14 februari 2016

JEANINE

Later die avond zouden mijn vriend en ik uit eten gaan om zijn verjaardag te vieren. Ik trok een rode jurk aan, stiftte mijn lippen en zette een grote, in goudpapier verpakte doos voor hem neer. Hij raadde een paar keer tevergeefs, scheurde het papier tenslotte open en keek verbaasd. “Een massagekussen?” “Ja!”, antwoordde ik enthousiast. “Het geeft je een heerlijke shiatsu-massage met warme infrarood-bollen en je kan het zowel in je autostoel als in een gewone zetel leggen!” Dat stond op de verpakking. Hoe het voelde, wist ik niet. Mijn vriend reageerde niet. “Jij moet altijd zo lang en ver rijden voor je werk…”, probeerde ik. Plots begon hij te lachen. Hij liep naar een leunstoel, legde het kussen erin, stak de stekker in het stopcontact. “Ooit heb ik in een winkel zo’n kussens uitgetest. Heerlijk! Maar zoiets zou ik nooit voor mezelf kopen”, zei hij. Ik knikte: “Ik ook niet. Da’s zo’n luxe die je jezelf niet permitteert.” Behoedzaam ging hij zitten en drukte op de afstandsbediening. Het volgende moment klonk er een zacht gezoem– de vibrerende zitting warmde op- en schaterde hij het uit. Toen schoten de massagebollen in actie. Het gezicht van mijn vriend veranderde. Zijn lach stierf op zijn lippen. “Is het fijn?”, fluisterde ik. Er klonk een bevestigende kreun.

Na een tijd stond hij op: “Jouw beurt!” Nieuwsgierig nam ik plaats op het warme kussen. Mijn vriend duwde op de knoppen van de afstandsbediening. Twee warme bollen begonnen mijn rug vakkundig te kneden. Het leken haast mensenhanden. Ik gilde het uit. Mijn vriend lachte ook: “Raar, hé? Maar zo zalig!” Ik knikte, giechelde om intimiteiten met kussens. “Misschien moeten we het kussen een naam geven,” stelde ik voor. “Dat maakt het minder onpersoonlijk.” Mijn vriend was het daarmee eens en doopte het Jeanine. Even sloot ik de ogen en probeerde me over te geven. “Wel gek om jou zo te zien zitten, in die jurk”, mompelde mijn vriend. Bleek dat Jeanine mijn in strakke stof verpakte boezem nogal wild heen en weer schudde.
De uren daarop gingen mijn vriend en ik om beurten op het kussen zitten. We werden alsmaar meer ontspannen, kregen steeds slomere gezichten. Toen we uiteindelijk naar het restaurant reden, zagen we er stoned uit. Mijn vriend –gezeten op Jeanine- reed slechts 20 kilometer per uur. “De staat zou zulke kussens moeten subsidiëren”, sprak hij traag. “Er zouden geen ongelukken meer gebeuren.”

De volgende morgen pakte mijn vriend zijn koffers. Hij zou per trein naar Zuid-Frankrijk reizen. Op de trein waren geen stopcontacten en omdat hij met het vliegtuig zou terugkeren, kon het kussen niet mee. “Wil jij het nemen?”, vroeg hij. “Anders ligt het hier maar. En jij moet straks anderhalf uur rijden.” Eerst weigerde ik: het was zíjn cadeau. Maar uiteindelijk overtuigde hij me. Bij het station omhelsden we elkaar en vocht ik tegen de tranen die telkens opnieuw opkomen als we, na een periode van intens samenleven, uit elkaar moeten. Toen ik alleen wegreed, drupten ze van mijn kin op mijn sjaal. Ik herinnerde me een verhaal over een verlaten apenjong dat liefde zocht bij een met pluche overtrokken balk. “Komaan Jeanine, troost me!”, zei ik en drukte op de afstandsbediening.

Verschenen in Het Nieuwsblad Magazine, 13/02/2016