23 januari 2016

HET GEVECHT

Traag staat hij op om ons toe te spreken. Kaarsrecht doch gebroken, doet hij wat geen enkele ouder zou moeten doen. Hij houdt een grafrede voor zijn kind. Als verlamd onderga ik zijn woorden, de muziek, de kleurrijke familiefoto’s op de achtergrond. Hij spreekt met eerbied en vanuit kracht, ik kan niet anders dan ontzag voor hem voelen.

Ik leerde hem kennen toen ik zelf nog een kind was. Nadat mijn ouders hem op een cursus hadden ontmoet, werd hij hun beste vriend. Maar hij werd ook mijn vriend. Stelde me vragen, verdiepte zich in mijn zelfgetekende stripverhalen, maakte me aan het lachen. Hij is een gevoelige man, getuige zijn uitstekende gevoel voor humor, zakelijk én psychologisch inzicht. Zijn grootste talent is wellicht zijn vermogen om andermans kwaliteiten te belichten. Ik ken niemand die zo respectvol is, die er steeds in slaagt om anderen te eren zonder te overdrijven of sentimenteel te worden.
Toen ik op mijn zestiende een jarenlange depressie kreeg en mijn stiefvader daar niet goed mee om kon, trad hij op als bemiddelaar. Bij momenten was hij de vader die mijn stiefvader nog niet voor me kon zijn en die mijn eigen vader nooit zal zijn. Hij begreep me. Zélfs toen de dagelijkse worstelingen onhoudbaar werden en ik niet meer wilde leven. Hij was één van de weinige getuigen van mijn gevecht en liet telkens opnieuw zijn geloof in me blijken.
Toen ik een maand geleden zat te signeren in de plaatselijke boekhandel, stapte hij binnen. In zijn motorpak, met een helm onder zijn arm en een grap klaar die me door de hele winkel deed schateren. Hij bekeek mijn boek, zei dat hij trots was dat ik het gevecht had gewonnen, iets van mijn leven had gemaakt. In eerste instantie lachte ik dat compliment weg. Maar omdat hij écht weet hoe zwaar het was, liet ik mezelf toch toe om het contrast tussen toen en nu even te voelen. “Het leven is als een driepikkel”, zei hij. “Een poot voor liefde, één voor werk, één voor gezondheid. Als een poot klappen krijgt of ontbreekt, valt het krukje om. Het jouwe blijft nu staan.” We glimlachten naar elkaar. We wisten niet dat ons volgend weerzien onder rampzalige omstandigheden zou zijn.

Ik kijk naar hem, hoe hij daar staat, volledig in het zwart. Zijn gezicht kalm, de ogen vol verdriet. Zijn zoon, een prille twintiger die ondanks alle liefde en begrip waarmee hij zich omringd wist ook een strijd leverde, is er niet meer. Hij vertelt hoe zijn zoon heeft gevochten als een leeuw. Ik zag zijn zoon afgelopen zomer voor het laatst. Het viel me op hoe hard hij zijn best deed om te functioneren in deze wereld waarin hij zich niet thuis voelde. Hoe galant hij was voor anderen. En niet hoffelijk genoeg voor zichzelf.

Na de plechtigheid, aan de koffietafel, vertelt een bezorgde moeder over haar twintigjarige zoon. Hoe ook hij worstelt met het vinden van zijn plaats in de wereld. Dat hij kampt met een depressie. Hoge gevoeligheid, zelfkritiek, schaamte, wanhoop, angst. Het snijdt door me heen. Ik ken het zo goed. Maar ik ben eruit geraakt. Mede dankzij therapie vond ik een manier om mezelf te zijn. Ik wens het alle vechters toe. En misschien helpt het hen ook om te weten dat ze niet de enigen zijn.

(Verschenen in Het Nieuwsblad Magazine 23/01/2016)