26 september 2015

IN HET DONKER

Mijn vriend stelt voor om mijn verjaardag te vieren in een drukbezocht openluchtcafé. De bomen hangen vol kleurige lampjes, we zitten bij een groot open vuur. Iets verderop staat de woonwagen van een kaartlegster. Na de nodige glazen wijn besluit een vriendin rond middernacht om mij op een toekomstvoorspelling te trakteren. Giechelend haken we onze armen ineen en wankelen hooggehakt mijn toekomst tegemoet.

Het doet me even denken aan lang geleden op de kermis, toen ik er samen met een vriendinnetje stiekem vandoor was gegaan. Ongemerkt volgde mijn moeder ons en zag ons gearmd vrolijk naar het spookhuis huppelen. Achter een groot, rond venster kwamen lachende bezoekers voorbij op een haperende loopband, waardoor het leek alsof ze bibberden van schrik. Stoer kochten wij een ticketje. Binnen werd ik overmand door angst. Ik besefte niet dat het dunne bruggetje boven een ravijn vol skeletten een optische illusie was en wilde meteen rechtsomkeert maken. Maar de volgende groep bezoekers stuwde me voort, naar een trap waarvan de treden wegzonken terwijl er satanisch gelach weerklonk en vogelspinnen naar beneden vielen. Niet veel later zag mijn moeder me krijsend op de schuddende loopband voorbijkomen. Even moest ze flink lachen om dat pathetische beeld. Maar toen ik weer wegzonk in een trap, stond ze opeens naast me. Krachteloos viel ik in haar armen en zij tilde me op, weg uit die donkere hel.

Het roodgeverfde haar van de al wat oudere kaartlegster staat alle kanten op. Haar nagels zijn lang, ongelijk, ongelakt. Op tafel staat een bord spaghetti waar een vlieg op zit, die weer opvliegt en op haar kapsel neerstrijkt. Ik ben dronken, besef ik opgewekt. ‘En het is om te lachen’, zegt mijn vriendin. Maar ik wil me concentreren, want wie weet, spreekt deze dame toch waarheid. Nadat ik de kaarten heb gekozen, steekt ze van wal in plat Gents. Er volgt een beschrijving van mijn vriend – een kruising tussen ‘de keizer’ en ‘de hogepriester’– en een geruststellend: ‘Maar gij kunt hem aan.’ Ik probeer om de vlieg niet met mijn ogen te volgen. Ze bekijkt de kaarten ‘de zon’ en ‘de zegewagen’: mijn leven zal veel gelukkiger worden. Ik knik enthousiast, dat is al zo! ‘Maar ge zijt nog wel wat oude pijn aan het verwerken’, zegt ze.

Ik ben de voorspelling bijna vergeten, als ik enkele weken later flauwval. Eerst verdwijnt mijn zicht, dan mijn gehoor. Ik zit gevangen in de donkere kamer van mijn lijf. Een paniekaanval, zo blijkt achteraf. Ik heb diezelfde dag voor mijn werk een interview afgenomen op een locatie waar ik ooit een traumatische ervaring opdeed. Die herinnering had ik weggedrukt: ‘Het is voorbij.’ Maar blijkbaar heb ik het nog niet verwerkt.
Het is mijn vriend, die kruising tussen keizer en hogepriester, die me een wijze les geeft. Hij weet dat ik een hekel heb aan de slachtofferrol, maar legt uit dat een mens soms moet erkennen dat hij slachtoffer is om uit zelfrespect voor zichzelf te kunnen opkomen. Terwijl ik luister, zie ik mezelf voorbijkomen op de haperende loopband achter het venster van het leven.

(Verschenen in Het Nieuwsblad Magazine 26/09/2015)

25 september 2015

KOM JE DOOR EEN GEBREK AAN HYGIËNE DICHTER BIJ JEZELF?

'Door er puurder uit te zien, ga je je puurder voelen’,  riep een ongewassen Eline De Munck.

Terwijl u dit leest, ligt actrice/zangeres/presentatrice Eline De Munck vermoedelijk in bad.  Sinds gisteren zijn de opnames voorbij van Eline gets dirty, een documentaire voor vrouwenzender TLC. Daarvoor mocht zij, de jongedame achter uitspraken als
Mannen, dat zijn allemaal vetzakken’ en ‘Bartel Van Riet mag mijn onkruid eens komen wieden', zichzelf dertig dagen niet wassen. Ook niet parfumeren, schminken of scheren. Beweerd wordt zelfs dat Van Riet haar onkruid niet kwam wieden. Intussen ging Eline wel verder met haar leven. In de sportclub en op het podium werkte zij zich in het zweet. Ze werd ongesteld en ziek. Droeg ongewassen kleren. Postte foto’s van haar okselhaar op Instagram. Sliep tussen vieze lakens en ontdekte hoe haar bandeloze talgklieren haar libido beïnvloedden. Mocht pakweg Matteo Simoni zijn ongewassen oksel online gooien, het zou niet zo veel mannen boeien. Maar de anders zo bekoorlijke Eline die er steeds smeriger uit gaat zien? Daarover verkneukelen vast veel vrouwen zich - zogenaamd nieuwsgierig naar de uitkomst van diepgravende onderzoek.

Gruyèregeur  en okselbont
Volgens Eline is onze maatschappij soms zo oppervlakkig en ligt de focus vaak op onze looks: ‘Je parfum en schmink lijken belangrijker dan wie je écht bent.’ Vandaar dus de uiterst diepzinnige invalshoek van deze docu: wat als we de focus niet op het uiterlijk maar op het ònverzorgde uiterlijk leggen?
Afgaande op de vele reacties op het foto-verslag van Eline op Instagram, worden dan je gruyèregeur en okselbont belangrijker dan wie je écht bent.
Het goede nieuws: zelf is Eline er dankzij het experiment wél achtergekomen wie ze écht is, zegt ze. Door zich niet te wassen heeft  de platinablonde presentatrice, die al jaren tegen het imago van bimbo opbokst, ontdekt dat vettige haren dan toch niet zo erg zijn en er nog veel van haar persoonlijkheid overblijft als alle opsmuk is verdwenen.  Zonder afbreuk te willen doen aan die diepe inzichten, vraag ik me toch af of het wel zo’n goed voorbeeld is om via gebrekkige lichaamshygiëne naar meer zelfrespect te streven. Wie meer inhoud in zijn leven wil, kan zich ook meer in de gevoelswereld van anderen en zichzelf gaan verdiepen en terwijl gewoon blijven douchen. Lichaamsverzorging is nu eenmaal óók een daad van zelfrespect. Hopelijk onderzoekt de documentaire dan ook de scheidingslijn tussen zelfzorg en angstvallig het masker der perfectie ophouden. Misschien houdt men vaak de schone schijn op uit zelfbescherming: omdat onze zelfkritiek ons kwetsbaar maakt voor andermans kritiek en we die confrontaties  willen vermijden door onszelf zo perfect mogelijk te presenteren. Dan is die presentatie wegnemen slechts symptoombestrijding en moet er dieper gegraven worden zodat de psychische hygiëne onder de loep genomen kan worden. Iets waar we volgens psycholoog Filip Raes van de KU Leuven zelfs niet vroeg genoeg aan kunnen beginnen. Hij pleit voor het vak ‘mentale opleiding’ op alle middelbare scholen.  Drie procent van de jongeren lijdt aan chronische eenzaamheid, één op vijf jongeren heeft last van psychische problemen. Dat worden later allemaal volwassenen die naar Eline Get’s Dirty moeten kijken en zeep afzweren om te ontdekken wie ze écht zijn. Tenzij ze als tiener al meer inzicht in hun psyche krijgen.

Unieke wolk
Vergist Eline zich dan als ze zegt dat ze haar identiteit heeft ontdekt dankzij dertig smoezelige dagen?  Niet echt. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat we allemaal omringd worden door een microbiële wolk, net zo uniek als een vingerafdruk. Van ‘uitstraling’ gesproken. Binnen de vier uur zijn we te identificeren aan de hand van onze individuele bacteriële cocktail. In de toekomst zullen forensische onderzoekers zelfs via bacteriële sporen kunnen achterhalen wie een ruimte betrad. In het geval van Eline, wier bacteriële biotoop welig kon tieren, was haar wolk intussen waarneembaar voor het blote oog. Een duidelijke identiteit dus. Voor haarzelf én voor anderen. Helaas spoelt die dra door het afvoerputje weg en kunnen ons dan weer enkel op haar parfum en schmink baseren. Tenzij we gewoon eens een goed gesprek voeren met Eline De Munck.



PRIKBORD

Inspirerende vrouwen
In het YouTube-filmpje ‘If I were ayoung woman now... worden oudere, meer ervaren vrouwen aan het woord gelaten over wat zij zouden doen als ze weer jong waren. Geen ‘to do’ lijst maar een ‘to don’t’ lijst is een van de inspirerende antwoorden.

Bedreigde vrouwen
Op 15 oktober gaat in het Londense Imperial War Museum de tentoonstelling Lee Miller: A Woman’s War van start. Lee Miller (‘07-‘77) was een Amerikaans fotomodel en fotografe, bekend van haar onstuimige liefdesleven, reportages tijdens Wereldoorlog II en portretten van Picasso en Stravinsky. Deze foto uit  1941 werd gepubliceerd in de Amerikaanse Vogue en toont twee Britse vrouwen met maskers van het ARP (Air Raid Precaution) op de trappen van Millers schuilkelder.

Genereuze vrouwen
Onlangs poogde Heleen De Bruyne, chef vrouwenzaken bij Van Gils & Gasten, het taboe rond menstruatie te doorbreken.  Goed zo want uit onderzoek blijkt nu dat menstruerende vrouwen veel meer bereid zin om geld  te delen met onbekenden. Handig dus als ze voortaan even aangeven wanneer het dié tijd van de maand is. Toch zolang er geen tampon bestaat voor het gat in hun hand.

Verzekerde vrouwen
Gezellig type, die Harold Hentorn. De 59-jarige Amerikaan is veroordeeld omdat hij zijn vrouw Toni na 12 dagen huwelijk van een klif zou geduwd hebben. Zij had een levensverzekering ter waarde van 4,5 miljoen dollar. Hentorns vorige vrouw Sandra kwam ook net na hun 12de trouwdag om. Ze werd geplet door haar wagen toen ze een band verwisselde. Er stond een voetafdruk op de wagen en haar levensverzekering bedroeg een half miljoen. Toch ging Hentorn vrijuit. Voor de moord op Toni kan hij  levenslang krijgen, in december wordt zijn straf bekend.
(Tekst en cartoon verschenen in de wekelijkse rubriek ‘Fleur vraagt zich af…’ in Het Nieuwsblad, op 25/09/2015)

23 september 2015

Voorlopige signeerdata

Voor al wie mailtjes stuurt over signeren & dergelijke, hier zijn al een aantal data.
- Op zondag 18 oktober zal ik aanwezig zijn op het Boekenweekend te Hamme. Interview over mijn nieuwe boek om 15u.
- Op zaterdag 24 oktober ga ik signeren in Standaard Boekhandel te Essen (14u) en op zondag 25 oktober in Standaard Boekhandel te Lokeren (uur nog onbekend)
- Ik zal ook signeren op de Boekenbeurs in Antwerpen op zondag 1/11 van 15-17u. Op dinsdagavond 2/11 geef ik samen met Nele Reymen een interview en signeer ik van 19u30 tot 21u.
Op zaterdag 7/11 signeer ik tussen 16-17u.

Tot daar deze dienstmededeling! 

22 september 2015

'Dat kleine Geluk' bij De Madammen op Radio 2


Wie het interview over 'Dat Kleine Geluk' in De Madammen op Radio 2  graag wil beluisteren, kan dat doen via deze link. Beetje naar beneden scrollen en op 'De Madammen' klikken. Het interview zit helemaal aan het begin.





19 september 2015

MANNENLIJF

Naast mannenlijven kon ik nooit goed slapen. Hun aanwezigheid maakte me onrustig, het gesnurk hield me wakker. Ik dacht niet dat dat zou veranderen. De eerste keer dat ik jou zag – in al je glorie, ontdaan van wol, leer en katoen - vroeg de nacht ook niet om slaap. Misschien dommelden we af en toe weg maar belangrijker was die heerlijke, tevergeefse poging tot volledige versmelting. Daarna leerde ik je alsmaar beter kennen. De zachtste en ruwste stukjes, je smaak, je geur. Je rook een beetje naar regen. Steeds dierbaarder werd je, steeds vertrouwder. En voor ik het wist viel ik naast jou in een diepe, verkwikkende slaap.

Je nam me mee. Naar een ander leven, een ander land. Achterop de Vespa zat ik met mijn armen om je heen. De wind rukte aan mijn haren en rok,  je warmte kwam me tegemoet doorheen de dunne stof van een wapperend hemd. Verkeersborden beloofden Lyon, Marseille en Barcelona. De pijnbomen geurden, het landschap was magnifiek. Met exotische planten, verre meren, flamingo’s, galopperende paarden,  een grote roofvogel die opvloog naar de felle hemel. En te midden van dat alles, wij! Verstrengeld op de brommer, als een rijdend Kamasutra-standje. Ik klemde me tegen je aan, volgde je bewegingen in de bochten, mijn handen op zoek naar bloot vel. Aan zee stopten we en zwommen naakt. Jij glom in het zonlicht. Telkens als je dook leken je billen de ruggen van twee uitgelaten dolfijnen. In het water trok je me tegen je aan. Hard. Op het zand droogden we op, stukjes schelp kleefden aan je huid. Ik luisterde naar je ademhaling, de ogen dicht, glimlachend bij het vooruitzicht weer terug te rijden met mijn armen om je heen. Voortaan zou ik alles durven in de geruststellende nabijheid van jou, lievelingsmannenlijf. 

‘Je ruikt anders’, zei mijn moeder in eigen land. ‘Naar een man. Je ruikt een beetje naar regen.’ Ik vertelde dat jij en ik voortdurend samen waren geweest, in dezelfde kamer en als het maar kon in hetzelfde bed. Dat ik zelfs niet meer zonder je kan slapen. Zij lachte, ze had ooit precies hetzelfde meegemaakt.

Vannacht regent het. Ik rijd naar huis, het ritme van de ruitenwissers klinkt meedogenloos. Jij bent voor je werk het land uit,  ik wil niet maar moet alleen slapen. Zonder jouw warmte of geur. Zonder wakker te worden omdat jij half op me ligt, met één arm en één been om me heen, alsof je je in je slaap aan een boei vastgrijpt om niet te verzuipen. Zonder je adem in mijn oor. Je hand rond de mijne. Of jouw neus tegen mijn neus, als we tegelijk ontwaken en weer de ogen sluiten voor de eerste kus van die dag. Zonder jou, het mannenlijf dat mijn vrouwenlijf beter begrijpt dan ikzelf.
Ik ben verslaafd aan je geworden en dat is volledig tegen mijn principes inzake onafhankelijkheid. Maar met principes kan je niet bulderlachen, eindeloos praten, gulzig vrijen. En dus rol ik mij thuis in bed op in foetushouding en gun mezelf in het donker wat foto’s van jou op mijn smartphone. Op je kussen zoek en vind ik gelukkig nog een vleugje regen.

(Verschenen in Het Nieuwsblad Magazine, thema ‘Mannenlijven’, 19/09/2015)

18 september 2015

HOE LEUK IS DE VIND-IK-NIET-LEUK-KNOP?

Binnenkort is ook op Facebook het leven niet meer hardnekkig plezant.

Mark Zuckerberg, de man achter Facebook, werkt met zijn team aan een dislike-knop. ‘Niet elke gebeurtenis is een goede gebeurtenis, toch?’, klonk het. Ha, hij weet het. De cumulerende wereldproblematiek heeft ook Facebookistan en zijn euforische inwoners bereikt. Binnenkort mogen onze duimen eens rusten. We krijgen allemaal een vind-ik-niet-leuk knop. U. Maar ook uw ex. Uw kortzichtige buurman. Uw kritische schoonmoeder. Kunnen we elkaar wel vertrouwen met die negatieve energie? Wilt u zich nog meer focussen op wat u niet zint? En bent u er klaar voor om met een foto van uw kat - ‘Pluisje op haar schattigst’ - zeventien dislikes te scoren? Om te ontdekken dat uw dagelijkse maaltijd-update meer haters dan liefhebbers kent en dat niet iedereen uw kwijlende kleine graag op zijn time-line ziet voorbijkomen? 

Haatsmurfen en spelfouten
Volgens Zuckerberg is het geenszins de bedoeling dat Facebookers elkaar met de dislike-knop gaan treiteren. Maar houdt hij wel rekening met de hersenkronkels van zijn doelpubliek, waarvan er sommigen zelfs te weinig in hun bovenkamer hebben om mee te kronkelen? Denk maar aan de vernietigende reacties op de pagina’s van nieuwssites waar haatsmurfen met een gebrekkige kennis van de Nederlandse spelling zich vaak eens goed laten gaan. Of de botte berichten op drukbezochte profielen van publieke figuren. Deze week nog maakte nieuwsanker Kathleen Cools bekend dat zij haar Facebookpagina zal sluiten wegens te veel onbeschofte meningen. Binnenkort richt ze een nieuwe pagina op voor louter intimi.
Zuckerberg  heeft hogere verwachtingen van de doorsnee Facebooker. Hij noemt de dislike-knop een manier om empathie uit te drukken. Hij gaat er dus vanuit dat ze daarover beschikken. Volgens hem voelt het niet comfortabel om triest nieuws  vanuit je comfortabele zetel te liken. Nee, als je een beetje humaan bent niet, nee. ‘Maar’, benadrukte hij in het VTM Nieuws, ‘Mensen willen wel duidelijk maken dat ze met je meeleven en je begrijpen.’
Ja, waar was die verdomde dislike-knop toen Facebook overspoeld werd door foto’s van de verdronken driejarige Aylan. Toen iedereen over de zelfmoord van Joost Zwagerman begon. Toen een uitgemergelde ijsbeer viraal ging en ons aan de opwarming van de aarde herinnerde. En o ja, toen de papa van mijn Facebook-vriend overleed. Ik had me er met de dislike-knop telkens snel vanaf kunnen maken. Met een publieke 10 op 10 voor empathie én nog tijd over voor een selfie. Een medelevende reactie schrijven, wie steekt daar nog energie in? In het echt doen we toch ook niet meer dan 1 minuut aan empathie? Dat kunnen we zelfs nog inkorten door net als op Facebook gewoon onze omgekeerde duim te tonen.
Verbale diarree
Anderzijds is de dislike-knop misschien wel de perfecte oplossing voor de zogenaamde Helden van het Internet. Zo noemt men de internettrollen in de gelijknamige rubriek van het VIER-progamma Karen & De Coster. Daarin belt Eric Goens bij online vuilbekkers aan en krijgt u de man te zien achter ‘Het is allemol stront, van mij mogen die vluchtelinge verzuipe’, ‘Ik zal Tommelein zijne dikke kop terug wakker kloppe’ of ‘Wie zegt dat Karen ne naturel heeft krijgt ne kopstoot’. Ze schuifelen wat verlegen, krabbelen terug, slaan de deur dicht of trekken occasioneel een mes. Toegegeven, de vind-ik-niet-leuk gevoelens van die laatste moeten we niet aanmoedigen. Maar mogelijk is de dislike-knop in heel wat gevallen een hygiënisch alternatief voor verbale diarree? Gewoon een stille, ontevreden duim in plaats van dreigen met kopstoten en vuistslagen. Al bevroeden experts een ander icoon. Hoe dan ook blijft het de vraag wat de dislikes met ons zullen doen. Eensgezind om de vluchtelingencrisis zuchten, oké. Maar wat als het over uw persoonlijk leven gaat? We zullen vast niet meer imperfecties tonen als we meer kritiek kunnen oogsten. Onlangs streamden twee Nederlandse televisiemakers hun leven op het internet. Het experiment diende voor een documentaire en zou 3 weken duren. Na 15 dagen werd het al stopgezet. De continue kritiek van de kijkers viel de mannen te zwaar. ‘Als je nergens nog een schild hebt, word je zo boos, gefrustreerd, verdrietig, dat je het ‘rustig’-stemmetje in je hoofd niet meer hoort.’ Klinkt echt niet-zo-leuk. Misschien moeten we ook nog een rustig-knop krijgen.


(Verschenen in Het Nieuwsblad 18/09/2015)

12 september 2015

OVERMOEDIG

Met één voet op het stoffige fietspad draai ik me om op het zadel. De ogen half dicht tegen de zon. In de verte zie ik mijn vriend en zijn negenjarige dochter naderen, twee trage stipjes op het van de hitte sidderende asfalt. Het is haar eerste lange fietstocht. Ze kan nog niet goed fietsen, is onzeker. Maar hier komen geen auto’s en zijn er nauwelijks tegenliggers. Ideaal om te oefenen. Het pad leidt door een natuurreservaat naar zee. Rechts zijn er weien met paarden. Links ondiepe wateren waar flamingo’s en witte reigers voedsel zoeken in de weerspiegeling van de hemel. Het water onthult geschubde ruggen: het zit er vol dorades die er rond deze tijd komen paren, heeft mijn vriend uitgelegd. Nu zie ik hem rustig gebarend aan zijn dochter uitleggen wat ze moet doen. Haar gezichtje staat vastberaden. ‘Dank u voor het wachten!’, roept ze zigzaggend, glimlacht en concentreert zich weer. ‘Voor je kijken, niet naar je stuur’, hoor ik haar vader zeggen. ‘Kijk maar naar de derrière van Fleur!’ Ik begin weer te fietsen en wiegel daarbij overdreven met mijn achterste. Ze schatert.

 Vijf was ik, toen ik het leerde. Mijn moeder nam me op een regenachtige dag naar een verlaten dijk in de polder, waar we woonden. Het rode fietsje herinner ik me goed. Een jaar later zou het op de bodem van een haven liggen. Zonder mij: ik bleef trappelen in het ijskoude water, bang om te verdrinken, verbaasd omdat ik dacht dat ik al geweldig kon fietsen. Achteraf verklaarde mijn moeder dat ik geluk had: als een touwtje van mijn jas in de spaken verstrikt was geraakt, was ik mee gezonken. Maar iemand viste de fiets voor ons op en niet veel later trapte ik er weer vrolijk op los. Ditmaal recht naar een enorme tractor met dito ploeg. Mijn moeder krijste, het gevaarte hield nét op tijd stand en weer kwam ik er met de schrik vanaf. Zo zouden mijn stalen ros en ik nog vaak aan de dood ontsnappen. Het begon op die dijk. Eerst lukte het niet om te trappen én recht te blijven. Mijn moeder moest helpen. Maar toen was er dat ongelooflijke moment -misschien brak de zon net door- waarop ik plots zelfstandig kon fietsen. Enthousiast trapte ik steeds sneller. Het kon hard waaien in de polder, ik had wind mee en vloog haast vooruit. Mijn moeder riep nog maar ik luisterde niet. Ik grijnsde: ik kon fietsen! Apentrots was ik. Tot ik besefte dat het abrupte einde van de dijk dichterbij kwam en ik niet wist hoe te remmen. Ik stelde me voor hoe ik als een tekenfilmfiguurtje nog even in de lucht zou verder fietsen om dan onherroepelijk naar beneden te storten. Ik kon niet stoppen. De instructies van mijn moeder, die er niet in slaagde me in te halen, gingen verloren in de wind. Toen reed een auto voorbij. De inzittenden, vier jehova-getuigen die mijn moeder had tegengehouden en gesommeerd om eens écht een ziel te redden, grepen me vast vlàk voor het einde van de dijk. Niet veel later viel ik huilend in haar armen en beloofde nooit meer iets gevaarlijks op die tweewieler uit te spoken.

Aan zee hebben mijn vriend en ik met zijn dochter pootje gebaad, een ijsje gegeten en haar geprezen voor haar prestatie. Helemaal naar de zee! Op de terugweg wordt ze overmoedig. Speels grijpt ze naar een overhangende tak, leunt op het stuur en dirigeert haar fietsje recht de berm in. Een boomtak voorkomt dat ze in de lagergelegen wei valt. Ik hoor het achter me gebeuren, gegil en gekraak, en maak geschrokken rechtsomkeert. Maar ze komt al recht, stoer lachend. Zegt dat er niets aan de hand is. Tot ze de druppeltjes bloed op haar geschaafde knie opmerkt en de schok haar inhaalt. Alsnog begint ze te huilen. Dikke tranen in de armen van haar vader. Een flamingo vliegt over. Een koninginnenpage fladdert voorbij. De lucht geurt naar pijnbomen. Maar kinderleed is overal hetzelfde.

(Verschenen in Het Nieuwsblad Magazine 12/09/2015)

08 september 2015

07 september 2015

Foto's door Koen Van Buggenhout voor Het Nieuwsblad Magazine









Mooie mailtjes op maandag!

Mooi hoe één tekst meerdere mensen in beweging kan brengen.



Interview over 'Dat kleine geluk' in Het Nieuwsblad Magazine



Verschenen in Het Nieuwsblad 05/09/2015. Interview: Hans-Maarten Post. Foto's: Koen Van Buggenhout, www.koenvanbuggenhout.be.

DRIE JAAR

Drie jaar van je leven, die je van meisje tot vrouw boetseerden, samengevat in wekelijkse columns. Dingen die je toen nog niet kon begrijpen - nu wel. Dingen die je was vergeten, niet wil weten of nooit meer zult vergeten. Pieken, dalen, verhalen. Je leest het allemaal na elkaar, want die jaren worden gebundeld in boekvorm, en je wil je teksten herwerken omdat je nu anders schrijft.
Beter, denk je. Hoop je.
Je wil zelfs heler stukken schrappen. Omdat je nu beter weet, denk je. Hoop je.
En al jubelt je uitgever om elke letter, stilletjes ben je bang om tijdens het herlezen te ontdekken dat je de vroegere versie van jezelf niet meer zo leuk vindt.

Die confrontatie ging ik aan in mijn kleine huisje met zicht op de weien en de gepensioneerde boerenknol die ik sinds enkele maanden mijn buurvrouw mag noemen.
Gek om te lezen hoe ik vorige zomer met mijn moeder langs dit huisje fietste en vol verlangen terugdacht aan de tijd die ik er als peuter met haar had beleefd. Als iemand toen vanuit de maïsvelden was gestapt om te zeggen dat ik er het jaar daarop opnieuw zou wonen, zou ik hem - nadat ik had gevraagd wat hij tussen die planten uitspookte- niet geloofd hebben. Mijn toekomst was al uitgestippeld, die ging de andere kant op.
Gek ook, dat ik de week daarop auditie deed bij een regisseuse in Gent, op een adres dat ik moeilijk kon vinden. Als iemand toen uit een venster had geroepen dat ik datzelfde adres over een jaar blindelings zou terugvinden omdat mijn nieuwe liefde er woont, zou ik hem ook niet geloofd hebben. Ik had al een vriend.


Als je dan je boek voor de vijfde keer herleest, speurend naar fouten, en je eigen woorden je stilaan de strot uitkomen, lopen de eerste reacties van proefpersonen binnen en blijkt het verdict unaniem: ontroerend. Ronald Giphart, voor wie ik ooit een platonische liefde opvatte na het lezen van zijn eerste boeken, bleek mijn columns trouw te lezen en leverde een citaat voor de achterflap: ‘Fleur van Groningen schrijft én uitermate grappig én ontroerend én mooi én wijs én oprecht.’ Ik kon mijn geluk niet op. De rode draad die mij echter opvalt, is de liefde voor mijn moeder, die even onverwoestbaar als wederzijds is. Zij is de eerste die ik in het dankwoord vernoem. We zijn om de beurt elkaars leraar en steeds elkaars beste vriend. Na alles wat we samen hebben meegemaakt, vergeten we wel eens dat we moeder en dochter zijn. Tot ik me opeens heel klein voel en zij haar armen om me heen slaat. Ze is een vast personage in mijn columns en dat merkt ze: bij de slager spreken onbekenden haar begripvol en enthousiast aan terwijl zij biefstukken bestelt.

De andere rode draad zijn mijn lezers. Stapels e-mails heb ik gedurende die drie jaar van jullie ontvangen. Levensverhalen, complimenten, bedenkingen. Ik werd een vriendin genoemd, een zaterdagochtendritueel, een toeverlaat. Een introverte dame verwonderde zich bezorgd over mijn openhartigheid. Ik legde uit dat ik mijn kwetsbaarheid bewust toon omdat er al genoeg imago’s worden hooggehouden en mijn ervaringen dienen om universele thema’s aan te kaarten. Niet veel later kreeg ik een prachtige handgeschreven brief van een jongeman die vertelde dat mijn columns hem door de moeilijkste tijd van zijn leven hebben gesleurd. Die brief heeft een vaste plek op mijn nachtkastje.
En dan krijg je de zoveelste lezersbrief: ‘Hoe zit het nu tussen jou en de schrijver?’ Nadat die schrijver en ik een noodzakelijk gesprek over de liefde voerden, schreef het laatste hoofdstuk zichzelf en gingen de drie jaar in druk. Nu ligt ‘Dat kleine geluk – Een zoektocht naar een zachtere wereld’ in de boekhandel. Of mijn zoektocht daarmee teneinde is? Nee. Maar ik heb al begrepen dat het leven milder wordt als je vriendelijk voor jezelf bent.


Deze column verscheen in Het Nieuwsblad Magazine op 05/09/2015.‘Dat kleine geluk – Een zoektocht naar een zachtere wereld’ is een uitgave van Horizon en sinds 28 augustus 2015 verkrijgbaar in de boekhandel en online boekwinkel.