21 november 2014

AAN WELKE TIPS HEBBEN WE ECHT WAT?

Geluk op bestelling. Omgaan met tegenslag. Huishoudelijk advies.
… aan welke tips hebben we écht wat?

‘In België zijn de belastingen zo hoog dat iedereen er gelukkig is.  Ze betalen meer maar weten: als ik gezondheidzorg nodig heb, krijg ik dat. Als ik vakantie nodig heb op het werk, krijg ik dat. Ze rijden er rond op fietsen. Iedereen lijkt tevreden.’ Het is de visie van Harry Styles, één der ingrediënten van de knullensoep One Direction, die ons volkje besprak in het VTM Nieuws.  De reporter kon tegenwerpen dat de nationale Gezondheidsenquête van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid recent bewees dat 1 op 3 Belgen met mentale problemen kampt. Maar dan antwoordt zo’n melkmuil vast: ‘Onmogelijk! Ze fietsen dus ze zijn happy.’  Waarop de reporter hem beelden kon tonen van de nationale betoging in Brussel.  Maar dan zou Styles vast opperen: ‘Laat hen gewoon nóg meer betalen, krijgen ze meer vakantie en gezondheidszorg, worden ze nóg gelukkiger.’ Het zou de kerel ongetwijfeld verbazen dat het grootste geluksonderzoek ooit, een Vlaams onderzoek is.  Want waarom zouden zij die de sleutel tot geluk al kennen (fietsen en belastingen betalen, liefst tegelijk)  nog verder zoeken?

Dikke egoïsten

Toch hebben ze aan de KU Leuven nog één en ander ontdekt: ons geluk wordt voor 50 procent door onze genen en voor 10 procent door omstandigheden bepaald, 40 procent ligt in eigen handen.  En dus kregen de proefpersonen gelukstips, waardoor hun geluksgevoel verbeterde. Handig voor wie nét niet blij genoeg wordt van belastingen.
Enkele tips werden in deze krant gepubliceerd. Zoals: ‘Wie ben jij dankbaar maar heb je dat nog nooit gezegd? Contacteer die persoon, zeg dat je wil afspreken en vertel dan waarvoor je dankbaar bent’. Sindsdien word ik voortdurend  gebeld door mensen die een ontmoeting eisen. En gezien mijn drukke agenda, toenemende stress en prangende behoefte aan alleen zijn, word ik daar niet gelukkig van. Bovendien bleek zodra ik één voet buiten durfde te zetten, dat iedereen daar  vals door elkaar loopt te krijsen. Allemaal de schuld van ‘Zing vandaag. Zo veel en waar je maar kunt.’ Nee, ook daar word ik niet vrolijk van. Maar brullen dat gelukkige mensen dikke egoïsten zijn, lost niets op. Er zat niks anders op dan zelf een gelukstip uitproberen. ‘Dans vandaag met iemand of met jezelf’ verliep helaas niet zoals verhoopt. Tijdens mijn eenzame wals trapte ik meermaals op m’n eigen tenen. Misschien kom ik meer in aanmerking voor de tips van psychiater Dirk De Wachter: hij vindt dat we moeten leren omgaan met ons ongeluk. Alleen heeft hij nog geen scheurkalender vol advies uit. Jammer. Volgens mij zijn we helemaal klaar voor tips als ‘Bel op eenzame momenten een willekeurig nummer uit het telefoonboek, zeg dat u wil afspreken en glimlach als er abrupt wordt ingehaakt.’  

Denigrerend, infantiel en stupide
Gelukkig is er wij.groningen.nl, een online informatiecentrum dat advies geeft waar onze Noorderburen zich krom om lachen.  Zoals: Je kan kijken welke winkels dichterbij zijn. Dan hoef je niet zo ver’ of ‘Als je een kruimeldief hebt, zal je de stofzuiger minder moeten gebruiken.’ En ‘U kunt vaker boodschappen doen. U neemt per keer wat minder mee. Dan is uw tas niet zo zwaar.’ Maar er zijn ook liefdestips: ‘Vergelijk uw relatie niet met die van een ander. De ene relatie heeft een hoger knuffelgehalte dan de andere.’ Volgens SP-fractievoorzitter Jimmy Dijk zijn de adviezen 'denigrerend, infantiel en stupide'. Het opvallendst vond hij de tip dat mensen die slecht ter been zijn, moeten gaan zitten of een sta-kruk aanschaffen. Dijk wil dat de teksten aanpast worden of offline gehaald. Maar misschien zijn juist dit de tips waar we écht vrolijk van worden. Niet alleen vanwege de parodieën met hashtag #Groningsetips op Twitter. Nee, dit advies geeft ons het gevoel dat we het allemaal al weten. Dat we het voor elkaar hebben, omdat we jaren geleden al het lumineuze idee hadden om een kruimeldief te kopen. Dat we slim zijn, omdat we altijd minder boodschappen meenemen. Dat ons liefdesleven rockt, omdat we sowieso niet vergelijken. Ja, misschien is dàt de sleutel tot geluk: minder zelftwijfel, meer vertrouwen. Tenzij we nog meer belastingen kunnen betalen, natuurlijk.


(Verschenen in Het Nieuwsblad op 21/11/2014)

15 november 2014

BANG VOOR DE TOEKOMST

Laatst had ik ongelooflijk goed nieuws gekregen en fietste door de stad met een grote glimlach. Ik ging zelfs zo op in blije gedachten dat ik niet oplette en een beetje verdwaalde.  Op een kruispunt moest ik plots remmen  en toen ik opkeek, stond ik voor een bar- restaurant waar ik zo’n vijf jaar geleden was geweest. Ik stond zelfs op exact dezelfde plaats als toen: nu in de milde herfstzon, destijds om klokslag middernacht. Ik herinnerde me nog goed hoe ik er Nieuwjaar had gevierd, met een paar vrienden en hun vriendengroep, die ik nauwelijks kende en waarbij ik me niet op mijn gemak voelde. Ik zat aan het hoofd van een lange tafel vol uitbundige mensen, keek toe hoe zij plezier maakten, was beschaamd omdat dat mij niet lukte. Ik had een gebroken hart, de verplichte smalltalk draaide niet op boeiendere onderwerpen uit en ik was de enige die niet dronk omdat ik nog moest rijden. Er werd met andermans brillen, hoeden, kettingen en corsages geposeerd en ik deed mee, lachte naar de verblindende flits en  zocht nadien ook naar het kiekje dat het meeste lol bewees.  Vlak voor twaalven werden we op straat verwacht, waar vuurwerk het nieuwe jaar zou inluiden. Tegen de achtergrond van luid knallende voetzoekers voelde ik me volstrekt wanhopig worden over de toekomst. Het zou nooit goed komen: mijn laatste relatie had me gekraakt, ik paste niet tussen de mensen, niet in deze wereld. Een dronken vrouw begon me haar levensverhaal te vertellen. In de hoop op werkelijk contact, luisterde ik – tussen de knallen door- naar haar lange lijst van problemen. Maar telkens ik iets probeerde terug te zeggen, praatte ze er overheen. Ze keek me zelfs niet aan. Ik had eender wie kunnen zijn. Midden in één van haar dramatische zinnen liep ze zomaar weg, om zich aan een man te gaan voorstellen.

In de bar werd de draaitafel in gebruik genomen. Concurrerend met de laatste voetzoekers, schalden de eerste beats door de deuropening naar buiten. Mijn danslustige vrienden trokken me naar binnen. Een mij onbekende man staarde gulzig naar mijn decolleté, als een origamiverslaafde die net een nieuw, kleurig papiertje heeft ontdekt en wiens vingers jeuken om er mee aan de slag te gaan. Een tijdlang bleef ik naar de dansende mensen kijken, probeerde zelf een dansje, voelde me miserabel. Uiteindelijk vluchtte ik op de tonen van Mambo No  5 langs de fluwelen gordijnen aan de voordeur, de koude nacht in. Mijn hakken tikten op de stoep vol rood vuurwerkafval, mijn sleutelbos rinkelde in mijn hand. Ik reed nog naar een ander feest van vrienden, in de hoop de avond alsnog op een  vrolijke noot te eindigen. Maar ik voelde me er niet anders. Al was Pieter Embrechts er, die om de één of andere reden vrolijk aan mijn elleboog likte. Ik was hem dankbaar voor dat sprankje hoop: met mij kwam het niet meer goed,  met mijn rechterarm misschien nog wel. Niet veel later reed naar mijn huisje in het bos. Het begon licht te worden. De  nacht ruimde plaats voor de dag, voor het nieuwe jaar. In mijn straat pikten vette bosduiven naar platgereden eikels, zich niet bewust van die verandering. Ik kroop in mijn bed en huilde.

Wat was ik toen bang voor de toekomst. Maar nu was die toekomst heden geworden.  Met mijn fiets in de hand keek ik naar de gesloten bar en besefte dat geen van mijn angsten waren uitgekomen. In tegendeel. Een aantal van mijn diepste hartenwensen waren al vervuld en ik voelde me geestelijk sterker dan ooit. Dus besloot ik om voortaan, als ik ergens nog eens erg ongelukkig was, te bedenken dat ik daar over pakweg vijf jaar misschien wel stralend gelukkig voorbij fiets. Letterlijk of figuurlijk. Het leven zit vol verrassende wendingen. 

14 november 2014

KUNNEN WE NOG EEN TABOE DOORBREKEN?

Deinende bipsen. Speciale slipjes. Design speeltjes.
… kunnen we nog een taboe doorbreken?

Soms vrees ik dat mannen niks van vrouwen begrijpen. Maar steeds vaker krijg ik het gevoel dat ik er zelf ook niet veel van weet. Bijvoorbeeld tijdens een reclame die momenteel op de vrouwenzenders wordt vertoond. Een montage van vrouwen die gezellig samen dansen. Jong en oud, en dik en dun, schudt de heupen los op iets wat als een dwingend ‘shake your booty’ klinkt. En terwijl de kijker braaf op hun deinende bipsen focust, en misschien toegeeflijk begint mee te wiebelen in de zetel, stelt de voice-over een onverwachte vraag.
‘Urineverlies?’
 
Het klinkt vriendelijk. Als de behulpzame onbekende die u in het station aansprak nadat hij uw sleutelbos voor u opgeraapte. Toch is mijn reactie telkens een boos ‘Nee?!’ naar het scherm te roepen. Maar of ik nu beledigd ben of niet, vervolgens komt er een gelaagd broekje in beeld, drie laagjes om precies te zijn, dat vrouwen discreet onder hun kleding kunnen dragen. ‘Jij voelt het niet, zij zien het niet’, sust de voice-over. En met een close-up van de laatste swingende billen: ‘Dans zoveel je wil.’

Vrienden van het knuffelbos
Kijk, dit wist ik dus niet. Ik wist niet dat zo veel medezusters het heerlijk vinden om overal zomaar samen te dansen - in de keuken, de tuin, waar dan ook. Maar in dit filmpje wordt het gepresenteerd als een typische, vrouwelijke gewoonte waarvan iedereen op de hoogte is. Behalve ik. Bovendien ziet het eruit alsof de banaalste gebeurtenis al een goede aanleiding is. ‘Ik heb gisteren de nieuwe worst van Albert Heijn geproefd’ – ‘Amai, daar moet ik nu van dansen, zie!’ – ‘O leuk, ik doe mee!’
Een beetje zoals Jerooms Vrienden Van Het Knuffelbos – ‘Dansen, dansen!’- maar dan met minder humor en meer oestrogeen. En gelaagde broekjes. Zij voelen het niet en ik zie het niet. Maar zij weten het en ik niet. Ik voel me belazerd. Buitengesloten. De enige vrouw die niet door haar medezusters werd voorbereid op haar lot.
Volgens het VIVA-SVV provincie Antwerpen – de Antwerpse vrouwenwerking van De Voorzorg- is het echter de taak van huisartsen en verpleegkundigen om vaker bij hun vrouwelijke patiënten te informeren naar incontinentieproblemen. Ongeacht hun leeftijd. Want al komt het meer bij oudere dames voor, uit een enquête bij vrouwen vanaf 25 jaar bleek dat meer dan de helft er sporadisch last van heeft. Nu, dat moet nogal een enquête zijn geweest. Zeker als de ondervragers het subtiel aanpakten, wat allicht het geval was gezien er nog een taboe op dit onderwerp rust. ‘Mevrouw, sorry dat ik u stoor tijdens het shoppen, maar heeft u misschien zonet toevallig iets verloren?’ En dan maar hopen op een eerlijk antwoord.

Bekkenbodemspierkracht
Jammer dat hier zo’n taboe op rust. Dat vrouwen zich schamen. Ook al lieten ze mij in de steek, ik wens het mijn medezusters niet toe. Ze zijn niet de enige. Nee, als ik dat filmpje mag geloven bestaat er zelfs een soort vrolijke dansen-met-laagjes-broekjes-sekte die overal samenkomt. En ze kunnen er niks aan doen. Tenzij ze stoppen met dansen misschien, maar dat is vast te veel gevraagd. Gelukkig is er nu de Elvie, het allereerste design toestel (waarde: 125 euro) waarmee vrouwen hun bekkenbodemspieren kunnen trainen. Dat verbetert hun seksleven én  verkleint de kans op ongewild urineverlies. De reclameslogan speelt wellicht in op de vrouwelijke behoefte aan controle, met iets als  ‘Verlies het alleen nog waar en wanneer jij dat wil’. 
Nu hoeven vrouwen niet in het wilde weg te oefenen, in de hoop dat het vroeg of laat beter gaat. Nee, de Elvie werkt samen met een app op hun smartphone, die hun spierkracht en eventuele vooruitgang aangeeft.  Of die resultaten ook gedeeld kunnen worden op sociale media, is niet duidelijk. Het zou fijn zijn, kwestie van het taboe nog meer te doorbreken. 
Hoe dan ook wil ik oproepen om meer begrip voor vrouwen met dit kwaaltje en in het bijzonder zij die ijverig hun bekkenbodemspieren trainen. Ziet u een collega met een rood aangelopen hoofd, fronsend naar haar gsm staren? Dan weet u dat zij op dat moment haar uiterste best doet om haar leven terug onder controle te krijgen. Moedig haar aan. Supporter. Applaudisseer. Bied haar een drankje aan met de woorden ‘Ge kunt het ophouden, ik geloof in u.’ Want het is écht niet gemakkelijk om vrouw te zijn. Ik besef het elke dag meer en meer.


(Verschenen in Het Nieuwsblad 14/11/2014) 

08 november 2014

MAGISCH AVONTUUR

Mijn gezelschap lijkt me ietwat spottend aan te kijken. Ik voel me belachelijk. Ik heb hen net leren kennen. Daar kwam wat smalltalk aan te pas en op de één of andere manier ging het opeens over uilen. Dat die naar ‘t schijnt geruisloos vliegen, zei iemand. Waarop ik, niet zo onderlegd in smalltalk, geestdriftig knikkend veel te uitgebreid over een wonderlijke ontmoeting met een uil begon te vertellen.  Ik beschreef hoe ik als tiener na het uitgaan langs een afgelegen veldweggetje naar huis was gefietst. Het was een stille, koude nacht. In het schijnsel van de volle maan schitterde de rijp op de velden en mijn adem vormde wolkjes. Plots zag ik op een weidepaal een spierwitte kerkuil zitten, met zo’n hartvormig gezicht. Ik vertraagde, in de hoop dat hij niet meteen zou wegvliegen en ik hem goed kon bekijken.  Tot mijn verbazing vloog de uil pas op toen ik heel traag langs hem fietste en ging hij enkele meters verderop  weer op een paaltje zitten, schijnbaar wachtend. En jawel, toen ik hem voorbij stak vloog hij opnieuw op, om iets verder terug op een paaltje te landen. Zo vloog deze uil, in het licht van de volle maan, de hele weg geruisloos met me mee. Op een bepaald moment vloog hij zelfs boven me, wit tegen de donkere hemel, volstrekt onhoorbaar.  Pas toen ik het erf van ons huis opreed – wij woonden toen tussen de akkers, op het einde van een doodlopende straat – verdween hij in het donker. Ik bleef nog een tijdlang naar het gelige schijnsel van de lantaarnpaal staren, waarin ik hem voor het laatst had gezien. Daarna liep ik door de tuin van mijn ouders naar mijn huisje, achterin. Het hoge, bevroren gras kraakte onder mijn voeten. Mijn hart klopte in mijn keel. Ik had het gevoel dat ik een magisch avontuur had beleefd. Iets wat niemand zou geloven. 

Nee, zegt de man voor me en grijnst. Ik schaam me voor mijn kinderlijke enthousiasme.  ‘Ik had niet gedronken’, verklaar ik naar waarheid,  hopend dat ze me alsnog zullen geloven. ‘En later vertelde iemand dat uilen van gezelschap houden en dit niet zo uitzonderlijk was.’ Er valt een stilte. Ik herinner me een ander uilavontuur. Die keer dat ik de afwas deed en opeens ‘iets’ vanuit de tuin mijn naam riep. Het klonk langgerekt,  gedempt, spookachtig. Als een griezelige grafstem die me naar de onderwereld wilde lokken. Toen ik het een tweede keer hoorde, liep ik nieuwsgierig de tuin in. Al gauw bleek dat ‘iets’ mijn moeder te zijn, die bij het kippenhok stond en me met één wijsvinger tegen haar lippen tot stilte aanmaande, terwijl ze met de andere vlak voor zich uitwees. Daar zat een grote, gevlekte uil op een houten kist een goudgele maïskolf te verorberen. Zomaar overdag. Een tijdlang stonden mijn moeder en ik, zij in haar vuile tuinkleren en ik met een schort om en een geruite keukenhanddoek over mijn schouder, in het milde licht van de herfstzon muisstil toe te kijken. Nadien verklaarde mijn moeder dat ze de roep van een uil had nagebootst, omdat ze hem niet wilde verjagen terwijl ze me riep.  Die idiote imitatie bezorgde ons alsnog de slappe lach.

Ik sta op het punt deze anekdote en spookachtige roep met mijn gezelschap te delen, in de hoop de akelige stilte waarin mijn ontroering naakt opgebaard ligt, samen weg te lachen. Maar dan vrees ik dat ik me allicht nog belachelijker zal maken en zwijg. Terwijl het gesprek verder kabbelt, voel ik me een beetje eenzaam. Weer ‘die rare’. Die niet aan de oppervlakte kan blijven maar meteen haar liefde voor dieren prijsgeeft. Maar tegelijkertijd weet ik me rijk: ik koester de verwondering. 

(Verschenen in Het Nieuwsblad 08/11/2014)

07 november 2014

HOE KUNNEN WE MET EMOTIES OMGAAN?

Enorme patatten.
Regelrechte beledigingen.
Een gebroken hart.

… hoe kunnen we met emoties omgaan?


‘Wij hebben gevoelens, maar meer nog hebben de gevoelens ons’, sprak de Vlaamse filosoof Antoon Vloemans. En inderdaad: ze grijpen ons bij de keel, laten ons de vreemdste dingen doen, houden ons uit onze slaap, verstoren onze concentratie. Nee, met emoties omgaan is niet altijd makkelijk. Gelukkig reikt de wetenschap ons een helpende hand toe.
Psychologen aan de KU Leuven hebben ontdekt hoelang emoties duren. Hoe groter de impact van een gebeurtenis, hoe meer we die herkauwen, hoe langer we de emotie voelen. Verdriet duurt het langst: 5 dagen. Boosheid kan enkele seconden tot meerdere uren in beslag nemen.  Ontroering voelen we tot  tweeënhalf uur na de feiten. Medelijden zijn we na een uur al kwijt. Schaamte, walging en angst nemen minder dan een uur in beslag. Verveling,  irritatie of een kleine schok zijn na een half uur al weggeëbd. En kleine ergernissen verdwijnen snel, net als dankbaarheid.
‘Ook dit zal overgaan’, luidt een gezegde. Nu weet u dus ook exact wanneer. U hoeft het alleen maar uit te zweten. Als in de sauna, met één oog op het zandlopertje en één op de deur.

Seksistisch heerschap
Niet alleen bij zelfrelativering komt deze kennis van pas. Ook bij sociale contacten. U hoeft niet langer op uw tenen te lopen, u uit te putten in diplomatie. Nee, u kunt eindelijk doen en laten waar u zin in heeft. Zonder schuldgevoelens of hinder omdat iemand u met uw daden confronteert.
Neem nu het beëindigen van een relatie. In plaats van een emotioneel mijnenveld te betreden, kunt u samen met uw toekomstige ex de dag waarop hij/zij er weer om zal lachen, op de kalender aankruisen. Geen gedoe, heerlijk praktisch.
Of neem het mysterieuze heerschap dat Annemie Struyf het leven zuur maakt. In het Radio 1-programma Hautekiet, dat woensdag in het teken van seksisme stond, verklaarde zij regelmatig benaderd te worden door een bekende man uit het mediawereldje.  Zijn naam wilde Struyf niet noemen. Maar hij zou haar telkens aanspreken met ‘Maar Annemie, gij op uw leeftijd en gij die niet van de mooiste zijt en met zo een rare stem. Dat gij nog altijd op het scherm verschijnt, dat kan ik niet geloven.’  Mogelijk waren het de woorden van Hautekiet zelf en hoopte Struyf hem zo iets duidelijk te maken. Hoe dan ook, als deze ‘onbekende bekende’ daar voortaan aan toevoegt dat haar plots opkomende, energievretende woede over enkele seconden al weer over kan zijn, op voorwaarde dat zij niet herkauwt (‘Figuurlijk, Annemie, figuurlijk, ik weet wel dat ge geen rund zijt, met zo’n stem kunt ge niet loeien’), dan zal zij zich ongetwijfeld minder opwinden. Niet meer naar de radio bellen maar rustig antwoorden:  ‘Amaaai!  Da’s waar! Merci, Jan. Dan ga ik nu iets plezant doen.’  
Enorme patat
Het moge ook een tip zijn voor De Lau, die wellicht deze gazet leest terwijl ‘zijn Roos’ hun beider danspassen instudeert voor Dansdate. U weet wel, dat VTM-programma vol dansende bekende koppels, waarin zij afgelopen vrijdag partnergeweld op muziek brachten: hun moderne choreografie bestond uit elkaar als zombies achterna lopen en door mekaar schudden. Het resultaat viel niet in de smaak bij jurylid Min Hee Bervoets, die vond dat er te weinig was gerepeteerd en échte gevoelens ontbraken. ‘We hebben getracht er al onze emoties in te steken’, reageerde De Lau achteraf. ‘Als je daar dan op afgerekend wordt, is dat hard.’  En voor wie er aan mocht twijfelen: De Lau heeft inmiddels wel degelijk emoties. Na de show beweerde hij samen met Roos een ‘enorme patat’ te hebben gekregen. Ik belde voor hen naar de KU Leuven maar daar kon niemand mij vertellen hoe lang een enorme patat duurt. Ik werd zelfs doorverwezen naar Jeroen Meus. Maar toen was het uur om en mijn medelijden op. Nu, vermoedelijk valt zo’n mentale oplawaai onder de noemer ‘verdriet‘ en zullen Laurens en Roos dat vijf dagen gevoeld hebben. Helaas zijn we nu zeven dagen verder en moeten ze vanavond live het scherm op. Straks zegt Min Hee wéér dat er te weinig gevoel inzit. Ik ruik een vicieuze cirkel. Best vervelend voor De Lau en zijn Roos. Anderzijds duurt irritatie maar een half uur. En voor de kijkers: verveling ook.

PRIKBORD

Hartverwarmend
John Lewis, een Britse keten van exclusieve warenhuizen die bekend staat om zijn magische kerstreclames, laat dit najaar het hartverwarmende verhaal van een jongetje en zijn pinguïn op ons los. Voor het filmpje – dat 1 miljoen pond koste- werd CGI-technologie gebruikt om de pinguin zo realistisch mogelijk te laten lijken.

Stukjes internet
Het album
Thru You Too van Kutiman,  bestaat louter uit mash-ups van verschillende Youtube filmpjes. Het resultaat (ook op Youtube) is een collage van amateurs –kleine kinderen tot verlopen rockers- die in alle eenzaamheid achter hun computer kropen om hun kunsten aan het publiek te tonen. Nu maken ze alsnog deel uit van een groter geheel. Wonderlijke beelden. 
http://www.youtube.com/watch?v=WoHxoz_0ykI
Facebloed
Brrr. Criminologen aan de Birmingham City University hebben Facebook-moorden onderzocht. Blijkt dat er op Facebook 6 types moordenaars ronddwalen. De ‘reageerder’ valt  aan na een online post. De ‘informant’ deelt online wat hij van plan is. De ‘antagonist’ maakt ruzie op Facebook die uitmondt in geweld. De ‘fantast’ gebruikt het medium om zijn fantasieën in stand te houden en zal die met geweld beschermen.  Het ‘roofdier’ zoekt slachtoffers met een fake account. En de ‘bedrieger’ post berichten in andermans naam, bijvoorbeeld alsof het slachtoffer nog leeft. U bent gewaarschuwd…

Citaat van de week
‘Maar iemand die geen ene ruk wil doen: daar word ik boos om. Kom effe met je luie reet uit de zetel. Iedereen die zijn best doet ergens te komen, heeft mijn zegen.’  Het zijn de woorden van pornoactrice Bobbi Eden en die mag u blijkbaar heel letterlijk eh… nemen. (En dan ga ik nu ergens komen.)


(Verschenen in Het Nieuwsblad op 07/11/2014)


02 november 2014

MAILS EN MEDEDOGEN

Mijn mailbox zit propvol. Het regent reacties nadat ik onlangs op Radio 1 in De Bende van Annemie over mijn ervaring met gepest worden en depressie sprak, en De Standaard daar een quote uit overnam. Mensen schrijven me dat het dapper is om taboes te doorbreken. En al besef ik dat daar meer voor nodig is dan één radiopraatje, het is fijn om van moed verdacht te worden. Want ja, het was eng om aan een onbekend publiek live toe te vertrouwen dat ik er ooit niet meer wilde zijn. Met het gevaar te veel bloot te geven, over mijn woorden te struikelen en die gevoelens ter plekke te herbeleven. En natuurlijk had ik schrik voor de reacties: ik herinner me nog hoe mijn vrienden me lieten vallen toen mijn depressie voorkwam dat ik nog kon gaan fuiven. ‘Met Fleur erbij, gebeurt er altijd wel iets spannends’, was voordien de consensus. Maar toen gebeurde er iets met Fleur: haar clownsmasker viel af, de onderliggende pijn werd zichtbaar. Dat vonden ze geen spannend entertainment. Terwijl een gepest meisje natuurlijk graag leuk gevonden wil worden. Dus ja, zelfs zo veel jaren later, was ik nog een beetje bang voor afwijzing. Maar dat was ondergeschikt aan het doel: mensen die met dezelfde ervaringen worstelen, een hart onder de riem steken. Dat is wat ik altijd heb willen doen. Met mijn zelfhulpboek, tijdens gesprekken op café, met mijn praktijk als lifecoach. Wat voor mij klote doch uiterst leerzaam was, nuttig laten zijn voor anderen. Aan emotioneel exhibitionisme heb ik niks. Maar verbinden, dat is zinvol.

Mijn hart maakt dan ook een sprongetje bij het lezen van mails waarin staat dat mensen door die radio-uitzending meer begrip van hun omgeving krijgen. Of zichzelf plots beter begrijpen. Zich minder alleen voelen. Opgelucht zijn dat gevoelens toch besproken mogen worden. Tegelijk baart het me zorgen: als mijn kleine getuigenis al zo’n effect heeft, hoe groot is de behoefte aan mededogen dan wel niet? Gelet ook op alle persoonlijke verhalen die binnenstromen. ‘Word je dat nooit beu, altijd maar mensen die jou om hulp vragen?’, zegt een vriendin. In haar bedenkelijke blik lees ik de vrees dat ik een clubje slachtoffers aan het verzamelen ben, om op zondag, in plaats van naar de mis te gaan, gezellig mee te huilen rond één enorme zakdoek. Alleen ben ik niet zo’n voorstander van de slachtofferrol.

Ik geloof dat een verantwoordelijk mens aan geestelijke hygiëne doet. Wat in mijn ogen betekent dat hij zich gaandeweg bewust wordt van zijn emotionele noden en daarin zelf leert voorzien. In plaats van enkel anderen er (onbewust) verantwoordelijk voor te stellen. Om een voorbeeldje te geven: iemand die vroeger gepest werd, kan nu een grote behoefte aan veiligheid hebben. Er zijn verschillende manieren om die bij anderen te zoeken. Je kan je superieur opstellen en zo mensen op afstand houden. Of je kan je inferieur opstellen, zodat anderen geen gevaar ruiken, mild zijn, misschien zelfs medelijden hebben. Het zijn beiden tactieken van het ego, die dienen om te overleven in groep. Maar een ander, oprechter alternatief, is respect. Zowel voor jezelf als de ander. Dan kan je jezelf geven wat je nodig hebt, zonder dat je er een ander voor inschakelt. In dat voorbeeld van veiligheid, kan iemand zijn grenzen leren aangeven, vanuit begrip en mededogen voor zowel zichzelf en de ander. Dat is voor beide partijen constructief. En dat is dus wat ik zelf tracht te doen. Het is een groeiproces waarbij ik sterker word en steeds meer kan geven. En zo blijft het verleden geen vloek maar wordt het een verrijking.

(Verschenen in Het Nieuwsblad Magazine, 31/10/2014)