16 december 2015

VEILIGHEID EERST

‘Safety First’? Ik dacht dat dat iets was wat sommige vlotte kerels mompelen als ze een condoom bovenhalen. Het bleek de titel van een VTM-serie. Ik keek niet, het trok me niet aan. Maar de hype maakte me nieuwsgierig. Zou ik immuun zijn voor Het ‘Smos’-effect? Toen ik geïnviteerd werd voor de avant-première van ‘Safety First - the Movie’, tekende ik toch present. In het cinemacomplex liepen overal agenten en militairen, met van die moordwapens die zo zacht glanzen. Veiligheid eerst, o ironie. Ik hoopte maar dat de goede smaak ook beschermd werd. Gelukkig bleek ‘Safety First’ een geestige film, weliswaar met een flinterdun scenario maar dat werd door de acteurs van de juiste jus voorzien. Zelfs ‘de Smos’ vond ik stiekem lollig. Na de film was het feest, met foute muziek, een frietkraam, gratis drank. Dan klets je met bekendheden - allemaal even spectaculair uitgedost met pailletten, veren, blinkende schoenen, strak gesneden jasjes -  en besef je dat onder die laagjes wuft textiel hun maag op het ritme vanTotal Eclipse Of The Heart’ een brij kneedt van friet, Chardonnay, bitterballen en mayonaise. De gesprekjes zijn zoals het filmscenario maar dan zonder de jus. Op gegeven moment heb je het wel gehad. Ik toch. Ik snelde de fluwelen trappen af naar de uitgang, alwaar ik als een Assepoester werd tegengehouden door een knappe Vlaamse acteur. Mijn film-crush. De man waarvoor ik zelfs naar de slechtste films en series kijk, al hij er maar in voorkomt. Hij houdt ook niet van smalltalk. We hebben afgesproken om ons tijdens een volgende première als wildemannen op de rode loper te smijten en er grommend in te happen. Kwestie van die paparazzi en militairen wat afwisseling te gunnen. Ik heb met mijn vriend overlegd: met een ander in tapijten bijten, is niet vreemdgaan.

(Verschenen in Het Nieuwsblad, 16/12/2015)

15 december 2015

TERRITORIUMDRIFT

“Dat is gewoon typisch vrouwen: altijd iets achterlaten om hun territorium af te bakenen”, verweert hij zich. Zijn vriendin heeft net uit de doeken gedaan hoe hij haar jaren geleden, toen ze nog maar net iets met elkaar hadden, een mandje vol oorbellen presenteerde en vroeg of daar misschien iets van haar tussen zat. "Charmant, hoor!", lacht ze en trekt een gespeeld geschokt gezicht. Iedereen aan ons tafeltje schatert. Hij neemt een slok bier en legt rustig uit dat hij er destijds nogal een wild vrijgezellenbestaan op na hield en de oorringen zich als trofeeën op zijn nachtkastje opstapelden. Met zo’n vent mee naar huis gaan is dus een beetje zoals ballen gooien bij de ‘altijd prijs’-kraam, bedenk ik. Op het einde mag je iets kiezen van de onderste plank - in het slechtste geval de afgebladderde plastic oorknopjes van een ander.

Maar het fenomeen op zich – opzettelijk iets achterlaten na een eerste nacht samen- is mij volstrekt onbekend. Ik ben nogal verknocht aan mijn juwelen en moet er niet aan denken om tijdens een dronken nacht niet alleen mijn waardigheid maar ook nog mijn nepdiamanten te verliezen. Zelfs tijdens lange relaties duurt het een hele poos voor ik spullen in het huis van mijn vriend achterlaat. Pas nadat ik het hem heb gevraagd én zeker van mijn zaak ben. Ik houd namelijk niet van de gedachte om ooit nog een doos bezittingen te moeten gaan oppikken bij iemand die ik nooit meer wil zien. Ik houd ook niet van het idee dat de man die ik nooit meer wil zien voor de spiegel poseert met mijn achtergelaten kanten slipjes en we zo toch nog op een intieme manier verbonden blijven. En waar ik vooral niet van houd:  té aanwezig zijn. Liever gemist worden dan iemand vervelen met een overdosis aandenkens.

 “Die oorbellen dienen als excuus om nog eens terug te komen”, legt zijn vriendin uit. In feite zou je je als man dus zorgen moeten maken over je prestaties als er de volgende morgen niks naast de wekker ligt te blinken. “En ze doen dat om de concurrentie te waarschuwen”, voegt hij er rustig aan toe. Een geestdriftige tafelgenoot valt hem knikkend bij: “Als een signaal naar een eventuele partner of rivales. Niet alleen oorbellen maar heler ladingen mascararollers en slipjes worden met dat doel achtergelaten.” Dat is dan ook net iets minder omslachtig dan met je nagels Kilroy was here in zijn rug te krassen, lach ik, terwijl ik me voorstel hoe al die vrouwen ’s morgens geoefend mascarahulzen op schoorsteenmantels schikken en sliploos huiswaarts keren.

“Het is het pure biologie”, gaat de tafelgenoot verder. “Mannen zijn geprogrammeerd om zo veel mogelijk vrouwen te bevruchten. Vrouwen zijn op zoek naar iemand die hen zal bevruchten én daarna goed voor het nageslacht zorgen. Zelden zijn zij uit op een onenightstand. Meestal hopen ze op meer.”  Eigenlijk maakt me dat een beetje triest: het idee dat heel wat vrouwen vrezen dat hun persoonlijkheid niet voldoende indruk maakt, dat ze niet genoeg de kans kregen om die te laten zien, of dat hun man-van-één-nacht zich er simpelweg niet in heeft verdiept en zij dus zijn aangewezen op de truc met de oorbellen. Misschien bestaan er wel vrouwen met een handtas vol goedkope creolen om te droppen bij potentiële wederhelften? Hun inzet in het casino van de liefde. Plots vraag ik mij af of mijn liefdesparcours er anders zou hebben uitgezien als ik in plaats van op mijn persoonlijkheid te rekenen, gewoon wat overbodige oorbellen op zak had gehad. Wie weet had ik dan beduidend minder eenzame jaren gekend.

(Verschenen in Psychologies Magazine, Vlaamse editie, november 2015)

07 december 2015

“Ik was vier en wist dat ik Hanne was. Toch probeerde ik Hannes te zijn”




“Ik was vier en wist dat ik Hanne was.
Toch probeerde ik Hannes te zijn”
Afgelopen zomer stapten Hanne (35) en Caro (34) in het huwelijksbootje. Een feest om hun liefde te vieren met vrienden en familie. Dat het een huwelijk tussen twee transgenders betrof? Daar werd nauwelijks bij stilgestaan. Toch hebben Hanne en Caro een lange weg achter de rug. Beiden ontdekten als klein jongetje dat ze een meisje wilden zijn. Pas een dikke twintig jaar later durfden ze dat aan hun omgeving te vertellen.‘Je komt op een punt dat je alles dreigt te verliezen door jezelf te zijn.’
tekst: Fleur van Groningen

Wie twee  transgenders gaat interviewen, wil hen niet het gevoel geven dat ze als eigenaardigheden worden bestudeerd. Maar er is zo veel dat je wil vragen. Want hun ervaringen liggen mijlenver van de jouwe. Of zijn ze universeler dan gedacht? Uiteindelijk willen we allemaal graag onszelf kunnen zijn.  Hanne sust onmiddellijk: geen enkele vraag is taboe. Het einde van een transitie – zo noemt ze de jarenlange transformatie naar een ander geslacht – valt samen met zelfrelativering. ‘Bij ons kunnen mensen juist meer zichzelf zijn omdat er geen klassieke verwachtingen zijn’, zegt ze. ‘Al is er in het begin vaak wat onwennigheid. Men wil politiek correct te zijn.’ Caro grinnikt: ‘Mensen gaan alles vervrouwelijken. Hebben het niet over ‘mevrouw de directeur’ maar de ‘directrice’. Terwijl wij daar niet mee bezig zijn!”

Wanneer kwamen jullie erachter dat jullie eigenlijk vrouwen waren?
Hanne: ‘Als kind al. Je spiegelt je aan je omgeving. Je identiteitscrisis ontstaat zodra de maatschappij beslist wat voor jongens en wat voor meisjes is. Ik identificeerde mij met het vrouwelijke geslacht, wilde ook een jurkje aan. Maar als klein jongetje leek het alsof ik iets verkeerd deed. Ik wilde mijn omgeving niet ontgoochelen en droomde ervan om op een dag te ontwaken als een meisje.’
Caro: ‘Als kind kon ik het niet plaatsen en was ik me niet bewust van de mogelijkheden. Zoals bijvoorbeeld een operatie.’ 
Hanne: ‘Voor mij was het een lange zoektocht die begon rond  mijn vierde en eindigde op het moment dat ik de stap durfde zetten om als vrouw door het leven te gaan.’

Hoe verliep jouw zoektocht, Hanne?
Hanne: 
‘Als er niemand thuis was trok ik stiekem meisjeskleren uit de verkleedkoffer aan. Dat zat goed, dat klopte. Tegelijk voelde ik die angst dat ik iets verkeerd deed.
Als kind las ik een artikel over transseksualiteit. Dat was toen heel nieuw, de meeste mensen wisten niet dat het bestond. Mijn familie las dat artikel ook, zij lachten smalend. Terwijl dacht ik: er zijn dus nog mensen met die gevoelens! Doorheen de jaren bevestigden verschillende reportages op televisie dat. Het maakte me blij én bang. Op internet las ik nog meer over transseksualiteit. Op mijn twintigste was ik mij ten volle bewust van mijn vrouwelijk identiteit en transgendere gevoelens. Maar tot mijn zevenentwintigste bleef ik een rol spelen. Uiterlijk was ik een stoere kerel, innerlijk werd ik verscheurd. Aan de toog hing ik met mijn kameraden de macho uit. Terwijl had ik een afkeer van mijn lichaam en seksualiteit. De drift die mijn mannelijke hormonen veroorzaakten, klopte niet met wie ik was. Seks was heel moeilijk: ik voelde mij een vrouw. Mijn leven klopte niet maar toch ging ik zo verder om niemand te ontgoochelen. Het was als leven in de derde persoon: ik wist dat ik Hanne was maar toch probeerde ik Hannes te zijn. Voor de buitenstaanders klopte het plaatje:  ik had vrienden, een job, een vriendin. Maar ik werd geleefd door wat er van mij verwacht werd. Vaak vroeg ik me af:  kan ik mij niet over de wens om een vrouw te zijn heen zetten? Dat ging niet. Ik was doodeenzaam. 
Op mijn zevenentwintigste vertelde ik het dan toch aan mijn moeder en mijn vriendin. Heel pijnlijk. Je komt op een punt dat je alles dreigt te verliezen door jezelf te zijn. Werk, familie, relatie… Mijn vriendin en ik waren al zeven jaar samen,  de kans op een relatiebreuk was reëel. We zijn nog twee jaar samen gebleven, zoekende. Zij bleef hopen dat het overging. Ik durfde er niet volledig voor te gaan. Pas na twee jaar vertelde ik het aan mijn vader. Daarna aan mijn vrienden. Toen ik uiteindelijk besloot om mij te laten opereren, nam mijn omgeving dat goed op. Zij begrepen hoe moeilijk het was. In plaats van afkeer toonden ze mededogen. Na de operatie ervoer ik een diepe rust. Al het gepieker viel in één keer van mij af.’

Hoe verging het jou, Caro?
Caro: ‘Ik heette vroeger Stef en had een normale jeugd. Kampen bouwen, buiten spelen. Maar ik voelde dat ik anders was. Als elfjarige droomde ik dat het putdeksel van een riolering openstond. Er kwam een meisje uit dat mij omhelsde. Dat voelde heerlijk vertrouwd. Plots moest ze weer weg. Ik wilde geen afscheid nemen. Toen ik wakker werd wist ik: ik ben een meisje.  De pubertijd kwam er aan en ik dacht dat ik alsnog een  vrouwelijke ontwikkeling zou krijgen. Toen dat niet gebeurde, was de teleurstelling groot. Ik bleef maar hopen. Het was een heel sterk gevoel. Ik werd ouder, kreeg een relatie met een vrouw maar dat gevoel bleef. Het maakte me heel onzeker. Compensatie vond ik in creatieve bezigheden. Ik kwam uit een gezin van marktkramers maar dankzij mijn beste vriend leerde ik een hele nieuwe wereld kennen: we richtten samen een band op, schilderden…  Dat maakte mijn leven draagbaar. Ik voelde mij toch iéts waard, omdat ik iets kon. Toen zat ik op een jongensschool en vond bij niemand aansluiting. De confronterende praat die uit die puberende jongens kwam, schokte mij. Op mijn veertiende sprak ik voor het eerst met mijn beste vriend over mijn verlangen om een meisje te zijn. Niet veel later stond ik op de markt bij mijn vader toen er een dokwerkster voorbij kwam. ‘Dat was vroeger een vent!’, siste mijn vader. Dat mijn vader zo negatief reageerde, maakte me bang.
Op mijn achttiende zag ik Dana International op tv. Een openbaring!  Ik ontdekte dat een operatie mogelijk was en wist: dat wil ik. Maar ik was doodsbang om mijn ouders, familie, vrienden en partner te kwetsen. Uiteindelijk vertelde ik het aan mijn vriendin. We huurden een appartement, bouwden een normale relatie op maar dat gevoel bleef sterker worden. Ik had een afkeer van mijn lichaam. Tijdens het vrijen kon ik mij emotioneel een vrouw voelen. Als ik mezelf als een man zag, lukte het niet. Uiteindelijk ging ik met een psychiater spreken in het Universitair Ziekenhuis van Gent. Voor haar was het duidelijk: ik voelde me vrouw. Zelf hoopte ik dat gevoel nog te overwinnen: ik wilde voldoen aan de traditionele verwachtingen en mijn partner gelukkig maken. Ik ben nog een paar keer in therapie geweest in de hoop er vanaf te geraken. Maar het gevoel werd alsmaar sterker. Uiteindelijk sneuvelde mijn relatie toch. Ik was achtentwintig en ik besloot me te laten opereren. Mijn moeder was er ondersteboven van. Zij vertelde het aan mijn vader, dat werd niet goed ontvangen. Mijn ouders hebben een aantal jaren nodig gehad om te wennen. Ik was altijd een soort ‘koekoekskindje’ maar dit kwam onverwacht. Mijn vrienden hadden het sneller door. Ook op mijn werk heb ik het verteld. Ik was bang om mijn job te verliezen. Gelukkig reageerden zij respectvol en werd ik niet ontslagen.’

Welke procedure moet je volgen eens je hebt beslist dat je je wil laten opereren?
Caro:
 ‘Ik ging eerst een jaar op gesprek bij de psycholoog in het ziekenhuis.’
Hanne: ‘Er zijn mensen die de therapie gaan volgen om erachter te komen of ze het écht willen. En er zijn er zoals wij, die dat al weten. Dan zoeken de therapeuten uit of je psychisch sterk genoeg in je schoenen staat want je hebt een moeilijke tijd voor de boeg. Ze checken ook of je geen psychische stoornissen hebt.’
Caro: ‘Dan begint de hormonale fase. Je krijgt vrouwelijke hormonen en je testosteron zakt.  Voor mij waren die hormonen als heroïne. Het was alsof ik thuiskwam. De invloed van testosteron, zoals een hoger libido en haantjesgedrag, verdween. Dankzij de vrouwelijk hormonen ervaar ik innerlijke rust en evenwicht. Ik kan nu mijn ware persoonlijkheid te ontplooien zonder de constante stress over mijn geaardheid.’
Hanne: ‘Je brengt je lichaam in balans met je geest. Zalig. Die vrouwelijke hormonen zorgden ervoor dat ik communicatiever werd, een vrouwelijke vetverdeling en een zachtere huid kreeg. Mijn mannelijk libido werd lamgelegd en ik kreeg een vrouwelijk libido: dan heb je meer tijd nodig.’ (lacht)
Caro: ‘Ik kreeg borstontwikkeling net als biologische vrouwen. Dat begon met van die pijnlijke schijven onder mijn vel. Tijdens de hormonale fase ging ik vrouwenkleren dragen – iets wat ik gestaag heb opgebouwd.  Ik bleef ook op gesprek  gaan bij de psycholoog.’
Hanne: ‘Toen ik mijn eerste vrouwenjeans droeg, dacht ik dat iedereen het doorhad. Niemand zag het.’
Caro: ‘Je lichaamsbeharing wordt ook minder. Maar om alles weg te krijgen onderging ik lazertherapie.’
Hanne: ‘Anders spreken kan je leren bij de logopediste. Ik ben daar nonchalant in. Mijn stem is wat aan de zware kant maar het kan nog. Weet je, wij hebben geluk: we zijn niet al te groot, hebben geen grote handen en voeten of een uitgesproken adamsappel. ‘
Caro: ‘Soms zijn we op een feestje waar al is rondgegaan dat er transgenders  aanwezig zijn. Dan verdenken ze vaker een biologische vrouw dan ons!’ (lacht)
Hanne: ‘Een populair spelletje: zoek de transgender!’ (lacht)

Dan is de tijd aangebroken voor die ingrijpende operatie. Sta je doodsangsten uit?
Hanne: 
‘ Je bent bang om je seksualiteit te verliezen en je weet niet hoe je lichaam er zal uitzien. Wat als het toch niet is wat je verwacht? Maar ik wilde het zo graag dat ik het me nooit zou kunnen beklagen. De operatie duurt zeven tot acht uur. Alles gebeurt in één keer: een vaginaplastie  en een borstvergroting. Eventueel ook een adamsappelcorrectie. Het resultaat is realistisch. Vriendinnen die me naakt hebben gezien zeggen: ‘Amai, dat ziet er goed uit. (lacht) Ik heb de chirurg laten beslissen over het formaat van mijn borsten. Die weet dat beter. Caro heeft veel grotere borsten gekregen dan ik!’ (lacht)
Caro: ‘Je ontwaakt uit de narcose en verwacht een euforie. Die ervoer ik wel even maar al gauw voelde ik me eindelijk gewoon mezelf.’
Hanne: ‘Je moet vijf dagen platliggen en bent volledig ingepakt, dus je kan het resultaat niet zien. Je hebt ook fantoompijn.’(lacht)
Caro: ‘Na vijf dagen kwam de chirurg binnen met zijn staf en stagiairs. ‘Mogen wij even kijken?’ De verpakking ging eraf, ik werd bekeken en de chirurg fotografeerde me voor zijn logboek. Ja, dat is wel raar. Maar sinds ik een vrouw ben schaam ik mij niet meer voor mijn lichaam.’

Je eerste beha gaan kopen, is dat een mijlpaal?
Hanne:
 ‘Ik droeg al een beha met siliconenvullingen tijdens de transitie maar nu heb ik natuurlijk wel iets om er in te steken. (lacht) De eerste keer dat je vrouwenkleren gaat shoppen, voelt heel ongemakkelijk. Zeker lingerie. Maar als je als man zelfzeker door de winkel loopt, draait niemand zijn hoofd.’

En schoenen kopen, is dat lastig?
Caro:
 ‘Ik heb maat eenenveertig, dus dat is geen probleem.
Hanne: ‘Ik een tweeënveertig. Ik kan bij de gewone schoenwinkels shoppen.’

Hoe reageert je omgeving op je nieuwe lijf?
Caro: 
‘Een goede vriend, die ik al van jongs af aan ken, vertelde dat als hij aan het verleden denkt, hij mij als een meisje ziet.’
Hanne: ‘Mijn omgeving had tijd nodig om me met mijn nieuwe naam te leren aanspreken, me met ‘zij’ te benoemen. Op onze trouw merkte ik dat mijn ouders dat proces nu helemaal achter de rug hebben. Heel mijn familie was er.’
Caro: ‘Onze gasten waren  meer bezig met dat wij het feest op onze typische manier hadden aangepakt, lekker rock ’n roll. Ze leken te vergeten dat het een transgenderhuwelijk was. Super toch!’
 Hoe hebben jullie elkaar leren kennen?
Hanne: 
‘Het was tijdens mijn transitie. Caro was al geopereerd, ik  niet. Ik nam al hormonen en droeg vrouwenkleren. Ik zocht mensen die hetzelfde hadden meegemaakt om leuke dingen mee te doen. Want voor mijn vrienden was het niet meer hetzelfde en bij vroegere vriendinnen, kon ik niet opeens het vriendinnetje gaan uitgangen. Zij hadden tijd nodig. Toen ik tussen de Facebookvrienden  van een bevriende transgender Caro zag opduiken dacht ik: wat een knappe vrouw. Zou zij ook een transgender zijn? Ik voegde haar toe en begon te chatten.’
Caro: ‘Na een tijdje stuurde ik: chatten doe ik eigenlijk niet graag, ik ga u bellen. Waarop zij: Nee, ik voel me zo onzeker over mijn stem!’ (lacht) Ik heb toch de telefoon gepakt. Na een fijne babbel spraken we af. Het klikte enorm. We zijn iets gaan eten. Nog iets gaan drinken. Daarna blijven babbelen in mijn auto. We konden geen afscheid nemen.  Hanne is met mij mee naar huis gegaan, we hebben de hele nacht gepraat en tegen het ochtendgloren gekust. Toen besefte we dat ze geld in de parkeermeter moest stoppen en zijn we in onze pyjama smoorverliefd de straat op gelopen.’
Hanne: ‘Uiteindelijk ben ik vier dagen bij haar gebleven. Ik nam haar meteen mee naar een familiefeest. Wij hoorden bij elkaar, dat was duidelijk. Caro heeft mijn transitie veel lichter gemaakt. Ik zei: de dag dat ik weet wanneer ik geopereerd word, vraag ik je ten huwelijk. Zes maanden later was het zo ver.’
Caro: ‘Na een verloving van vier jaar hebben we een groot feest gegeven om onze liefde te vieren met de mensen die we graag zien. Nu zijn we familie en hebben we dezelfde rechten als andere getrouwde koppels.’

Hebben jullie een kinderwens?
Caro: 
‘Nee, niet meer. Ik ben heel blij dat ik meter ben van het kindje van mijn broer. Ik zie graag kinderen en heb wel even spijt gehad dat ik niks heb laten invriezen. Maar dat is voorbij.’
Hanne: ‘Ik ben peter geweest, inmiddels meter. (lacht) Verbazingwekkend hoe vlot kinderen een geslachtsverandering accepteren. Die denken daar niet lang over na.’

Hoe blikken jullie  terug op jullie transitie?
Caro:
‘Men adviseert vaak dat je moet loslaten.  Maar hoe meer ik dat probeerde, hoe meer ik ermee bezig was. Ik verkies nu om elke emotie volledig toe te laten en daardoor ontstaat er meer ruimte voor tederheid, oprechtheid en positiviteit. Het was en is een boeiende reis met mijn hart als een innerlijke reisgids. Ik ben ontzettend trots dat ik zelf de keuze heb gemaakt en me niet heb laten tegenhouden door wat mensen zouden denken. Nu de gendertransitie achter de rug is ben ik liever met andere zaken bezig. Ik ontleen mijn identiteit niet aan transgender  zijn. Wij hebben enkele transgendervrienden maar dat zoeken we niet expres op. Dat contact is gebaseerd op gemeenschappelijke interesses.’
Hanne: ‘Tijdens je transitie wil je dat het hele proces zo snel mogelijk voorbij is. Maar eens je een vrouw bent, besef je dat je zo veel tijd nodig had om alle veranderingen te verwerken.’
Caro: “Voor mij is het leven één grote transitie waarin we onszelf alsmaar blijven ontwikkelen.’


(Verschenen in Het Nieuwsblad Magazine 05/12/2015)

22 november 2015

Interview met Fleur van Groningen - Tussen muze, man en moederschap


“Mijn grootste muze? Dat is de ontroering”

Carmen De Vos nam de foto's, Annelies A. A. Vanbelle stelde de vragen. 'Tussen muze, man en moederschap' heet het project waarvoor zij zich hongerig op artistieke vrouwen storten. Zo ook op mij, het resultaat staat nu op Charlie Magazine.


Interview met Sachli Golamalizad


“Het is een verademing om je masker af te leggen"

-Sachli Gholamalizad (33)



Ze was al te zien in de VTM-series Ella en Dag en Nacht. Kwam voorbij in de film De Helaasheid Der Dingen. Maar met haar hoofdrol in de misdaadreeks De Bunker, breekt de Belgische/Iraanse actrice Sachli Gholamalizad (33) door bij het grote publiek. Terwijl valt ze met haar theatervoorstelling A Reason To Talk volop in de prijzen. In beide producties geeft ze gestalte aan een immigrante.“Vlaanderen heeft het nodig om een allochtoon in een sterke vrouwenrol te zien.”
tekst: Fleur van Groningen  Foto’s: Marco Mertens

Het zijn drukke dagen voor Sachli Gholamalizad. Ze blikt het tweede seizoen van de VTM-misdaadreeks De Bunker in, tourt met haar theatervoorstelling A Reason To Talk en bespreekt ambitieuze toekomstplannen. Tussendoor vindt ze nog tijd voor een interview. Dat het fijn is om weer met de vertrouwde ploeg van De Bunker te werken, vertelt ze. Het is een geoliede machine. Al moet die soms erg snel draaien: één aflevering wordt op acht dagen ingeblikt. Andere series krijgen meer dagen. ‘Ik spurt naar het toilet, schrok mijn lunch binnen’, lacht Sachli. ‘Soms denk ik dat iets meer tijd om alles uit te diepen,  nóg meer kwaliteit zou opleveren.’

In ‘De Bunker’ geef je gestalte aan Farah Tehrani. Net als jij is ze Iraanse en op haar vijfde naar België gevlucht.
Sachli: ‘Oorspronkelijk was Farah een Marokkaanse, na mijn auditie werd de rol aangepast. Daarvoor putten de scenaristen inspiratie uit de gesprekken die we voerden.
Van binnen is Farah heel zacht, daarin herken ik mezelf. Ook in haar hardheid en beredeneerdheid. Al laat ik dat facet niet vlug zien. Ik ben close geworden met Farah en zou nog niet graag afscheid nemen.’

Jij hebt Farah vorm gegeven, vormt zij jou ook?
‘Ik put inspiratie uit haar ambitie: dat zij er schaamteloos voor durft te gaan. Dat pak ik mee in mijn eigen leven. Ik heb jaren gewacht om mijn theatervoorstelling aan publiek te tonen. Dat maakte me ongelukkig. Het blokkeerde mijn creativiteit, voedde mijn faalangst. Nu durf ik stappen te zetten. Dat ik Farah mag spelen, heeft daar toe bijgedragen. Zowal Farah als mijn personage in A Reason To Talk, hebben mij gesterkt.’

In A Reason To Talk interview je je moeder over de vlucht naar België en het leven als immigrant. Jullie relatie is getroebleerd: je pakt haar stevig aan, laat jezelf van je lelijkste kant zien.
‘Ik was bang om te laten zien hoe hard ik voor haar ben, hoeveel ik van haar verwacht dat mijn eigen verantwoordelijkheid is. Maar inhoud primeert op ijdelheid. Door mijn lelijkheid te tonen kon ik groeien als mens. Het was een verademing om mijn masker af te leggen. En het is belangrijk om taboes te doorbreken, emoties bespreekmaar te maken zodat ze niet zwijgend worden doorgegeven aan de volgende generatie. Verscheurdheid tussen familieleden, trauma’s, de ouderrol die je als kind moet opnemen, het gevoel nergens bij te horen, ‘te gast’ te zijn en de opgelegde dankbaarheid die daarbij komt kijken, al vroeg nadenken over identiteit en vrijheid… Mijn voorstelling is een klein, menselijk verhaal met universele thema’s. Na de voorstelling komt men zeggen dat het zo herkenbaar is. Dat wilde ik doen: verenigen in plaats van verdelen.’

Heb jij je ervaringen helemaal kunnen verwerken?
‘Ik denk niet dat je dat ooit kunt. De vluchtelingencrisis raakt mij hard. Tegelijk ben ik dankbaar, mijn ervaringen hebben me geïnspireerd. Lang durfde ik er niks mee te doen uit vrees voor de stempel  van immigrant. Maar ik wilde een relevant stuk maken over onze maatschappij. Ik word nog steeds boos en triest van onrechtvaardigheid, wil mensen wakker schudden. Wij hebben allemaal een verantwoordelijkheid tegenover elkaar. Hoe je in het leven staat, zo voed je elkaar op. Na de voorstelling zegt men vaak: ‘Jij bent niet typisch Iraans.’ Ik antwoord: ‘Jouw beeld klopt niet.’ Ik ben opgegroeid met die vooroordelen. Al waren er ook mensen zonder, zoals het gezin van mijn jeugdvriendin. Haar grootmoeder noem ik nog steeds moeke.’

Krijg je vaak te maken met racisme?
‘Vooral als ik met familie of vrienden op stap ben en mijn moedertaal spreek. Mensen behandelen je anders. Ik heb geleerd niet gefrustreerd te reageren. Reizen hielp. Mensen uit andere culturen ontmoeten, de wijde wereld intrekken, beseffen dat racisme een teken van kleinburgerlijkheid is. Ik wens racisten toe dat ze ooit de schoonheid van diversiteit gaan inzien. Natuurlijk heb ik nog frustraties. Maar minder. Mede dankzij erkenning te krijgen als actrice: daardoor voel ik me minder alleen.’

Zowel in De Bunker als in A Reason To Talk speel je een allochtone vrouw. Vrees je niet om getypecast te worden?
‘In het verleden kreeg ik minder interessante rollen aangeboden dan autochtone actrices. Soms vroeg ik een bevriend regisseur of hij een rol had. ‘Ik heb geen exotische schone nodig’, klonk het. Het is niet erg om Perzische prinses genoemd te worden maar wel jammer als je alleen dat ziet. Ik ben zo veel meer. Lang dacht ik dat ik niet goed genoeg was omdat ik niet binnen een kader pas. Nu besef ik: ik ben een noodzakelijke aanvulling. Vlaanderen heeft het nodig om een allochtoon in een sterke vrouwenrol te zien. Daarnaast wil ik even graag andere rollen spelen. Echte mensen, geen karikaturen.’

Hoe reageert je familie op je voorstelling ?
‘Het heeft ons dicht bij elkaar gebracht. Mijn vader en broers zijn heel trots. Mijn moeder ook: ze weet dat de voorstelling mede dankzij haar succes heeft. Hoe onze relatie nu is? Wij aanvaarden dat we elkaar niet altijd begrijpen en zien elkaar doodgraag.’

Jij die je lang nergens thuis hebt gevoeld, kom jij thuis in de liefde?
‘Helemaal. Bart en ik zijn negen jaar samen. Hij is van Nederlandse origine maar voelt zich evengoed Belg. Onze liefde heeft mij rustiger gemaakt, meer zelfvertrouwen gegeven. Daardoor kan ik mezelf ontdekken en evolueren. Bart steunt mij, is mijn allerbeste vriend en begrijpt me volledig: nooit gedacht dat ik dat zou meemaken! Men zegt dat je eerst van jezelf moet leren houden voor je een ander graag kunt zien. Maar ik leer door hem van mezelf houden. We laten elkaar vrij, zien elkaar soms minder omdat we met ons eigen project bezig zijn. Er is veel respect, we zijn evenwaardig,  de klassieke man-/vrouwrol bestaat bij ons niet. Soms confronteren we elkaar met onze kleine kantjes, maar steeds in liefde en vertrouwen.’

Verkies je Iraanse vrienden die hetzelfde hebben meegemaakt?
‘Ik zoek dat niet expres op maar het is ook fijn: je begrijpt elkaar op sommige vlakken beter. Bart en ik hebben vrienden in België, Teheran, Parijs, L.A., Mexico…  Ik voel me een wereldburger, kan niet op één plek blijven. Bart heeft een universele blik op de wereld, kijkt niet vanuit opgelegde waarden. Dat heeft mijn schaamte over ‘anders zijn’ weggenomen. Dat soort mensen heb ik nodig.’

Reis je nog vaak naar Iran?
‘Ja. Ik heb een band met het land, heb er vrienden en familie.’

Iran is het mekka van de plastische chirurgie. Hoe belangrijk is jouw uiterlijk voor je?
‘Ik word ouder en dan verlies je een zekere schoonheid. Hoewel je ook mooier wordt omdat je beter in je vel zit en dat uitstraalt. Dat schoonheid gekoppeld wordt aan vrouwelijkheid en normen, daar verzet ik me tegen. Ik hoor soms dat ik mijn neus moet laten opereren, maar het perfecte poppetje is saai. Zelfaanvaarding is mooier.
Ja, ik volg een dieet. Maar zo noem ik het niet: ik probeer gezond en gebalanceerd te eten omdat ik intoleranties heb. Soms moeilijk maar ik geniet ervan. Bewust met je lijf omgaan, is ook een vorm van jezelf graag zien. Je bent wat je eet. En soms is het heel leuk om een varken te zijn! (lacht)

Hoe ziet je toekomst eruit nu je voor je ambitie durft te gaan?
‘Ik zal de komende vijf jaar deel uitmaken van het theatergezelschap van De Koninklijke Vlaamse Schouwburg, de KVS. Ik mag een voorstelling maken en zal meespelen in hun producties. We willen internationaal touren met mijn huidige en volgende voorstelling. Binnenkort beginnen we aan de Franstalige versie van A Reason To Talk. En sinds ik de prestigieuze Fringe First Award won op het grootste theaterfestival ter wereld, het Fringe Festival in Edinburgh, regelt een Engelse producer tourdata in Londen, Toronto en San Fransisco. Daarnaast wil ik focussen op internationale filmrollen. Ik heb een auditie achter de rug en een aantal voor de boeg. Kleinere rollen in grote films. Ik spreek zo veel talen, dat wil ik gebruiken. Voor voorstellingen die volledig mijn ding zijn en om samen te werken met getalenteerde mensen waarvan ik bijleer. Die combinatie is goud waard.’
(Verschenen in Het Nieuwsblad Magazine 21/11/2015)





HET GROTE PLAN

Mijn uitgeverij en ik hoopten dat mijn boek door een bekende Nederlandse talkshow zou worden opgepikt. Daarom moest ik naar een evenement waar de presentator zijn recentste worp zou signeren en mezelf bij hem eventjes vlot promoten. Best griezelig. Recht op iemand afstappen omdat jij iets van hem nodig hebt. Terwijl je juist onzeker bent. Maar als het lukt, ben je jezelf eeuwig dankbaar. En als het niks wordt, heb je het tenminste geprobeerd.

Ik trok pumps aan en een mooie rode jurk, en bedacht een plan. Terwijl die o zo beroemde presentator daar zou zitten signeren, zou ik zo’n driemaal terloops voorbij lopen en zijn nieuwsgierigheid wekken. Dat had ik nog nooit gedaan. Maar in films raken mannen vaak geïntrigeerd door de wapperende lokken van hoofdrolspeelsters. Misschien moest ik ook wat wapperen. Een handventilator in mijn tas verstoppen voor een extra dramatisch effect. En dan recht op zijn tafeltje afstevenen en me naar hem toe buigen (zonder decolleté, je wil toch au sérieux genomen worden) om hem te verbluffen met mijn zorgvuldig overdachte, doch verfrissend spontaan klinkende openingszin. Diep onder de indruk zou hij me onmiddellijk uitnodigen voor zijn show. Ik moest alleen nog even die zin uitdokteren, bedacht ik, terwijl ik rode lipstick aanbracht met een hand die bibberde van nervositeit.  Mijn vriend zag het. Hij noemde me moedig en bood aan om me een lift te geven. Zowat de hele rit staarde ik hem aan als een dankbare puppy. Ik herinner me nog al te goed hoe ik vroeger alleen naar enge afspraken met belangrijke figuren reed en halverwege mijn maag in een gebalde vuist voelde veranderen. Nu ging ik me opdringen aan een beroemdheid maar voelde me gedragen.

Een halfuur voor het einde van zijn signeersessie, loop ik naar het tafeltje van de presentator. Precies op tijd voor het grote plan. Hopelijk zal het de andere aanwezigen niet opvallen dat ik telkens net buiten zijn gezichtsveld blijf wachten en iets later weer quasi nonchalant doch uiterst elegant de andere richting op flaneer. Ik wil er net aan beginnen als de presentator opstaat en wegloopt. ‘Hij stopt al met signeren’, zegt iemand. ‘Maar ik ben speciaal voor hem gekomen’, antwoord ik. ‘Dan moet je er achteraan!’  En dus hol ik de beroemde presentator achterna, verre van flatteus op mijn naaldhakken en met die strakke jurk die mijn knieën bijeen houdt. Als ik voor hem sta en bijna omval, kijkt hij me vragend aan. Ik kom niet uit mijn woorden. Mijn openingszin is ongeschikt. ‘Misschien moet je even je naam zeggen’, helpt hij. Zijn houding verraadt dat hij zo snel mogelijk weg wil, ik voel me extra opdringerig. Maar mijn uitgeverij rekent op me. En dus begin ik te stamelen. Zeg dingen die ik net niét moet zeggen, besef dat, en prevel er van de weeromstuit nog een paar. Uiteindelijk knijpt hij medelevend in mijn arm en antwoordt: ‘Leuk idee, misschien tot in Amsterdam.’ Ik voel niet dat hij het meent.

Onderweg naar huis leg ik mijn vriend uit dat ik een rode jurk heb aangetrokken om mezelf gedurende vijf minuten volstrekt belachelijk te maken. Hij sust dat ik het vast goed heb gedaan. Ik weet wel beter en lach. Het is fijn om trots op jezelf te kunnen zijn. Maar het is minstens zo fijn om jezelf je mislukkingen te vergeven.

(Verschenen in Het Nieuwsblad Magazine, 21/11/2015)

Actualiteitscolumns 16-18-20 november

Verschenen in Het Nieuwsblad, maandag 16 november 2015

Verschenen in Het Nieuwsblad, woensdag 18 november 2015

Verschenen in Het Nieuwsblad, vrijdag 20 november 2015 




07 november 2015

column: GOEDE CAMOUFLAGE

‘We hebben de koninklijke familie achter ons’, doorbreekt de taxichauffeur de stilte. Ik draai me om op de achterbank en zie hoe zwaailichten de nacht doorklieven. ‘Op dit uur?’, vraag ik verbaasd. De taxichauffeur remt, de blauwe flitsen naderen. Gemotoriseerde politieagenten die een lijnbus escorteren. ‘Vreemd voertuig voor koningskinderen’, mompel ik. Maar de taxichauffeur is overtuigd: gewoon goede camouflage. Als de bus voorbijrijdt, tracht ik een glimp op te vangen van Willem-Alexander en Màxima, die wellicht met een lijnbus en gekleed in trainingspakken van de Zeeman, incognito van de Nationale Opera terugkeren. In plaats daarvan passeren enkele obscure profielen: haviksneuzen, neplederen revers, gouden oorringetjes, smerige petten. ‘Nou, misschien zijn het dan die opgepakte criminelen uit het nieuws’, antwoordt de taxichauffeur. In het achteruitkijkspiegeltje ontmoet ik zijn teleurgestelde blik. Alsof hij hoopt dat Maximà toch een neusprothese ophad.

Hopelijk houdt de taxichauffeur nu zijn mond. Ik heb flinke buikkrampen en geen zin om te praten. Eerder die avond gingen mijn vriend en ik tapas eten met wat mensen van de filmcrew waarvan hij deel uitmaakte. Nadien trokken we naar een feestje dat ter ere van het einde van de draaiperiode werd gegeven. In een voormalig Amsterdams bordeel, dat al dienst deed als decor. Op de muren prijkte donkerbruin reliëfbehang met grillige krullen. Op de schoorsteenmantels sierlijke lampjes met naakte nimfjes. Er was een oude bar, een dito piano en een barokke gecapitonneerde bank, waarin ik mij nestelde. Misschien was er toch een slechte sardine op mijn bord beland want de eerste krampen begonnen. Een crewlid kwam erbij zitten. Hij vertelde dat het pand toebehoorde aan een rijke zakenman, die er zijn zoon en enkele andere rechtenstudentjes in had ondergebracht. Hele keurige mannetjes die stuk voor stuk in de ronde bedden onder rode fluwelen spreien sliepen, met een bubbelbad ernaast en een grote spiegel tegen het plafond. Meisjes namen ze hier niet naartoe. Ik vroeg me af of dat confronterend is: eenzaam masturberen terwijl je je eigen spiegelbeeld in de ogen kijkt. Plots voelde ik me zo beroerd dat mijn gezelschap galant besloot een taxi voor me te bellen. Tegen mijn vriend zei ik dat hij moest blijven en zich amuseren. Nu beeld ik me in hoe hij danst op het afgesleten parket dat al door zoveel mannenvoeten werd betreden.

‘Weet je wat het probleem is met religie…’, gaat de chauffeur verder. Ik schrik op: hij moet al even aan het praten zijn gezien Zijne Koninklijke Hoogheid intussen voor Onze Lieve Heer is verruild. De taxi stopt bij het hotel waar mijn vriend en ik verblijven. Van op de stoep worden we aangestaard door twee veelkleurige plastic koeien die het artistieke karakter van het hotel moeten benadrukken. Ik zoek mijn portemonnee. ‘Mijn vrouw is streng gelovig opgevoed. Ik ben atheïst. Telkens als we bij haar ouders dineren, wordt er uit de bijbel voorgelezen. Stellingen waarover ik nadien wil discussiëren. Pro’s, contra’s, wat de wetenschap zegt, dat soort dingen. Maar dat mag niet. Nee, van die brandende braamstruik blijf je af.’ Terwijl ik ondanks mijn krampen moet grijnzen, draait hij zich ernstig naar me toe. ‘Gelooft u in God?’ Ik maskeer mijn spirituele overtuiging met een knik naar een plastic koe: ‘Misschien kan hij zich gewoon goed camoufleren.’

(Verschenen in Het Nieuwsblad Magazine, 07/11/2015)

17 oktober 2015

DANSEN MET WOLKEN

In de ogen van de mannen aan de lange tafel tegenover me, ben ik een beloftevolle vrouw. Ik zit alleen te eten, de stoel tegenover me blijft leeg. Soms zoeken ze om beurten oogcontact, soms tegelijk. Misschien vragen ze zich af hoe het zal uitdraaien als zij bij me aanschuiven, met een pittige kwinkslag en een goed glas wijn. Gelukkig weerhoudt hun vergadering hen van drieste acties.
In de ogen van de dames aan het tafeltje links, ben ik een verdachte vrouw. Vanachter hun Chardonnay lijken ze te willen ontdekken waarom ik in mijn eentje lunch in een hotel. Misschien kom ik een kerel oppikken. Misschien ben ik de eenzaamheid in persoon. Misschien geniet ik met volle teugen van mijn eigen gezelschap. In dat laatste geval ben ik allicht het minst sympathiek.
ça va, madame?’, vraagt de ober. Ik knik maar hij is al verdwenen.
Mijn slaatje smaakt naar karton. Ik eet omdat ik honger heb en wil gauw vertrekken. Op een uur rijden van het hotel, eerst door de stad, dan langs dorpjes en kronkelige veldweggetjes, ligt de filmset. Daar is mijn vriend aan het werk als geluidsman. Inmiddels heeft hij bijna honderd films op zijn palmares. Toen we elkaar leerden kennen had hij een pauze ingelast om aan zijn volgende roman te schrijven. Nu staat hij weer op een buitenlandse set. Het is voor het eerst dat ik hem daar bezoek.

De filmploeg heeft zich op een verlaten camping opgesteld. Mijn vriend legt uit waar ik kan parkeren zonder door het beeld te rijden. Daarna mag ik plaatsnemen bij zijn geluidswagen, krijg een koptelefoon en kan op het schermpje volgen wat de cameraman vastlegt. Tussen het filmen door komt de crew zich voorstellen. De Spaanse hoofdrolspeelster verheugt zich in het Engels over mijn laarzen, haar accent prikkelt mijn fantasie. Net als de rest van de  ploeg: verschillende mensen die gefocust op een gemeenschappelijk doel en in een strikte hiërarchie maandenlang samenwerken, terwijl het kan klikken, botsen of té goed klikken.

Aan het koffietafeltje spreekt de hoofdrolspeler me aan. Een Vlaamse acteur die van opleiding danser is maar die ik ken van zijn neerslachtige personages. Ook deze keer speelt hij een depressieve man. In het echte leven is hij juist een geboren optimist, zegt hij. ‘Misschien kan je het daarom aan om dat te spelen?’, vraag ik. Hij knikt. Want zo’n rol kruipt onder je huid. Hij vertelt dat zijn vader stuntpiloot was, een luchtcowboy die zijn vrienden één voor één zag neerstorten en zijn kinderen meegaf om nù te leven, in het moment. Nadat hij zijn vader zelf had zien neerstorten, benadrukte dat voor hem die levenslens en bleef hij positief. Ook hij leerde vliegen en hoog in de lucht het leven relativeren. ‘Een kennis schepte op dat hij voor duizenden euro’s aan brokaatkarpers in zijn vijver had. De volgende dag vloog ik boven zijn tuin: die vijver was zo groot als een speldenkopje.’ We grinniken. Dan beschrijft hij hoe hij vaak dwars door indrukwekkende wolkenpartijen vliegt die iets later al weer verdwenen zijn. Woorden die hij illustreert met vloeiende armbewegingen, alsof hij met de wolken danst. Ontroerd voel ik weer hoe onbelangrijk het is: wat mensen over ons denken, wat we denken dat ze over ons denken.

(Verschenen in Het Nieuwsblad Magazine 17/10/2015)

16 oktober 2015

HOE ZIT HET MET ONZE VRIJE TIJD?

Mannen hebben zes uur meer vrije tijd dan vrouwen.

Uit het Tijdsbestedingsonderzoek van de VUB leren we dat mannen wekelijks tien uur minder aan huishoudelijke karweien besteden dan vrouwen. Mannen werken zes uur meer maar hebben ook zes uur meer vrije tijd. De traditionele rollenpatronen blijven overeind. Nog steeds gaat meneer uit werken en is hij daarna vrij. Mevrouw heeft ook een job maar na de werkuren wast en strijkt zij er ijverig op los, zet met de ene hand de aardappels op, stoft met de andere af en leest ondertussen nog verhaaltjes voor aan het kroost. Iets wat heel wat feministes doet steigeren en wat vrouwenorganisatie Femma aanzette tot het zoeken van manieren om die hardnekkige genderrollen voor eens en altijd te destabiliseren. Op een nieuwssite werd opgeroepen om creatieve ideeën om mannen –kritisch ‘pasja’s’ genoemd- aan te zetten tot meer hulp in het huishouden. Stofzuigen moeten ze! Dweilen! Schrobben! Opdat wij exact even lang in de luie zetel kunnen liggen met onze voeten omhoog. Gelukkig kwam Goedele Liekens met de juiste tips. Op dat mens kan je tenminste rekenen. Met haar nieuwste column bracht ze wederom inspiratie over orale vaardigheden:  ditmaal betrof het dirty talk. Daarover gaf ze advies zoals ‘kies het juiste moment’. Dat herkent u wel: als het echt vuil in huis wordt, natuurlijk. Vervolgens moeten we onze partner hees fluisterend tot in detail uitleggen wat we allemaal met hem willen doen. Samen de ruiten zemen bijvoorbeeld, met behulp van een schuimend citroenfris sopje en van die handige microvezeldoekjes. Eventueel zelfs stukken ajuin in ’t water, dat zou strepen voorkomen. Tenslotte doet Goedele ons nog enkele doeltreffende kreten aan de hand: ‘Niet stoppen, ‘Jij bent de beste’ en ‘Dit is zo f*cking goed’. Uitspraken die manlief ongetwijfeld zullen aanvuren tijdens het inwrijven der parketten en het opblinken der toiletten.

Penissen plooien
Maar wat voert de Vlaamse man eigenlijk uit tijdens die zes vrije uren? In tegenstelling tot wat ik al jaren vermoedde zit hij zijn lid niet om te vouwen tot hamburger, kraanvogel of Eiffeltoren. Dat verbazingwekkende nieuws vernam ik dankzij deze krant en werd mij tijdens een korte rondvraag in verschillende cafés andermaal bevestigd. Mannen plooien overigens hun penis ook niet graag om tot:
- Een poedel (zoals u clowns ziet doen met piepende ballonnen)
- Het Atomium (te pijnlijk)
- De Ornithorhynchus anatinus, beter bekend als het vogelbekdier
- Een zwaan (‘doet me te veel denken aan de servetten op mijn huwelijk’)
- Pumps van Christian Louboutin
- Meubels van Ikea (nadien moeilijk uit elkaar te krijgen)
Slechts twee Belgische mannen wagen zich wél aan die praktijken. Zij deden auditie bij Puppetry of The Penis, een Australisch gezelschap bestaande uit mannen die hun kroonjuwelen tot allerlei figuren knopen voor een enthousiast publiek. Ene Jeroen (23), een chef-kok uit Grimbergen, deed onlangs auditie. Hij had zich voorbereid door vanachter zijn dampende potten enkele YouTube-filmpjes van de penispoppenkast te bekijken -die dag was de truffelsoep gek genoeg beter dan anders. Tijdens de auditie toverde Jeroen op commando een hamburger, het monster van Loch Ness en de Eiffeltoren uit zijn onderbroek. Binnenkort praat hij met de Australiërs over zijn toekomst. Mocht het toch niks worden dan kan hij zijn vriendin nog altijd helpen met het huishouden: zo’n piemel plooi je makkelijk om tot afwasborstel.

LEVE De Phallus Indusiatus
Wat alle andere mannen doen tijdens hun vrije tijd? Tv kijken.  Dat verklaart eindelijk de indrukwekkende kijkcijfers van Thuis op het uur waarop vrouwen steevast de vaatwasser inruimen of  aarbeientandpasta op de borsteltjes van hun nageslacht smeren. Wat als we die kerels niet zo ver krijgen om te helpen in het huishouden? Dan is er gelukkig toch een uitweg. In Hawaï werd een bijzondere paddenstoel ontdekt die vrouwen instant een orgasme bezorgt. Even snuiven aan de Phallus Indusiatus -een zwam uit de stinkhornfamilie die, zoals zijn naam al doet vermoeden, zeer eenvoudig is na te bootsen met de penis, hetzij zonder hetzelfde resultaat- en klaar is Klara. Dat betekent: geen opwarming van gemiddeld twintig minuten. Twintig minuten die voortaan anders besteed kunnen worden! Manlief moet het maar begrijpen: wie niet helpt, wordt vervangen door een zwam. Het leven is te kort om alleen maar te stofzuigen.


PRIKBORD
Wat poezen willen
Telenet schenkt een startkapitaal van 25.000 euro aan de twee Gentenaars die de app Telekitty bedachten. Een app die met behulp van een kattenfoto en heel wat parameters, duidelijk maakt wat er in het beest omgaat. Zaken als: ‘Laat me binnen!’ en ‘Ik heb honger!’Gebruikers zullen echter nooit twee maal dezelfde opmerking krijgen. Blijkbaar vallen poezenbeesten nimmer in herhaling. Ik wil wel een soortgelijke app lanceren die mannen met behulp van een foto uitlegt wat een vrouw wil. Gegarandeerd nooit twee keer hetzelfde. Hopelijk wil Telenet me een startkapitaal schenken.

Wat schoonouders willen
Ook wetenschappers beseffen dat de relatie tussen schoonouders en -kinderen niet altijd van een leien dakje loopt. Zij onderzochten hoe je schoonouders charmeert. Bloemen en cadeautjes helpen niet. Vragen stellen als ‘Waarom aanvaardt je me niet?’, ook niet. Laten zien dat je geschikt bent voor hun kind, is de juiste aanpak. En opvallend: schoonmoeders win je makkelijker voor je dan schoonvaders.

Citaat van de week
‘Ouders ervaren steeds meer druk om succesvolle kinderen op te voeden. Daardoor stappen ze sneller naar een specialist. Ouders zien snel een stoornis die weggewerkt moet worden ’, zei  Karine Verschueren, hoogleraar aan de KU Leuven, nadat bekend werd dat ouders hun kroost 65 procent vaker naar de logopedist sturen dan vijftien jaar geleden. Me dunkt worden zo kinderen gecreëerd met faalangst, burn-outs en andere psychische klachten.  Waar is de tijd dat we nog middelmatig mochten zijn?

Bittere waarheid
Nieuw onderzoek wijst uit dat er een verband bestaat tussen een voorkeur voor bittere smaken en een niet zo gezellige persoonlijkheid. Wetenschappers stelden vast dat proefpersonen die van bitter hielden, vaak sadistischer waren en meer psychopatische trekjes hadden. Drinkt uw date koffie en kauwt hij onderwijl op een radijsje, dan is het dus oppassen geblazen. Beter gaat u voor de zoetebek: die zijn beduidend milder.


(‘Fleur vraagt zich af’, verschenen in Het Nieuwsblad op 16/10/2015)

12 oktober 2015

PRUIMEN

    Ik stond in de veldwinkel van mijn stiefvader boodschappen te doen, toen ik een vrouw tegen hem hoorde zeggen: 'Meneer, pruimen, daar kunt ge toch heel goed van naar 't toilet gaan, hé?' Ze zwaaide met de donkere vrucht voor zijn neus, alsof ze het resultaat van dat toiletbezoek al in haar hand hield.
    Daar stond hij dan, in zijn vuile werkkleren, met zijn modderige handen en zijn vriendelijke blauwe ogen, en een zanderige klak tegen de kou, naar het juiste antwoord te zoeken.
    Ah... de poëzie van het platteland.

11 oktober 2015

SEKSUEEL BEVRIJD

‘Vroeger was ik een beest’,  grijnst hij vanachter zijn bloederige steak. ‘Was het vrijdagavond, dan moest  er geneukt worden. Ik sms’te alle vrouwen die ik wel zag zitten of ze iets wilden gaan drinken.’ 
Hij neemt een hap,  kauwt, spoelt het vlees door met een slok dure, fluwelige wijn. Zijn ogen, van hetzelfde petroleumblauw als zijn trui, zoeken ondeugend mijn blik.
‘Meestal reageerden er meteen een stuk of vijf. Zat mijn favoriet ertussen?  Geen probleem. Maar anders twijfelde ik: kiezen is verliezen.”
Ik grijns terug. Het losbandige leven waartoe ik niet in staat blijk, heeft me altijd geboeid. Zelf ben ik zo trouw als een hond: ik verdiep me graag grondig in één man en vind seks zo veel intenser als er liefde in het spel is. Al wil dat niet zeggen dat ik niet kan genieten van andermans sappig avontuur.  


‘Wie koos je dan?’ vraag ik en nip van mijn glas.
Even zwijgt hij. Dan klinkt het zacht, haast schuldbewust:’ Meestal probeerde ik met een drietal vrouwen af te spreken: om de beurt, zonder dat ze het van elkaar wisten.’
Ik schater. ‘Jij bent me er eentje!’
‘Niet meer!’, lacht hij terug. ‘Och, het was zo vermoeiend…  Soms denk ik met heimwee terug  aan die vrijheid: zo veel mooie vrouwen en geen enkele belemmering. Maar dan herinner ik me weer hoe oppervlakkig het was. Hoe jachtig. Eigenlijk was ik totaal onvrij: ik was de slaaf van mijn libido.’

Ik neem een hap pasta en knik begripvol, stiekem een tikkeltje opgelucht. Hoe fascinerend ik andermans onstuimige verhalen ook kan vinden, keer op keer vrees ik dat er aan de oorzaak wel eens problemen liggen die niet zo sexy zijn. Voorbeelden genoeg. Mannen die de slechte band met hun moeder op zo veel mogelijk vrouwen willen wreken. Vrouwen die de erkenning van hun vader zoeken tussen de lakens van al dan niet zo nobele onbekenden. Mensen die bij anderen de bevestiging zoeken die ze zichzelf niet geven. Of op de vlucht zijn voor dieper contact, voor pijn of confrontatie, en daardoor ook de ontroering moeten missen.  Schijnbaar seksueel bevrijd wurmen ze zich in de gekste standjes, eigenlijk liggen ze vooral met zichzelf in de knoop.

Maar daarover zwijg ik, voor het geval mijn tafelheer misschien in één van die categorieën valt. Ik ken hem van vroeger, uit het mediawereldje, waar we elkaar soms op feestjes tegen het lijf liepen. Intussen is hij getrouwd, heeft hij thuis een peuter rondlopen, staat hij aan het hoofd van een bedrijf. En macht erotiseert: de vrouwen bieden zich nog steeds massaal aan hem aan. ‘Ze zeggen dat de mens niet gemaakt is om monogaam te zijn’, poneer ik, zogenaamd ruimdenkend. Het is het favoriete excuus van veel mannen, waarop ik normaal gesproken – en tot hun grote ergernis-  antwoord dat een mens meer is dan biologie alleen en ook nog een zelfstandige geest heeft. ‘Misschien’, mompelt hij en schenkt onze glazen bij. ‘Maar mijn vrouw is écht mijn grote liefde. Ik zou het plezier van een veilige haven aan iedereen willen aanraden. Je maakt keuzes die je grenzen opleggen maar daarin schuilt uiteindelijk een grotere vrijheid. Je hoeft niet meer op jacht. Je hoeft je niet meer te bewijzen. Je kunt je vrouw steeds beter leren kennen en omgekeerd.’

Dat doet mij denken aan wat mijn ex me ooit zei: monogamie is geen opoffering voor een ander, het is een cadeau aan jezelf.
‘Exact’, zegt mijn tafelgenoot. ‘Maar dat zou ik ook tegen jou gezegd hebben, toen ik nog een beest was en alles zei wat mooie vrouwen graag  willen horen.’ Met het gesteven servet dept hij de jus van zijn kin.
Zijn ogen fonkelen.


(Column verschenen in de Vlaamse editie van Psychologies Magazine, september 2015)

10 oktober 2015

DE RING

Misschien is het logisch dat je, als je als klein kind in een onveilige situatie opgroeit, daarna alsnog een veilige omgeving voor jezelf tracht te scheppen. Met vertrouwde spullen die je meesleept opdat  je omgeving niet volledig kan veranderen. Met waarden en regels om op terug te vallen, wat er ook gebeurt. Misschien klamp je je zelfs vast aan het gedachtegoed van je familie om toch het gevoel te krijgen dat je ergens bij hoort.
Ik deed het allemaal.
Ik wilde overleven.
Mijn grootste angst was om nooit de rust van een veilig nest te kennen.
Naast factoren die tot zo’n nest konden bijdragen, zocht ik naar mensen die me geborgenheid zouden bieden. Maar die felbegeerde rust bleef uit. Toen een lange relatie me begin dit jaar op het punt bracht dat ik moest kiezen tussen ongelukkig of onveilig zijn, keek ik mijn angst dan toch in de ogen. Ik koos onveiligheid.

Diezelfde nacht droomde ik dat ik de keuken van mijn appartement binnenliep en alle glazen waren gesneuveld. De elegante wijnglazen. De kristallen cognacglazen die al generaties in de familie waren. Zelfs de meest robuuste theeglazen.  Telkens als ik een kastdeur opentrok, regende het scherven. Pas toen ik begreep dat er geen enkel gaaf glas meer over was, schoot ik wakker. Volgens mijn moeder had ik over mijn gesneuvelde illusies gedroomd. Die betroffen niet enkel de liefde, wist ik. Het was alsof ik mijn zelfgeconstrueerde veilige wereldje zag instorten. Na die droom moest ik van heel wat afscheid nemen. Geliefde voorwerpen gingen stuk. Een laptop vol foto’s, teksten en tekeningen, crashte. Mensen verdwenen uit mijn leven. Toekomstverwachtingen verdampten. Ook mijn waardeoordeel moest eraan geloven: wat ik eerder als goed en slecht had bestempeld bleek niet zo zwart-wit. Op een nacht werd ik wakker zonder me te kunnen bewegen. In mijn paniek dacht ik oprecht dat ik dood ging en uiteindelijk verzoende ik me daarmee. De volgende morgen ontwaakte ik in een functionerend lichaam maar iets was veranderd. Die nacht had ik de gedachte opgegeven dat er mij niks mocht overkomen. Eindelijk ervoer ik rust.

Toen ik enkele maanden na die droom mijn huidige vriend leerde kennen, plukte hij me uit mijn vertrouwde omgeving en nam me mee naar een ander land, andere huizen, andere gewoontes.
Ik weet niet of het daardoor kwam, door hem, mezelf of de combinatie, maar ik begon steeds vaker diepe acceptatie te ervaren. Was mijn ziel een luchtballon, dan waren mijn vastgeroeste overtuigingen de zandzakken:  terwijl ik die één voor één loslaat, wordt het perspectief alsmaar weidser.
Vandaag keek ik naar de zegelring met het wapen van mijn familie, die ik sinds mijn achttiende draag. Een ring die me het gevoel gaf ergens bij te horen, bij bloedverwanten met hetzelfde gedachtegoed. Maar ik ben veranderd. Bedachtzaam schuif ik de ring van mijn vinger. Niet veel later komt mijn moeder op bezoek en neemt de ring terug over. In ruil biedt ze me een schitterend barok exemplaar aan dat ze ooit cadeau kreeg maar nooit droeg. Die ring zou geen identiteit symboliseren, spreekt ze. Enkel de liefde tussen ons, die altijd overeind blijft, hoezeer het leven ons ook verandert.

(Verschenen in Het Nieuwsblad Magazine 10/10/2015)


09 oktober 2015

PRATEN ALLE MANNEN ZO?

‘Staat ze daar met haar poep omhoog, dat heeft ze goed uitgespeeld.’

‘Hoe ziet jouw seksleven eruit?’ - ‘Awel, ik ben geen preutse, ik…’ - ‘… sta voor alles open?’ (buldergelach) Of: ‘Is jouw huisdier een eekhoorntje? Dan gaan we ruzie maken want die heeft nog nooit zo’n grote eikel gezien.’  Met dat soort opmerkingen werd de toon gezet in de eerste aflevering van het nieuwe seizoen van Singl3s, het datingprogramma op VIJF waar deze keer de rollen worden omgedraaid. Mochten voordien drie vrolijke vrijgezellinnen hun uitverkorene uit een vijver vol kwijlende kandidaten vissen, nu is het de beurt aan drie single mannen. Benieuwd met welke grimas de dames van de feministische denkgroep Het Vrouwen Overleg Komitee  die avond voor de tv zaten. Mannen en vrouwen van rol laten wisselen? Ha! Maar drie kerels een vleeskeuring laten leiden in tijden van #wijoverdrijvenniet? Gewaagd. Zeker als de Don Juans zich hardop verheugen over tanga-billen en knappe gezichtjes.  En verlustigd naar een hooggehakte yogajuffer op haar matje staren om nadien smakkend te beweren: ‘Staat ze daar met haar poep omhoog, dat heeft ze goed uitgespeeld. Dat presentatrice Annelien Coorevits opperde om  zich niet enkel op het uiterlijk te baseren, haalde weinig uit. Ook haar verrassende anti-zweet-tips -‘Steek maandverband in je T-shirt, trim je okselhaar en wissel van deodorant’ - werden in de wind geslagen. Jan, Roel en Stephane zijn op dreef, niks houdt hen nog tegen. Behalve schaamhaar. ‘Op een goeie racebaan groeit geen gras’, zweert Roel. Al zei Jan, gezegend met het kapsel van een ajuin met grootheidswaanzin, dat hij een knappe vrouw niet zou laten vallen als ze zich niet scheert. Omdat daar wat aan gedaan kan worden. ‘Geen Gillette, geen minette’, klonk het even smeuïg als dreigend. Hij haalde nog net zijn messenkit niet boven.

Synoniemen voor vagina
Vreemd dat oppervlakkig gezwets over het andere geslacht een tikkeltje minder aanstootgevend klinkt uit de frêle keeltjes van drie giechelgrietjes, dan uit de mondholtes van berige manspersonen. Maar gezwets blijft het. U zou zich kunnen afvragen voor wie dit programma het nadeligst is. De vrouwen die mee op date moeten?  De vrouwen die kijken en beïnvloed door ‘Je wil toch geen seks met een vrouw die net naar het toilet is geweest’ voortaan geconstipeerd door het leven gaan? Of de man in het algemeen? Van hem wordt toch een behoorlijk clichématig beeld opgehangen. Zelfs de verplichte emo-momentjes die ons moeten doen smelten voor Jan, Roel en Stephane,  hebben de diepgang van een weerpraatje.
Gelukkig was er nog Rudi Vranckx. Het Vrouwen Overleg Komitee fronste allicht afkeurend toen hij in Van Gils & Gasten verlegen opbiechtte dat hij jarenlang het woord ‘vagina’ niet durfde uitspreken. Maar zijn bekentenis leek te insinueren dat dat niet meer het geval is én van zo’n man weet u tenminste dat hij tijdens het voorgerecht niet over de impact van uw darmflora op zijn libido begint. Zijn schuldbelijdenis kwam er nadat zangeres Sandrine Vanhandenhove, actrice Nele Goossens en rapster Slongs Dievanongs  bij hem aan tafel schoven om in mondelinge dialoog te gaan over hun voorstelling ‘De Vaginamonologen 2.0’. Wat resulteerde in mogelijk het mooiste televisiemoment van de week: Slongs die met haar Antwerpse tongval synoniemen voor vagina opsomt terwijl de lach op Rudi’s gezicht bevriest, hij slikt en naar zijn glas wijn grijpt, zichtbaar hopend dat ‘Kut-trut-grot-spleet’ niet het refrein van haar volgende megahit is. Maar de brave man bleef wél zitten en luisteren. Stelde zelfs geïnteresseerd vragen: ‘Dat klinkt nogal Antwerps?’ alsook: ‘Zijn de mannen in pornofilms ook kaalgeschoren?’ (Waarmee we meteen weten dat Rudi Vranckx geen pornomens is.) Toen de dames het podium beklommen om een lied uit De Vaginamonologen 2.0 te brengen, zag je Rudi wel denken: ‘Hopelijk rapt die Slongs niet met haar eh… dinges.’ Maar tegen Lieven Van Gils zei hij glimlachend en met meer kleur op zijn wangen dat het al beter ging, zo over vagina’s praten: ‘Het went, het went!’ Hij keek zelfs gefascineerd toe toen Slongs hartstochtelijk naar haar collega uitriep: ‘Een scheermesje? Meende gij da na? Ik kan mij da nie voorstellen dat ge met een mes in de buurt van uw…. Amai, ik vin da griezelig! We zouden Slongs toch op date moeten sturen met Singl3s Jan of Roel. Dat wordt gegarandeerd een sappige monoloog.


PRIKBORD
Vaatrust
Onderzoekers schrijven in het magazine Mindfulness dat we na het drukke dag best gaan afwassen. Let wel: dat moeten we mindful doen. Door te letten op de geur van het afwasmiddel, het gevoel van porselein en warm water tegen onze huid. Onderzoek wijst uit dat je nadien minder stress hebt en meer inspiratie. En ik die dacht dat ik stress kwijtraakte als mijn partner de afwas doet.

Citaat van de week

‘Ik heb er helemaal geen zin in’, riep de Nederlandse cabaretier en schrijver Kees vanKooten uit toen hij aanschoof aan de tafel van Van Gils & Gasten. Nadat Marie Bumatese over haar vlucht uit Rwanda had verteld en de tranen nog in haar ogen blonken, moest hij over zijn nieuwe cartoon-boek praten. Met de woorden ‘Het is zo moeilijk, die vergaarbak van ellende en daartegenover dat amusement, allemaal in één programma, heel vreemd’ maakte hij alsnog een meesterlijke overgang tussen zwaarte en lichtvoetigheid.


Tinder voor terriërs
De nieuwste hype: uw trouwe viervoeter digitaal laten daten. Via de app DoggyDating kunnen honden een kameraadje uit de buurt ontmoeten. Een idee van ene Nicole Kinsbergen nadat zij met haar poedel door een park paradeerde en geen vriendjes voor haar wolk op pootjes vond. Inmiddels staan er op DoggyDating zo’n 25.500 profielen geregistreerd. In twintig procent van de gevallen gaat het om Belgische woefkes. De app is onschuldig: het is niet de bedoeling dat de baasjes het ook op z’n hondjes gaan doen.

Kabaal over kunst
Niet tegen vrouwenbesnijdenis of de opwarming van de aarde maar tegen Auguste Renoir werd er geprotesteerd aan het Museum of Fine Arts in Boston. U weet wel, de Franse impressionistische schilder uit de 19de eeuw.  Er waren borden met ‘God haatRenoir’ en kreten als ‘Het werk van Renoir is shit, geef ons maar Gauguin’. Allemaal het gevolg van Max Geller en zijn haatzaaiende Instagram pagina Renoir Sucks at painting. Geller wil dat het museum alle Renoirs vervangt door ander werk.


(‘Fleur vraagt zich af’ verschijnt elke vrijdag in Het Nieuwsblad. Deze aflevering werd op 09/10/2015 gepubliceerd)



03 oktober 2015

SLOW


Op een occasionele uilenkreet na, is het ’s nachts muisstil waar ik woon. Als je dan door het raam naar buiten kijkt, als door een inktblauwe filter, langs het slapende boerenpaard en het verdrogende maïsveld, zie je het bos. Donker, schijnbaar levenloos, haast dreigend. Zet je het raam op een kier, dan hoor je het verre geruis van de wind in de takken. Een geluid dat je een gevoel van eeuwigheid kan bezorgen, alsof je ver boven alles wordt uitgetild en niets er nog toe doet. Maar waardoor je net zo goed door eenzaamheid kunt overmand worden. Misschien loopt één van mijn katten door dat bos, bedenk ik dan. Met witte pootjes op het donkergroene mos, fluweel op fluweel, zonder de stilte te breken.

Vannacht is de stilte verjaagd. In het dichtstbijzijnde dorp werd een gestreepte feesttent neer geplant. Voor de Jungle-fuif riepen de posters en wie voor 22 u komt opdagen betaalt slechts één euro entree. Inmiddels is het middernacht en vloeien de pompende beats uit over het donkere landschap. Een Amerikaanse hit houdt de haan van de buren wakker, slaapdronken kraait hij mee. Ik vraag me af of dat het effect is waarmee de producers rekening hielden, toen zij in een muziekstudio in L.A., gekleed in glanzende maatpakken en met diamanten in hun oren, de laatste hand aan deze plaat legden. Dat er Vlaamse hanen naar zouden kraaien. En dat de bewoners van een klein Vlaams dorpje erop in een tent uit de bol zouden gaan, morsend met de overvolle pinten in hun knuisten. Ja, zou het er in die tenten nog aan toe gaan zoals vroeger, toen ik als puber de plaatselijke boerenfuiven opzocht? Met het collectieve zweet dat op het tentzeil condenseerde en als dikke druppels weer naar beneden viel, pardoes op de dansende menigte? Zo kon zomaar het lichaamsvocht van je uitverkorene op je weloverdachte kapsel belanden, maar net zo goed dat van die enge jongen van op de trein. Toen al bleek de willekeur van het leven meedogenloos.

Ik herinner me hoe ik als zestienjarige op zo’n fuif voor de eerste en enige keer slowde. Mijn jongste stiefzus –één jaar ouder dan ik- en ik hadden ons op onze fietsen over de schemerige veldwegen gerept om nét voor tienen de tent binnen te wandelen en zo de kosten te drukken. Mijn haar had ik hoog opgestoken, mijn ogen te zwaar geverfd, mijn meisjeslijf in een strakke broek en dito paillettentop gewurmd. Zo stond ik tegen een tentpaal naar de dansers te gluren toen plots een melig lied weerklonk en een lange, niet bijster slim ogende knul me ten dans vroeg. Ik was zo verbaasd dat ik vergat te reageren. Blij trok hij me mee, perste zijn keurige hemd tegen mijn prille borstjes en riep in mijn oor over zijn voetbalploeg. Ik gruwelde. Over zijn schouder zag ik mijn stiefzus stikken van het lachen. Hij en ik schuifelden wat, zijn hand ging naar mijn achterste, er viel een druppel zweet in mijn oog en ik – die nooit door jongens benaderd werd- vroeg me af of dit het nu was. Of zo relaties ontstonden. En dit mijn enige kans was. Maar toen hij aanbood om me de volgende dag aan zijn ouders voor te stellen, fluisterde ik toch nee. Vrezend dat ik dan eeuwig alleen zou blijven. Daarna fietste ik bedrukt tussen de velden naar huis. De nacht was stil, op een occasionele uilenkreet na.

(Verschenen in Het Nieuwsblad 03/10/2015)
 

26 september 2015

IN HET DONKER

Mijn vriend stelt voor om mijn verjaardag te vieren in een drukbezocht openluchtcafé. De bomen hangen vol kleurige lampjes, we zitten bij een groot open vuur. Iets verderop staat de woonwagen van een kaartlegster. Na de nodige glazen wijn besluit een vriendin rond middernacht om mij op een toekomstvoorspelling te trakteren. Giechelend haken we onze armen ineen en wankelen hooggehakt mijn toekomst tegemoet.

Het doet me even denken aan lang geleden op de kermis, toen ik er samen met een vriendinnetje stiekem vandoor was gegaan. Ongemerkt volgde mijn moeder ons en zag ons gearmd vrolijk naar het spookhuis huppelen. Achter een groot, rond venster kwamen lachende bezoekers voorbij op een haperende loopband, waardoor het leek alsof ze bibberden van schrik. Stoer kochten wij een ticketje. Binnen werd ik overmand door angst. Ik besefte niet dat het dunne bruggetje boven een ravijn vol skeletten een optische illusie was en wilde meteen rechtsomkeert maken. Maar de volgende groep bezoekers stuwde me voort, naar een trap waarvan de treden wegzonken terwijl er satanisch gelach weerklonk en vogelspinnen naar beneden vielen. Niet veel later zag mijn moeder me krijsend op de schuddende loopband voorbijkomen. Even moest ze flink lachen om dat pathetische beeld. Maar toen ik weer wegzonk in een trap, stond ze opeens naast me. Krachteloos viel ik in haar armen en zij tilde me op, weg uit die donkere hel.

Het roodgeverfde haar van de al wat oudere kaartlegster staat alle kanten op. Haar nagels zijn lang, ongelijk, ongelakt. Op tafel staat een bord spaghetti waar een vlieg op zit, die weer opvliegt en op haar kapsel neerstrijkt. Ik ben dronken, besef ik opgewekt. ‘En het is om te lachen’, zegt mijn vriendin. Maar ik wil me concentreren, want wie weet, spreekt deze dame toch waarheid. Nadat ik de kaarten heb gekozen, steekt ze van wal in plat Gents. Er volgt een beschrijving van mijn vriend – een kruising tussen ‘de keizer’ en ‘de hogepriester’– en een geruststellend: ‘Maar gij kunt hem aan.’ Ik probeer om de vlieg niet met mijn ogen te volgen. Ze bekijkt de kaarten ‘de zon’ en ‘de zegewagen’: mijn leven zal veel gelukkiger worden. Ik knik enthousiast, dat is al zo! ‘Maar ge zijt nog wel wat oude pijn aan het verwerken’, zegt ze.

Ik ben de voorspelling bijna vergeten, als ik enkele weken later flauwval. Eerst verdwijnt mijn zicht, dan mijn gehoor. Ik zit gevangen in de donkere kamer van mijn lijf. Een paniekaanval, zo blijkt achteraf. Ik heb diezelfde dag voor mijn werk een interview afgenomen op een locatie waar ik ooit een traumatische ervaring opdeed. Die herinnering had ik weggedrukt: ‘Het is voorbij.’ Maar blijkbaar heb ik het nog niet verwerkt.
Het is mijn vriend, die kruising tussen keizer en hogepriester, die me een wijze les geeft. Hij weet dat ik een hekel heb aan de slachtofferrol, maar legt uit dat een mens soms moet erkennen dat hij slachtoffer is om uit zelfrespect voor zichzelf te kunnen opkomen. Terwijl ik luister, zie ik mezelf voorbijkomen op de haperende loopband achter het venster van het leven.

(Verschenen in Het Nieuwsblad Magazine 26/09/2015)