ze meer in zichzelf gaan geloven en dat inspireert.  “Ik kus mijn handjes dat ik het allebei mag en kan doen: humor brengen op een podium, en nadenken over het leven in mijn zetel.” Even staart ze in haar inmiddels lauw geworden kopje thee. “Weet je… voor iemand die zo melancholisch is heb ik al heel veel geluk gehad. Ik ben een zondagskind, ondanks mezelf.” En dan uit ze haast fluisterend haar voornemen voor het nieuwe jaar: om voortaan meer van die voorspoed te genieten en er ook vaker naar op zoek te gaan.


Wie is Katrijn Van Bouwel ?
Geboren te Leuven op 7 december 1982. Heeft twee zussen, één broer en vier stiefzussen. Heeft een lange relatie met Wouter. Studeerde eerst communicatie wetenschappen, nadien ook filosofie. Is stand-up comedienne en impro-actrice. In 2011 won ze de Vlaamse Improcup. Is een vast lid van de impro-gezelschappen  Lunatics en The Royal Improphonic Orchestra & Theatre (RIOT), en van het impro-team van het bekende Comedy café The Joker. Was op tv te zien in Spelen met uw leven en als Festivalfee in Duizend Zonnen.Was tevens te gast in Scheire en de schepping en Winteruur. Momenteel speelt ze Louise in de Ketnetreeks Trix. Werkte als presentatrice voor culturele evenementen, als copywriter en achter de schermen bij Vrienden van de Veire, De Neus van Pinokkio en Duizend Zonnen. Ging ook brainstormen bij de makers van Wat Als… Geeft op Twitter haast dagelijks het beste van zichzelf en verzamelde er een indrukwekkende aanhang. Niet zelden wordt ze tot Twitterfenomeen gebombardeerd. Publiceerde in mei 2016  haar eerste column in Knack Weekend en later dat jaar volgde haar debuutroman De Muze en het meisje bij Prometheus. Inmiddels werkt ze aan een theaterbewerking en een opvolger, de vermoede publicatiedatum is voorjaar 2018.


De Weg naar de Wachtlijst

Tekst: Fleur van Groningen

Deze tekst verscheen in Het Nieuwsblad Magazine op zaterdag 11 februari 2017. Het portret is van de hand van Minne van Groningen.

Zes jaar geleden betrokken mijn moeder en stiefvader - toen eind de vijftig- de woning die ze net hadden gebouwd. Het kroost was uit huis, ze konden aan hun leven samen beginnen. Ik was blij, want het was alsof zij hun huwelijk omgekeerd beleefden. Terwijl ze elk al kinderen hadden waren ze aan hun relatie begonnen en het parcours van hun samengestelde gezin verliep niet probleemloos. Voortaan waren ze met  twee. Tijd voor de wittebroodsweken. Een zorgelozer bestaan. Mijn stiefvader plande een carrièreswitch en er was een kleine vleugel in het nieuwe huis waar mijn moeder haar atelier zou vestigen. Daar zou ze eindelijk doen wat ze al haar hele leven wilde: schilderen.
Kort daarop kreeg mijn grootmoeder – toen 84 - gezondheidsproblemen. Enkele dagen nadat ze zonder te vallen over een drempeltje was gestruikeld, begon haar rug vreselijke pijn te doen. Ze leed aan vergevorderde osteoporose en door de schok waren haar ruggenwervels in elkaar gezakt en klemden zenuwen af. Hierdoor kon ze nog  nauwelijks bewegen. Mijn moeder stelde voor om een week bij hen te komen logeren. Al gauw trok ze definitief in. Mijn moeder en oom haalden haar huis leeg en zetten het te koop. De kamer waarvan mijn moeder haar atelier wilde maken, werd  de slaapkamer van mijn grootmoeder. Met een ziekenhuisbed en haar dierbaarste meubeltjes: een antiek bureau, een gebloemde fauteuil, kadertjes met foto’s, beelden en schilderijen. Aan het plafond kwam een luchter, langs de ramen de lange lavendelblauwe gordijnen uit haar eigen huis. Het bijbehorende badkamertje werd in dezelfde tint geverfd. Haar grote vleugelpiano werd naar de woonkamer gedragen. Alsook de grote, lichtgele bank. Dat die vloekte met het kleurenschema dat mijn moeder voor ogen had, was ondergeschikt. Ook de bijbehorende schemerlamp werd naast de bank geplant – als een palmboom op een klein eiland, zoals ik het ooit in een column beschreef. Het werd het eiland van mijn grootmoeder, die naar gewoonte voortaan elke dag op die bank zou zitten, onder die lamp. Het was een ingrijpende stap. Ze moest ontzettend veel opgeven, alles tegelijk. Ze was op haar zelfstandigheid gesteld, haar eigen plek, haar regels en gewoontes. Nu woonde ze in andermans huis.

Zorgbehoevend
In het begin was mijn grootmoeder enorm afhankelijk. Niets kon ze alleen, zelfs niet naar de wc gaan. Voor alles had ze mijn moeder nodig. Het was voor beiden bijzonder zwaar. De jaren daarop was er sprake van lichte vooruitgang, maar mijn grootmoeder bleef toch zorgbehoevend en kon niet alleen gelaten worden. Na drie jaar viel ze en brak haar heup. In het ziekenhuis werd ons verteld dat ze geopereerd moest worden en een prothese kreeg, maar dat de mogelijkheid bestond dat ze de ingreep niet zou overleven. Een broeder reed met haar weg. Een paar uur later vernamen we dat ze het gelukkig had gehaald.
Twee maanden revalidatie volgden de ziekenhuisopname op. Ik hoopte dat mijn moeder daardoor tijd kreeg om aan haar eigen leven toe te komen. Dat was niet het geval. Mijn grootmoeder weigerde de maaltijden in het revalidatiecentrum te eten omdat ze die vies vond. Ze vermagerde razendsnel. Uit bezorgdheid reed mijn moeder elke dag naar haar toe met warm, zelfbereid eten. Omdat het centrum niet bij de deur lag, had ze daar haast een dagtaak aan. Toen mijn grootmoeder weer naar huis mocht, leek het bedrieglijk makkelijker te worden omdat mijn moeder niet meer dagelijks naar het centrum hoefde te rijden.
Verschillende hersenbloedingen tastten in de loop der jaren diverse hersencentra aan en mijn grootmoeder verloor hierdoor haar vele creatieve capaciteiten. Als zij veel hoofdpijn heeft weten we dat dit aan een TIA – tijdelijke of voorbijgaande beroerte- te wijten is. Langzaam maar zeker wordt het moeilijker om met haar te communiceren. Ze is minder helder, begrijpt niet meer alles maar blijft even lief.

Afscheid van je identiteit
Het aftakelingsproces van mijn grootmoeder was de eerste jaren erg confronterend. Voorheen stond ik nauwelijks stil bij wat veel ouderen dagelijks te verduren krijgen. Nu merkte ik dat mijn grootmoeder en ik tegenovergestelde richtingen opgingen. Ik wilde gokken op later en opbouwen. Zij bouwde juist af en hield geen marge meer voor speculatie. Ik ontdekte dat mijn grootmoeder een rouwproces doorgaat. Terwijl ik meer mezelf word, wordt zij gedwongen om afscheid te nemen van allerlei aspecten van zichzelf. Haar man, en haar identiteit als echtgenote, had ze jaren geleden verloren. Haar huis en haar gewoontes moest ze opgeven. Haar schoonheid raakte ze niet geheel kwijt – ze blijft een mooie dame- maar haar lichaam brengt haar in beperkende en soms vernederende omstandigheden. Gesprekken volgen gaat niet meer goed, ze snapt vaak niet wat er gezegd wordt of haar gehoorapparaat werkt niet afdoende. Eerst werd ze boos omdat mijn moeder weigerde de verwarming hoog te zetten opdat zij haar favoriete zwarte pantalon en dunne, witte blouse zou kunnen blijven dragen. Inmiddels heeft ze zich verzoend met een warm hemdje onder haar chemisier.
Ook haar talenten moest mijn grootmoeder één voor één opgeven. Vroeger naaide ze prachtige kleren en ontwierp ze extravagante hoeden. Na de hersenbloeding lukte het niet meer en zat ze –koppig als ze is- uren te sukkelen met naald en draad, tot ze het uiteindelijk opgaf. Ik heb haar altijd weten pianospelen. Muziek is haar passie. Als kind tekende ik vaak haar profiel, met haar hoog opgestoken kapsel, ietwat krom achter de piano. Maar na de hersenbloeding kon ze ook dat niet meer. Er resten haar stapels dvd’s van uitverkoren muzikanten, die ze regelmatig met vochtige ogen bekijkt . Enerzijds ontroerd, anderzijds droef om wat haar is ontnomen. Zelfs haar kookkunsten –  mijn grootmoeder was een voortreffelijke klassieke kokkin - moest ze vaarwel zeggen. Koken gaat niet meer, ze dient genoegen te nemen met wat de pot schaft en dat dit vaak niet naar wens is, steekt ze niet onder stoelen of banken. Ook tasten bepaalde  pillen haar smaakvermogen aan: zelfs haar lievelingskostje is vaak niet te vreten.
Lezen lukt nog wel, hetzij beperkt. Een tijdlang las mijn grootmoeder liever kinderboeken omdat die haar opvrolijkten. Enkele dagen geleden had ik haar aan de telefoon en was ze in tranen over het geschreven relaas van een Joodse vrouw die de concentratiekampen had overleefd. Negatieve emoties lijkt ze niet meer te kunnen verteren.

Bezorgdheid en mededogen
Toen mijn grootmoeder bij mijn ouders introk, was ze zo bleek en broos dat we ons probeerden voor te bereiden op het ergste. Ik sprak zelfs met mijn grootmoeder over de dood, over wat zij dacht dat die inhield. Ze verzekerde me dat het licht gewoon uitgaat maar verzocht me wel te vertellen over mijn spirituele overtuigingen. Soms deelde ze haar angst om haar kinderen achter te laten en het leven te lossen – zelfs al is haar lichaam een gevangenis geworden.
In plaats van te sterven, herstelde ze heel traag. Natuurlijk waren we blij. Na vijf jaar was ik echter wel extreem bezorgd om mijn moeder. Mijn grootmoeder, inmiddels gewend aan de situatie, genoot ervan om door haar dochter verpleegd te worden en projecteerde dit op haar : als zij het zo gezellig vond, vond haar dochter dat ongetwijfeld ook. In plaats daarvan zag ik hoe de situatie mijn moeder afmatte. Dat ze alle gewoontes van mijn grootmoeder in stand probeerde te houden en zich verregaand aanpaste. Ze ging nauwelijks de deur uit, moest om elf en vier uur thuis zijn voor het kopje koffie en de thee. En dan waren er de overige maaltijden. En het appeltje. Het taartje. Het haren kammen en hoog opsteken. De was en de plas. Het instoppen, voor zowel het middagslaapje als ’s avonds. Het leven van mijn moeder was een aaneenschakeling van plichten. Er was nauwelijks ruimte voor plezier, voor de dingen die ze zelf wilde. Die wittebroodsweken kwamen er niet van. Ik vroeg me af hoe dit op haar huwelijk woog want voor mijn stiefvader kon het ook niet vanzelfsprekend zijn om met zijn oude schoonmoeder samen te leven, elke avond te horen dat ze het eten niet lekker vond en geen uitstappen met zijn vrouw te kunnen ondernemen. Mijn moeder ging gebukt onder schuldgevoel omdat ze verlangde naar meer vrijheid terwijl dat in haar ogen ten koste van haar moeder ging. “Als ik ooit zo zorgbehoevend word, doe ik je dit niet aan”, bezwoer ze me. “Dan ga ik naar een rusthuis.” Ze was vastbesloten: als ze echt niets anders meer kon zou ze in haar kamer lezen en mediteren.  Maar mijn grootmoeder naar een rusthuis sturen? Dat was geen optie. Ik begreep haar bezorgdheid, maar ook de mijne. Mijn moeder werd hoe langer hoe magerder. Ze zag er veel ouder uit en kreeg allerlei fysieke klachten. Ze zette haar strikte dagindeling voort maar was vaak zo moe dat ze niet uit haar woorden kwam en veel vergat. Mijn grootmoeder besefte niet dat haar aanwezigheid mijn moeder van veel vrijheid beroofde. Maar ze eiste ook niets. Het was mijn moeder die niet inzag dat ze de oude routine bleef handhaven terwijl mijn grootmoeder inmiddels onafhankelijker was geworden. Ik trok aan de alarmbel en maakte me kwaad. Het kon toch wel eens een dagje zonder appeltje, koffie, thee, taartje? Mijn grootmoeder zou het wel begrijpen! Misschien was mijn woede mijn manier om voor mijn moeder te zorgen. Voor ook zij te oud en te ziek werd om nog een eigen leven te leiden. Ik stelde voor dat mijn grootmoeder naar een rusthuis zou verhuizen. Daar konden we haar kamer net zo gezellig aankleden, met dezelfde meubeltjes. We zouden haar bezoeken met lekkere hapjes. Maar de dagelijkse besognes zouden door verpleegsters worden uitgevoerd. Het zou mijn moeder tijd en ruimte geven om ook wat aan zichzelf toe te komen. Ik prentte haar in dat een mens niet voor een ander kan blijven zorgen als hij niet voor zichzelf zorgt, en dat zij op het punt stond om in te storten. Eerst wilde mijn moeder er niet van weten. Ze prak erover met haar broer, die mijn mening deelde. Daardoor kon ze het idee voorzichtig toelaten.

Op de wachtlijst
Naar een rusthuis te moeten verhuizen was voor mijn grootmoeder een waar schrikbeeld. Ze wilde bij haar dochter blijven, met de poezen op de bank in de zon, het uitzicht op de tuin. Ze vreesde voor een tehuis vol saaie ouderlingen, botte verplegers, onsmakelijk eten, een ongezellige kamer met een lelijk uitzicht. Natuurlijk begrepen we dat. Maar we legden haar ook uit hoe we het verblijf konden veraangenamen en dat het moeilijk voor mijn moeder werd. Tegen haar zin maar met een positieve instelling – haar optimisme is haar grootste kracht-  stemde ze in. Ze kwam op de wachtlijst van een nabijgelegen rusthuis terecht. Het betrof een ruim gebouw met veel groen: een parkje met damhertjes, kippen, duiven, volières met zangvogeltjes en een grote moestuin. Het leek zo slecht nog niet. Mijn moeder stond erop een zonnige kamer te vinden.  Het kon nog even duren eer die vrijkwam, werd zij gewaarschuwd.
Tot die tijd zou mijn grootmoeder ééns per week naar het zojuist geopende dagverblijf in het dorp gaan. Opnieuw stemde ze schoorvoetend in maar besloot er toch het beste van te maken. Als een schoolmeisje werd ze ’s morgens, met haar boterhammendoos, door de bus opgehaald en om vier uur weer thuisgebracht. Gelukkig werden de verpleegsters lief bevonden, de overige gasten aardig. Mijn grootmoeder kreeg zelfs een aanbidder die voorstelde om hand door de weilanden te wandelen. Dat idee lachte ze haastig weg. Er was een andere, getrouwde man die ze ‘de keizer’ noemde en voor wie ze een warme sympathie koesterde. Na zijn plotse overlijden schreef ze diens vrouw een troostvolle brief, iets waartoe ze nog in staat was.
Voor mijn moeder bleek de nieuwe regeling minder verlichting te brengen dan verwacht omdat zij van deze vrije dag al gauw een boodschappendag maakte. Van lieverlee werd besloten mijn grootmoeder voorlopig weer te ontslaan van de verplichte uitstapjes.

Naar het rusthuis
Nog steeds staat mijn grootmoeder op de wachtlijst van het rusthuis en dit wordt ook regelmatig hardop herhaald, opdat zij zou onthouden dat deze ‘uitstap’ nièt afgelast wordt.
Afgelopen zomer kreeg ze een voorproefje. Voor het eerst sinds jaren besloten mijn ouders op vakantie te gaan en haar twee weken in het rusthuis onder te brengen. Weliswaar met tegenzin, maar vastbesloten haar kinderen die ontspanning te gunnen, vertrok ze.  Toen ik haar daar bezocht, vreesde ik te zullen merken dat haar doemscenario was uitgekomen. In de tuin van mijn ouders plukte ik een bos geurige bloemen omdat ze die mooier zou vinden dan rozen uit de winkel. Met het boeket in mijn ene arm en een papieren zak met perziken in de andere, zocht ik mijn weg naar haar kamer. Die bleek echter leeg. Na lang zoeken vond ik haar in het park, in de lommer, met een familievriend die haar hand vasthield. Hij maakte grapjes, zij lachte koket. Ze zag er goed uit. Dat het allemaal reuze  meeviel, verklaarde ze vrolijk. Na wat gekeuvel onder de bomen bracht ik haar naar haar kamer om de bloemen in een vaas te zetten. Zelfs voor die korte periode had mijn moeder de ruimte met een heleboel eigen spulletjes aangekleed. Er stond bovendien een fles wijn op tafel: een cadeautje voor ‘de korporaal’ legde mijn grootmoeder uit – een zorgzame bejaarde man aan haar eettafel. Op de terugweg sms’te ik mijn ouders dat ze zich geen zorgen hoefden te maken.
Sinds die vakantie heeft mijn moeder begrepen dat ze vaker tijd voor zichzelf moet nemen. Haar fysieke klachten beginnen te verbeteren. Mede dankzij de schilderavonden met gelijkgezinden ten huize van een kunstenaar en haar wekelijkse voormiddagje schilderen in het bureautje van mijn stiefvader. Ze hoopt portretten op bestelling te gaan maken. Direct vanaf het begin vertelde ze dat het haar al meer energie en levensvreugde geeft. Ik vroeg haar wat het onderwerp van haar eerste schilderij was. Zonder nadenken gaf ze toe: “Een portret van je grootmoeder.” Ik moest lachen. Had ze eindelijk tijd voor zichzelf, bleef ze toch met haar moeder in de weer.