03 maart 2016

Een egoïstische daad

In mijn onderbroek lig ik op de behandeltafel, zijn handen vinden de pijn nog voor ik die aangewezen heb. Alsof ze praten met mijn lijf. Weldadig. Hij past Fascia-therapie toe, een therapie die een beroep doet op het zelfhelend vermogen van het lichaam. Het doet me denken aan de cursus Cranio-Sacraal therapie die ik als prille twintiger volgde, waar ik het ritme van de hersen- en ruggenmergvloeistof van patiënten leerde aanvoelen. Een heel bijzondere ervaring: opeens word je andermans pulserende energie gewaar in je handpalmen. Dat klinkt overigens sexier dan het is. Het heeft vooral iets ontroerends, alsof je voor het eerst de hartenklop van een foetus hoort. De essentie van een ander levend wezen. ‘Heb je die ritmische energie ook bij jezelf gevoeld?’, vraagt de Fascia-therapeut. Ik schud van nee: ‘In die tijd was ik vooral gericht op anderen verzorgen.’ Hij legt uit dat hij gedurende zijn opleiding heeft geleerd om tijdens een sessie voor tachtig procent zichzelf te behandelen en de patiënt maar voor twintig procent. ‘Omdat je niet in dialoog kunt gaan met andere lichamen als je niet goed naar je eigen lichaam luistert.’

Het doet me denken aan een man die ik gekend heb. Een man die ervan overtuigd is dat jezelf wegcijferen zowat de nobelste der nobele zaken is. Spirituele lieden op zoek naar hun ware Zelf? Hij noemt ze narcisten die hun eigen staart achterna zitten. Het symbolische verhaal van de stewardess die uitlegt dat je bij een noodgeval eerst  je eigen zuurstofmasker moet opzetten en dan pas dat van je kind – je kan niemand helpen als je flauwvalt-  doet hij af als onversneden egoïsme. Enkel gehoor geven aan andermans noden, dàt is pas edelmoedig! Daartoe stimuleerde hij mij dan ook: geloven dat liefde nu eenmaal pijn doet en onbewust bestaansrecht kopen met zogenaamd nobel gedrag. Hij leek wel mijn vleesgeworden sorry-dat-ik-besta-complex. Het was een confronterende spiegel, inderdaad, maar dat besefte ik pas veel later. Tot die tijd voelde ik me schuldig, zette mezelf opzij en verloor mezelf. Het begon met vermoeidheid. Waarschuwende dokters die stapels supplementen voorschreven. Mijn creativiteit die slonk. Ik werd huilerig en angstig, kon steeds minder incasseren. Chagrijnig werd ik ook. En gefrustreerd, omdat ik niet aan mezelf toekwam en niet meer voelde waarin ik zin had. Toen kwamen de momenten waarop ik in een straat stond en niet wist wat ik daar deed, noch hoe ik er geraakt was. Dat ik ongeduldig duwend op mijn sleutelhanger zocht waar in dit stadsdeel ik ook weer mijn auto had geparkeerd, hopend dat ergens een paar pinkers zouden oplichten. Dat ik stiekem steekbriefjes bijhield omdat ik geen namen meer kon onthouden. Uiteindelijk werd ik zo lusteloos dat ik het leven niet meer zag zitten. Ik was als de vuile sokken die achter de wasmand zijn gesukkeld: een hoopje ellende. Ik kon niemand nog iets geven. Ik had niks meer, behalve dan een kostbaar levensinzicht op zak.

Dat inzicht pas ik intussen toe. Mijn vriend is een grote steun. Hij leert me om lief zijn voor mezelf. Laatst hadden we het er nog over: dat we zo blij zijn dat wij niet alleen goed voor mekaar zorgen, maar elkaar ook stimuleren om onszelf te soigneren. Omdat we gelukkig worden van mekaars geluk én omdat we weten dat we anders op de duur niets meer voor elkaar kunnen betekenen. Jezelf wegcijferen is soms nodig maar op lange termijn kan het juist een bijzonder egoïstische daad zijn.

De Fascia-therapeut onderbreekt mijn gemijmer door zacht te drukken, exact daar waar het het meeste zeer doet: ‘Hier zit de spanning, hé?’ Ik voel de pijn al minderen en knik, dankbaar dat hij niet vergeet naar zijn eigen lijf te luisteren, waardoor hij zo goed naar het mijne kan luisteren.

(Verschenen in Psychologies Magazine - Vlaamse editie, februari 2016)