21 november 2014

AAN WELKE TIPS HEBBEN WE ECHT WAT?

Geluk op bestelling. Omgaan met tegenslag. Huishoudelijk advies.
… aan welke tips hebben we écht wat?

‘In België zijn de belastingen zo hoog dat iedereen er gelukkig is.  Ze betalen meer maar weten: als ik gezondheidzorg nodig heb, krijg ik dat. Als ik vakantie nodig heb op het werk, krijg ik dat. Ze rijden er rond op fietsen. Iedereen lijkt tevreden.’ Het is de visie van Harry Styles, één der ingrediënten van de knullensoep One Direction, die ons volkje besprak in het VTM Nieuws.  De reporter kon tegenwerpen dat de nationale Gezondheidsenquête van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid recent bewees dat 1 op 3 Belgen met mentale problemen kampt. Maar dan antwoordt zo’n melkmuil vast: ‘Onmogelijk! Ze fietsen dus ze zijn happy.’  Waarop de reporter hem beelden kon tonen van de nationale betoging in Brussel.  Maar dan zou Styles vast opperen: ‘Laat hen gewoon nóg meer betalen, krijgen ze meer vakantie en gezondheidszorg, worden ze nóg gelukkiger.’ Het zou de kerel ongetwijfeld verbazen dat het grootste geluksonderzoek ooit, een Vlaams onderzoek is.  Want waarom zouden zij die de sleutel tot geluk al kennen (fietsen en belastingen betalen, liefst tegelijk)  nog verder zoeken?

Dikke egoïsten

Toch hebben ze aan de KU Leuven nog één en ander ontdekt: ons geluk wordt voor 50 procent door onze genen en voor 10 procent door omstandigheden bepaald, 40 procent ligt in eigen handen.  En dus kregen de proefpersonen gelukstips, waardoor hun geluksgevoel verbeterde. Handig voor wie nét niet blij genoeg wordt van belastingen.
Enkele tips werden in deze krant gepubliceerd. Zoals: ‘Wie ben jij dankbaar maar heb je dat nog nooit gezegd? Contacteer die persoon, zeg dat je wil afspreken en vertel dan waarvoor je dankbaar bent’. Sindsdien word ik voortdurend  gebeld door mensen die een ontmoeting eisen. En gezien mijn drukke agenda, toenemende stress en prangende behoefte aan alleen zijn, word ik daar niet gelukkig van. Bovendien bleek zodra ik één voet buiten durfde te zetten, dat iedereen daar  vals door elkaar loopt te krijsen. Allemaal de schuld van ‘Zing vandaag. Zo veel en waar je maar kunt.’ Nee, ook daar word ik niet vrolijk van. Maar brullen dat gelukkige mensen dikke egoïsten zijn, lost niets op. Er zat niks anders op dan zelf een gelukstip uitproberen. ‘Dans vandaag met iemand of met jezelf’ verliep helaas niet zoals verhoopt. Tijdens mijn eenzame wals trapte ik meermaals op m’n eigen tenen. Misschien kom ik meer in aanmerking voor de tips van psychiater Dirk De Wachter: hij vindt dat we moeten leren omgaan met ons ongeluk. Alleen heeft hij nog geen scheurkalender vol advies uit. Jammer. Volgens mij zijn we helemaal klaar voor tips als ‘Bel op eenzame momenten een willekeurig nummer uit het telefoonboek, zeg dat u wil afspreken en glimlach als er abrupt wordt ingehaakt.’  

Denigrerend, infantiel en stupide
Gelukkig is er wij.groningen.nl, een online informatiecentrum dat advies geeft waar onze Noorderburen zich krom om lachen.  Zoals: Je kan kijken welke winkels dichterbij zijn. Dan hoef je niet zo ver’ of ‘Als je een kruimeldief hebt, zal je de stofzuiger minder moeten gebruiken.’ En ‘U kunt vaker boodschappen doen. U neemt per keer wat minder mee. Dan is uw tas niet zo zwaar.’ Maar er zijn ook liefdestips: ‘Vergelijk uw relatie niet met die van een ander. De ene relatie heeft een hoger knuffelgehalte dan de andere.’ Volgens SP-fractievoorzitter Jimmy Dijk zijn de adviezen 'denigrerend, infantiel en stupide'. Het opvallendst vond hij de tip dat mensen die slecht ter been zijn, moeten gaan zitten of een sta-kruk aanschaffen. Dijk wil dat de teksten aanpast worden of offline gehaald. Maar misschien zijn juist dit de tips waar we écht vrolijk van worden. Niet alleen vanwege de parodieën met hashtag #Groningsetips op Twitter. Nee, dit advies geeft ons het gevoel dat we het allemaal al weten. Dat we het voor elkaar hebben, omdat we jaren geleden al het lumineuze idee hadden om een kruimeldief te kopen. Dat we slim zijn, omdat we altijd minder boodschappen meenemen. Dat ons liefdesleven rockt, omdat we sowieso niet vergelijken. Ja, misschien is dàt de sleutel tot geluk: minder zelftwijfel, meer vertrouwen. Tenzij we nog meer belastingen kunnen betalen, natuurlijk.


(Verschenen in Het Nieuwsblad op 21/11/2014)

15 november 2014

BANG VOOR DE TOEKOMST

Laatst had ik ongelooflijk goed nieuws gekregen en fietste door de stad met een grote glimlach. Ik ging zelfs zo op in blije gedachten dat ik niet oplette en een beetje verdwaalde.  Op een kruispunt moest ik plots remmen  en toen ik opkeek, stond ik voor een bar- restaurant waar ik zo’n vijf jaar geleden was geweest. Ik stond zelfs op exact dezelfde plaats als toen: nu in de milde herfstzon, destijds om klokslag middernacht. Ik herinnerde me nog goed hoe ik er Nieuwjaar had gevierd, met een paar vrienden en hun vriendengroep, die ik nauwelijks kende en waarbij ik me niet op mijn gemak voelde. Ik zat aan het hoofd van een lange tafel vol uitbundige mensen, keek toe hoe zij plezier maakten, was beschaamd omdat dat mij niet lukte. Ik had een gebroken hart, de verplichte smalltalk draaide niet op boeiendere onderwerpen uit en ik was de enige die niet dronk omdat ik nog moest rijden. Er werd met andermans brillen, hoeden, kettingen en corsages geposeerd en ik deed mee, lachte naar de verblindende flits en  zocht nadien ook naar het kiekje dat het meeste lol bewees.  Vlak voor twaalven werden we op straat verwacht, waar vuurwerk het nieuwe jaar zou inluiden. Tegen de achtergrond van luid knallende voetzoekers voelde ik me volstrekt wanhopig worden over de toekomst. Het zou nooit goed komen: mijn laatste relatie had me gekraakt, ik paste niet tussen de mensen, niet in deze wereld. Een dronken vrouw begon me haar levensverhaal te vertellen. In de hoop op werkelijk contact, luisterde ik – tussen de knallen door- naar haar lange lijst van problemen. Maar telkens ik iets probeerde terug te zeggen, praatte ze er overheen. Ze keek me zelfs niet aan. Ik had eender wie kunnen zijn. Midden in één van haar dramatische zinnen liep ze zomaar weg, om zich aan een man te gaan voorstellen.

In de bar werd de draaitafel in gebruik genomen. Concurrerend met de laatste voetzoekers, schalden de eerste beats door de deuropening naar buiten. Mijn danslustige vrienden trokken me naar binnen. Een mij onbekende man staarde gulzig naar mijn decolleté, als een origamiverslaafde die net een nieuw, kleurig papiertje heeft ontdekt en wiens vingers jeuken om er mee aan de slag te gaan. Een tijdlang bleef ik naar de dansende mensen kijken, probeerde zelf een dansje, voelde me miserabel. Uiteindelijk vluchtte ik op de tonen van Mambo No  5 langs de fluwelen gordijnen aan de voordeur, de koude nacht in. Mijn hakken tikten op de stoep vol rood vuurwerkafval, mijn sleutelbos rinkelde in mijn hand. Ik reed nog naar een ander feest van vrienden, in de hoop de avond alsnog op een  vrolijke noot te eindigen. Maar ik voelde me er niet anders. Al was Pieter Embrechts er, die om de één of andere reden vrolijk aan mijn elleboog likte. Ik was hem dankbaar voor dat sprankje hoop: met mij kwam het niet meer goed,  met mijn rechterarm misschien nog wel. Niet veel later reed naar mijn huisje in het bos. Het begon licht te worden. De  nacht ruimde plaats voor de dag, voor het nieuwe jaar. In mijn straat pikten vette bosduiven naar platgereden eikels, zich niet bewust van die verandering. Ik kroop in mijn bed en huilde.

Wat was ik toen bang voor de toekomst. Maar nu was die toekomst heden geworden.  Met mijn fiets in de hand keek ik naar de gesloten bar en besefte dat geen van mijn angsten waren uitgekomen. In tegendeel. Een aantal van mijn diepste hartenwensen waren al vervuld en ik voelde me geestelijk sterker dan ooit. Dus besloot ik om voortaan, als ik ergens nog eens erg ongelukkig was, te bedenken dat ik daar over pakweg vijf jaar misschien wel stralend gelukkig voorbij fiets. Letterlijk of figuurlijk. Het leven zit vol verrassende wendingen. 

14 november 2014

KUNNEN WE NOG EEN TABOE DOORBREKEN?

Deinende bipsen. Speciale slipjes. Design speeltjes.
… kunnen we nog een taboe doorbreken?

Soms vrees ik dat mannen niks van vrouwen begrijpen. Maar steeds vaker krijg ik het gevoel dat ik er zelf ook niet veel van weet. Bijvoorbeeld tijdens een reclame die momenteel op de vrouwenzenders wordt vertoond. Een montage van vrouwen die gezellig samen dansen. Jong en oud, en dik en dun, schudt de heupen los op iets wat als een dwingend ‘shake your booty’ klinkt. En terwijl de kijker braaf op hun deinende bipsen focust, en misschien toegeeflijk begint mee te wiebelen in de zetel, stelt de voice-over een onverwachte vraag.
‘Urineverlies?’
 
Het klinkt vriendelijk. Als de behulpzame onbekende die u in het station aansprak nadat hij uw sleutelbos voor u opgeraapte. Toch is mijn reactie telkens een boos ‘Nee?!’ naar het scherm te roepen. Maar of ik nu beledigd ben of niet, vervolgens komt er een gelaagd broekje in beeld, drie laagjes om precies te zijn, dat vrouwen discreet onder hun kleding kunnen dragen. ‘Jij voelt het niet, zij zien het niet’, sust de voice-over. En met een close-up van de laatste swingende billen: ‘Dans zoveel je wil.’

Vrienden van het knuffelbos
Kijk, dit wist ik dus niet. Ik wist niet dat zo veel medezusters het heerlijk vinden om overal zomaar samen te dansen - in de keuken, de tuin, waar dan ook. Maar in dit filmpje wordt het gepresenteerd als een typische, vrouwelijke gewoonte waarvan iedereen op de hoogte is. Behalve ik. Bovendien ziet het eruit alsof de banaalste gebeurtenis al een goede aanleiding is. ‘Ik heb gisteren de nieuwe worst van Albert Heijn geproefd’ – ‘Amai, daar moet ik nu van dansen, zie!’ – ‘O leuk, ik doe mee!’
Een beetje zoals Jerooms Vrienden Van Het Knuffelbos – ‘Dansen, dansen!’- maar dan met minder humor en meer oestrogeen. En gelaagde broekjes. Zij voelen het niet en ik zie het niet. Maar zij weten het en ik niet. Ik voel me belazerd. Buitengesloten. De enige vrouw die niet door haar medezusters werd voorbereid op haar lot.
Volgens het VIVA-SVV provincie Antwerpen – de Antwerpse vrouwenwerking van De Voorzorg- is het echter de taak van huisartsen en verpleegkundigen om vaker bij hun vrouwelijke patiënten te informeren naar incontinentieproblemen. Ongeacht hun leeftijd. Want al komt het meer bij oudere dames voor, uit een enquête bij vrouwen vanaf 25 jaar bleek dat meer dan de helft er sporadisch last van heeft. Nu, dat moet nogal een enquête zijn geweest. Zeker als de ondervragers het subtiel aanpakten, wat allicht het geval was gezien er nog een taboe op dit onderwerp rust. ‘Mevrouw, sorry dat ik u stoor tijdens het shoppen, maar heeft u misschien zonet toevallig iets verloren?’ En dan maar hopen op een eerlijk antwoord.

Bekkenbodemspierkracht
Jammer dat hier zo’n taboe op rust. Dat vrouwen zich schamen. Ook al lieten ze mij in de steek, ik wens het mijn medezusters niet toe. Ze zijn niet de enige. Nee, als ik dat filmpje mag geloven bestaat er zelfs een soort vrolijke dansen-met-laagjes-broekjes-sekte die overal samenkomt. En ze kunnen er niks aan doen. Tenzij ze stoppen met dansen misschien, maar dat is vast te veel gevraagd. Gelukkig is er nu de Elvie, het allereerste design toestel (waarde: 125 euro) waarmee vrouwen hun bekkenbodemspieren kunnen trainen. Dat verbetert hun seksleven én  verkleint de kans op ongewild urineverlies. De reclameslogan speelt wellicht in op de vrouwelijke behoefte aan controle, met iets als  ‘Verlies het alleen nog waar en wanneer jij dat wil’. 
Nu hoeven vrouwen niet in het wilde weg te oefenen, in de hoop dat het vroeg of laat beter gaat. Nee, de Elvie werkt samen met een app op hun smartphone, die hun spierkracht en eventuele vooruitgang aangeeft.  Of die resultaten ook gedeeld kunnen worden op sociale media, is niet duidelijk. Het zou fijn zijn, kwestie van het taboe nog meer te doorbreken. 
Hoe dan ook wil ik oproepen om meer begrip voor vrouwen met dit kwaaltje en in het bijzonder zij die ijverig hun bekkenbodemspieren trainen. Ziet u een collega met een rood aangelopen hoofd, fronsend naar haar gsm staren? Dan weet u dat zij op dat moment haar uiterste best doet om haar leven terug onder controle te krijgen. Moedig haar aan. Supporter. Applaudisseer. Bied haar een drankje aan met de woorden ‘Ge kunt het ophouden, ik geloof in u.’ Want het is écht niet gemakkelijk om vrouw te zijn. Ik besef het elke dag meer en meer.


(Verschenen in Het Nieuwsblad 14/11/2014) 

08 november 2014

MAGISCH AVONTUUR

Mijn gezelschap lijkt me ietwat spottend aan te kijken. Ik voel me belachelijk. Ik heb hen net leren kennen. Daar kwam wat smalltalk aan te pas en op de één of andere manier ging het opeens over uilen. Dat die naar ‘t schijnt geruisloos vliegen, zei iemand. Waarop ik, niet zo onderlegd in smalltalk, geestdriftig knikkend veel te uitgebreid over een wonderlijke ontmoeting met een uil begon te vertellen.  Ik beschreef hoe ik als tiener na het uitgaan langs een afgelegen veldweggetje naar huis was gefietst. Het was een stille, koude nacht. In het schijnsel van de volle maan schitterde de rijp op de velden en mijn adem vormde wolkjes. Plots zag ik op een weidepaal een spierwitte kerkuil zitten, met zo’n hartvormig gezicht. Ik vertraagde, in de hoop dat hij niet meteen zou wegvliegen en ik hem goed kon bekijken.  Tot mijn verbazing vloog de uil pas op toen ik heel traag langs hem fietste en ging hij enkele meters verderop  weer op een paaltje zitten, schijnbaar wachtend. En jawel, toen ik hem voorbij stak vloog hij opnieuw op, om iets verder terug op een paaltje te landen. Zo vloog deze uil, in het licht van de volle maan, de hele weg geruisloos met me mee. Op een bepaald moment vloog hij zelfs boven me, wit tegen de donkere hemel, volstrekt onhoorbaar.  Pas toen ik het erf van ons huis opreed – wij woonden toen tussen de akkers, op het einde van een doodlopende straat – verdween hij in het donker. Ik bleef nog een tijdlang naar het gelige schijnsel van de lantaarnpaal staren, waarin ik hem voor het laatst had gezien. Daarna liep ik door de tuin van mijn ouders naar mijn huisje, achterin. Het hoge, bevroren gras kraakte onder mijn voeten. Mijn hart klopte in mijn keel. Ik had het gevoel dat ik een magisch avontuur had beleefd. Iets wat niemand zou geloven. 

Nee, zegt de man voor me en grijnst. Ik schaam me voor mijn kinderlijke enthousiasme.  ‘Ik had niet gedronken’, verklaar ik naar waarheid,  hopend dat ze me alsnog zullen geloven. ‘En later vertelde iemand dat uilen van gezelschap houden en dit niet zo uitzonderlijk was.’ Er valt een stilte. Ik herinner me een ander uilavontuur. Die keer dat ik de afwas deed en opeens ‘iets’ vanuit de tuin mijn naam riep. Het klonk langgerekt,  gedempt, spookachtig. Als een griezelige grafstem die me naar de onderwereld wilde lokken. Toen ik het een tweede keer hoorde, liep ik nieuwsgierig de tuin in. Al gauw bleek dat ‘iets’ mijn moeder te zijn, die bij het kippenhok stond en me met één wijsvinger tegen haar lippen tot stilte aanmaande, terwijl ze met de andere vlak voor zich uitwees. Daar zat een grote, gevlekte uil op een houten kist een goudgele maïskolf te verorberen. Zomaar overdag. Een tijdlang stonden mijn moeder en ik, zij in haar vuile tuinkleren en ik met een schort om en een geruite keukenhanddoek over mijn schouder, in het milde licht van de herfstzon muisstil toe te kijken. Nadien verklaarde mijn moeder dat ze de roep van een uil had nagebootst, omdat ze hem niet wilde verjagen terwijl ze me riep.  Die idiote imitatie bezorgde ons alsnog de slappe lach.

Ik sta op het punt deze anekdote en spookachtige roep met mijn gezelschap te delen, in de hoop de akelige stilte waarin mijn ontroering naakt opgebaard ligt, samen weg te lachen. Maar dan vrees ik dat ik me allicht nog belachelijker zal maken en zwijg. Terwijl het gesprek verder kabbelt, voel ik me een beetje eenzaam. Weer ‘die rare’. Die niet aan de oppervlakte kan blijven maar meteen haar liefde voor dieren prijsgeeft. Maar tegelijkertijd weet ik me rijk: ik koester de verwondering. 

(Verschenen in Het Nieuwsblad 08/11/2014)

07 november 2014

HOE KUNNEN WE MET EMOTIES OMGAAN?

Enorme patatten.
Regelrechte beledigingen.
Een gebroken hart.

… hoe kunnen we met emoties omgaan?


‘Wij hebben gevoelens, maar meer nog hebben de gevoelens ons’, sprak de Vlaamse filosoof Antoon Vloemans. En inderdaad: ze grijpen ons bij de keel, laten ons de vreemdste dingen doen, houden ons uit onze slaap, verstoren onze concentratie. Nee, met emoties omgaan is niet altijd makkelijk. Gelukkig reikt de wetenschap ons een helpende hand toe.
Psychologen aan de KU Leuven hebben ontdekt hoelang emoties duren. Hoe groter de impact van een gebeurtenis, hoe meer we die herkauwen, hoe langer we de emotie voelen. Verdriet duurt het langst: 5 dagen. Boosheid kan enkele seconden tot meerdere uren in beslag nemen.  Ontroering voelen we tot  tweeënhalf uur na de feiten. Medelijden zijn we na een uur al kwijt. Schaamte, walging en angst nemen minder dan een uur in beslag. Verveling,  irritatie of een kleine schok zijn na een half uur al weggeëbd. En kleine ergernissen verdwijnen snel, net als dankbaarheid.
‘Ook dit zal overgaan’, luidt een gezegde. Nu weet u dus ook exact wanneer. U hoeft het alleen maar uit te zweten. Als in de sauna, met één oog op het zandlopertje en één op de deur.

Seksistisch heerschap
Niet alleen bij zelfrelativering komt deze kennis van pas. Ook bij sociale contacten. U hoeft niet langer op uw tenen te lopen, u uit te putten in diplomatie. Nee, u kunt eindelijk doen en laten waar u zin in heeft. Zonder schuldgevoelens of hinder omdat iemand u met uw daden confronteert.
Neem nu het beëindigen van een relatie. In plaats van een emotioneel mijnenveld te betreden, kunt u samen met uw toekomstige ex de dag waarop hij/zij er weer om zal lachen, op de kalender aankruisen. Geen gedoe, heerlijk praktisch.
Of neem het mysterieuze heerschap dat Annemie Struyf het leven zuur maakt. In het Radio 1-programma Hautekiet, dat woensdag in het teken van seksisme stond, verklaarde zij regelmatig benaderd te worden door een bekende man uit het mediawereldje.  Zijn naam wilde Struyf niet noemen. Maar hij zou haar telkens aanspreken met ‘Maar Annemie, gij op uw leeftijd en gij die niet van de mooiste zijt en met zo een rare stem. Dat gij nog altijd op het scherm verschijnt, dat kan ik niet geloven.’  Mogelijk waren het de woorden van Hautekiet zelf en hoopte Struyf hem zo iets duidelijk te maken. Hoe dan ook, als deze ‘onbekende bekende’ daar voortaan aan toevoegt dat haar plots opkomende, energievretende woede over enkele seconden al weer over kan zijn, op voorwaarde dat zij niet herkauwt (‘Figuurlijk, Annemie, figuurlijk, ik weet wel dat ge geen rund zijt, met zo’n stem kunt ge niet loeien’), dan zal zij zich ongetwijfeld minder opwinden. Niet meer naar de radio bellen maar rustig antwoorden:  ‘Amaaai!  Da’s waar! Merci, Jan. Dan ga ik nu iets plezant doen.’  
Enorme patat
Het moge ook een tip zijn voor De Lau, die wellicht deze gazet leest terwijl ‘zijn Roos’ hun beider danspassen instudeert voor Dansdate. U weet wel, dat VTM-programma vol dansende bekende koppels, waarin zij afgelopen vrijdag partnergeweld op muziek brachten: hun moderne choreografie bestond uit elkaar als zombies achterna lopen en door mekaar schudden. Het resultaat viel niet in de smaak bij jurylid Min Hee Bervoets, die vond dat er te weinig was gerepeteerd en échte gevoelens ontbraken. ‘We hebben getracht er al onze emoties in te steken’, reageerde De Lau achteraf. ‘Als je daar dan op afgerekend wordt, is dat hard.’  En voor wie er aan mocht twijfelen: De Lau heeft inmiddels wel degelijk emoties. Na de show beweerde hij samen met Roos een ‘enorme patat’ te hebben gekregen. Ik belde voor hen naar de KU Leuven maar daar kon niemand mij vertellen hoe lang een enorme patat duurt. Ik werd zelfs doorverwezen naar Jeroen Meus. Maar toen was het uur om en mijn medelijden op. Nu, vermoedelijk valt zo’n mentale oplawaai onder de noemer ‘verdriet‘ en zullen Laurens en Roos dat vijf dagen gevoeld hebben. Helaas zijn we nu zeven dagen verder en moeten ze vanavond live het scherm op. Straks zegt Min Hee wéér dat er te weinig gevoel inzit. Ik ruik een vicieuze cirkel. Best vervelend voor De Lau en zijn Roos. Anderzijds duurt irritatie maar een half uur. En voor de kijkers: verveling ook.

PRIKBORD

Hartverwarmend
John Lewis, een Britse keten van exclusieve warenhuizen die bekend staat om zijn magische kerstreclames, laat dit najaar het hartverwarmende verhaal van een jongetje en zijn pinguïn op ons los. Voor het filmpje – dat 1 miljoen pond koste- werd CGI-technologie gebruikt om de pinguin zo realistisch mogelijk te laten lijken.

Stukjes internet
Het album
Thru You Too van Kutiman,  bestaat louter uit mash-ups van verschillende Youtube filmpjes. Het resultaat (ook op Youtube) is een collage van amateurs –kleine kinderen tot verlopen rockers- die in alle eenzaamheid achter hun computer kropen om hun kunsten aan het publiek te tonen. Nu maken ze alsnog deel uit van een groter geheel. Wonderlijke beelden. 
http://www.youtube.com/watch?v=WoHxoz_0ykI
Facebloed
Brrr. Criminologen aan de Birmingham City University hebben Facebook-moorden onderzocht. Blijkt dat er op Facebook 6 types moordenaars ronddwalen. De ‘reageerder’ valt  aan na een online post. De ‘informant’ deelt online wat hij van plan is. De ‘antagonist’ maakt ruzie op Facebook die uitmondt in geweld. De ‘fantast’ gebruikt het medium om zijn fantasieën in stand te houden en zal die met geweld beschermen.  Het ‘roofdier’ zoekt slachtoffers met een fake account. En de ‘bedrieger’ post berichten in andermans naam, bijvoorbeeld alsof het slachtoffer nog leeft. U bent gewaarschuwd…

Citaat van de week
‘Maar iemand die geen ene ruk wil doen: daar word ik boos om. Kom effe met je luie reet uit de zetel. Iedereen die zijn best doet ergens te komen, heeft mijn zegen.’  Het zijn de woorden van pornoactrice Bobbi Eden en die mag u blijkbaar heel letterlijk eh… nemen. (En dan ga ik nu ergens komen.)


(Verschenen in Het Nieuwsblad op 07/11/2014)


02 november 2014

MAILS EN MEDEDOGEN

Mijn mailbox zit propvol. Het regent reacties nadat ik onlangs op Radio 1 in De Bende van Annemie over mijn ervaring met gepest worden en depressie sprak, en De Standaard daar een quote uit overnam. Mensen schrijven me dat het dapper is om taboes te doorbreken. En al besef ik dat daar meer voor nodig is dan één radiopraatje, het is fijn om van moed verdacht te worden. Want ja, het was eng om aan een onbekend publiek live toe te vertrouwen dat ik er ooit niet meer wilde zijn. Met het gevaar te veel bloot te geven, over mijn woorden te struikelen en die gevoelens ter plekke te herbeleven. En natuurlijk had ik schrik voor de reacties: ik herinner me nog hoe mijn vrienden me lieten vallen toen mijn depressie voorkwam dat ik nog kon gaan fuiven. ‘Met Fleur erbij, gebeurt er altijd wel iets spannends’, was voordien de consensus. Maar toen gebeurde er iets met Fleur: haar clownsmasker viel af, de onderliggende pijn werd zichtbaar. Dat vonden ze geen spannend entertainment. Terwijl een gepest meisje natuurlijk graag leuk gevonden wil worden. Dus ja, zelfs zo veel jaren later, was ik nog een beetje bang voor afwijzing. Maar dat was ondergeschikt aan het doel: mensen die met dezelfde ervaringen worstelen, een hart onder de riem steken. Dat is wat ik altijd heb willen doen. Met mijn zelfhulpboek, tijdens gesprekken op café, met mijn praktijk als lifecoach. Wat voor mij klote doch uiterst leerzaam was, nuttig laten zijn voor anderen. Aan emotioneel exhibitionisme heb ik niks. Maar verbinden, dat is zinvol.

Mijn hart maakt dan ook een sprongetje bij het lezen van mails waarin staat dat mensen door die radio-uitzending meer begrip van hun omgeving krijgen. Of zichzelf plots beter begrijpen. Zich minder alleen voelen. Opgelucht zijn dat gevoelens toch besproken mogen worden. Tegelijk baart het me zorgen: als mijn kleine getuigenis al zo’n effect heeft, hoe groot is de behoefte aan mededogen dan wel niet? Gelet ook op alle persoonlijke verhalen die binnenstromen. ‘Word je dat nooit beu, altijd maar mensen die jou om hulp vragen?’, zegt een vriendin. In haar bedenkelijke blik lees ik de vrees dat ik een clubje slachtoffers aan het verzamelen ben, om op zondag, in plaats van naar de mis te gaan, gezellig mee te huilen rond één enorme zakdoek. Alleen ben ik niet zo’n voorstander van de slachtofferrol.

Ik geloof dat een verantwoordelijk mens aan geestelijke hygiëne doet. Wat in mijn ogen betekent dat hij zich gaandeweg bewust wordt van zijn emotionele noden en daarin zelf leert voorzien. In plaats van enkel anderen er (onbewust) verantwoordelijk voor te stellen. Om een voorbeeldje te geven: iemand die vroeger gepest werd, kan nu een grote behoefte aan veiligheid hebben. Er zijn verschillende manieren om die bij anderen te zoeken. Je kan je superieur opstellen en zo mensen op afstand houden. Of je kan je inferieur opstellen, zodat anderen geen gevaar ruiken, mild zijn, misschien zelfs medelijden hebben. Het zijn beiden tactieken van het ego, die dienen om te overleven in groep. Maar een ander, oprechter alternatief, is respect. Zowel voor jezelf als de ander. Dan kan je jezelf geven wat je nodig hebt, zonder dat je er een ander voor inschakelt. In dat voorbeeld van veiligheid, kan iemand zijn grenzen leren aangeven, vanuit begrip en mededogen voor zowel zichzelf en de ander. Dat is voor beide partijen constructief. En dat is dus wat ik zelf tracht te doen. Het is een groeiproces waarbij ik sterker word en steeds meer kan geven. En zo blijft het verleden geen vloek maar wordt het een verrijking.

(Verschenen in Het Nieuwsblad Magazine, 31/10/2014)

31 oktober 2014

IS RODDELEN GOED VOOR ONS?

Hebt u het al gehoord? Van dat onderzoek? Vertel het niet voort, hé, maar…

Is roddelen echt goed voor ons?

Zelf blijf ik er liever niet in hangen, in de negatieve sfeer van roddelen. Het voelt alsof ik daar vooral mezelf mee naar beneden haal. Bovendien leerde het leven me om niet zo snel te oordelen: iedereen heeft wel een varkentje te wassen, groot of klein. En we kennen nooit de volledige context. Maar soms kan roddelen zo’n deugd doen. Even stoom aflaten! Merken dat je niet de enige bent die zich gekrenkt voelt en heerlijk passief, vanachter een kop koffie, met een gelijkgestemde samenspannen tegen de vijand. Terwijl je diep van binnen beseft dat je daarmee vooral veel prijsgeeft over jezelf. En je je een tikkeltje schuldig voelt, want het is niet netjes.  Maar… het is wél goed voor ons. Dat bewijst een studie aan de universiteit van Groningen.  Roddelen vergroot ons zelfvertrouwen en stimuleert ons om kritischer te zijn. Dat laatste is blijkbaar positief , al bestaat er m.i.  toch een verschil tussen oog voor detail hebben of volstrekt intolerant zijn.
Volgens hoofdonderzoekster Elena Martinescu is het simpel: ‘Roddels zorgen ervoor dat mensen sociale vergelijkingen maken. Deze leiden tot reflectie van hun eigen gedrag.’ En ik moet toegeven, al die keren dat vriendinnen en ik bepaalde mannelijk lichaamsdelen bespraken en vergeleken, hadden een grote impact op ons gedrag.

Mars en Venus
Wat mij het meeste bijbleef uit het onderzoek, waren de verschillende reacties van mannen en vrouwen op roddelpraat. Vrouwen die negatieve verhalen over een ander vernemen, zouden zichzelf gaan beschermen om te voorkomen dat er over hen soortgelijke praatjes de wereld ingestuurd worden. Mannen worden juist bezorgd als ze een positief verhaal horen: ze vrezen dat het dan om een succesvollere rivaal gaat.
Dat leunt aan bij de Mars & Venus theorie en verklaart mogelijk waarom mannen en vrouwen elkaar niet altijd begrijpen. Als manlief thuiskomt en u, zwaaiend met een houten lepel en in een bevlekte schort op hem afstormt, omdat u geschokt wil vertellen over de nare ervaring van een vriendin, reageert hij misschien niet zoals u hoopt. In plaats van uw tranen liefdevol te drogen, kan hij u optillen en enthousiast in het rond zwieren. Noem het geen gebrek aan empathie. Ha, nee! In zijn ogen mag u dolblij zijn dat uw vriendin geen concurrentie vormt.
Omgekeerd, als u manlief vertelt hoe goed iemand het voor elkaar heeft, mag het u niet verbazen dat hij meteen een addertje onder het gras zoekt. Dat is geen realisme maar biologie: uw wederhelft moet zich ervan vergewissen dat die ander zich niet sneller en beter kan voortplanten.
Vandaar dat mannen niet geboeid raken door vrouwensites, - magazines en -zenders. Die spelen in op de vrouwelijke bezorgdheid, niet de mannelijke.  Ja, misschien zullen wij onze mannen dankzij dit onderzoek beter kunnen begrijpen. In het slechtste geval subtieler manipuleren. Maar waarover valt er dan nog te roddelen?

De puistjes van Eva
Andere vrouwen, natuurlijk! Zo viel mijn blik op een foto in de krant, waaruit bleek dat Eva Daeleman last had van puistjes. (Eva Daeleman heeft puistjes!!!)  Mijn reactie verliep als volgt:
1. Ja, dat is wereldnieuws. Mensen zijn doodsbang voor Ebola en de krant heeft het over Eva’s puistjes!
2. Toch even lezen wat erbij staat. Ik heb ook last van puistjes. Hopelijk zij meer dan ik.
3. O jee, het is dus uitzonderlijk dat iemand na haar 20ste puistjes heeft!
4. Miljaar! Ik moet meer make-up gebruiken opdat niemand zou zeggen: ‘Fleur van Groningen? Dat is toch die berg puistjes waar een vrouw aan hangt?’
U ziet: ik reageerde exact zoals het onderzoek voorspelt.  Maar ik ben daar niet blij om. Ik denk niet dat dit soort zelfreflectie goed is en meer make-up van mij een beter mens zal maken. Ik begrijp dat roddelen een trucje van ons overlevingsinstinct is. En af en toe ‘informatie uitwisselen’, moet kunnen. Ja, had ik destijds maar geluisterd naar die vriendin die mij vol goede bedoelingen voor een man trachtte te waarschuwen. Dat had me veel miserie bespaard. Maar mezelf 'verbeteren' op de kap van een ander? Nee, bedankt. Liever samen boven onszelf uitstijgen, in mildheid.  





(Verschenen in Het Nieuwsblad 31/10/2014) 

28 oktober 2014

HOOP

Laatst had ik ongelooflijk goed nieuws gekregen en fietste door de stad met een grote lach.
Ik ging zo op in blije gedachten dat ik niet oplette en een beetje verdwaalde.
Zo kwam het dat ik opeens voor een bar stond waar ik al zeker een vijftal jaar niet meer was geweest.
Ik herinnerde me hoe ik er destijds Nieuwjaar had ‘gevierd’ en me tegen een achtergrond van knallende voetzoekers volstrekt wanhopig over de toekomst had gevoeld.

Nu was die toekomst heden geworden.
Maar geen van mijn angsten waren uitgekomen. In tegendeel.

Ik besloot om voortaan, als ik me nog eens ergens heel slecht voel, eraan te denken dat ik daar over vijf jaar misschien wel stralend voorbij fiets. Letterlijk of figuurlijk.

Het leven zit vol verrassende wendingen.

25 oktober 2014

INTERVIEW: Evelien Bosmans

 Evelien Bosmans (24)

“Ik voel me gelukkiger als ik naar iets verlang, dan als ik het heb.”

Amper vierentwintig is ze. Maar de Kempense actrice Evelien Bosmans heeft al een indrukwekkend parcours afgelegd. Ze speelde mee in verschillende tv-series en had hoofdrollen in films als ‘Groenten uit Balen’, ‘Marina’ en ‘Halfweg’. Ondertussen duikt ze regelmatig op in theatervoorstellingen. En tussen de lakens met kersvers lief Jonas Van Geel – oftewel: de golden boy van VTM. En binnenkort krijst ze de longen uit haar lijf in ‘Welp’:  een heuse Vlaamse horrorfilm die op 29 oktober bij ons in de zalen komt.

tekst: Fleur van Groningen - verschenen in Het Nieuwsblad Magazine 25/10/2014 

Evelien ontvangt me in haar Antwerpse appartementje. De muren kraakwit, de lichte leefruimte op enkele meubels na, vrij leeg. ‘Het is nog niet af’, waarschuwt ze. ‘Ik heb het pas gekocht en woon hier nog maar net!’ Er wordt thee gezet en een plaat opgelegd. Want Evelien koopt haar muziek enkel op vinyl. Niet om hip te doen maar omdat zo’n platenspeler gezelliger is. Het interview moet snel, snel,  tussen de bedrijven door: ze is aan het repeteren voor een theaterstuk, blikt een tv-reeks in, gaat diezelfde avond voor het eerst naar Welp kijken en vertrekt over enkele dagen op vakantie. Wat ons niet belet om tussendoor nog wat te kletsen over gemeenschappelijke kennissen en een vergelijkend borstenonderzoek te houden. Heel meisjesachtig – even voel ik me terug 24.

Waar trek je naar toe?
Naar Thailand. Jaarlijks probeer ik één maand op reis te gaan. Zo’n lange vakantie geeft inspiratie en energie. Eens een weekje er tussen uit,  is te weinig. Ik heb die tijd nodig om alles te laten bezinken,  pas dan kan ik me écht ontspannen. 

Terwijl jij straks op een Bounty-strand ligt, komt hier ‘Welp’ uit. Een Vlaamse horrorfilm - vrij zeldzaam, niet?
Héél zeldzaam. Ik kan me niet herinneren dat er ooit al zoiets gemaakt is in ons land. 

Dus toen jij gevraagd werd, zei je meteen toe?
Jonas Govaerts, de regisseur, sprak mij aan op café: ‘Ik ga een film maken en wil dat jij er in speelt.’  Het was erg laat, ik kende hem niet, dacht dat hij maar wat kwam lullen. Drie maanden later belde hij. Het script bleek enorm spannend en zat vol zotte stunts! Wat een kans! Natuurlijk zei ik toe.
Ik speel een stoere scoutsleidster die op een scoutskamp in de Ardennen met een leider flirt. Maar dan volgt de ene gruwelijke gebeurtenis de andere op: ik heb wat af gekrijst!

Ben je zelf een angsthaas?
Ik heb vaak schrik dat er iets vanachter een hoek zal schieten en mij vastgrijpen. Op reis in Mexico werden mijn zus, een vriendin en ik ’s nachts eens achtervolgd door een politiewagen. Toen waren we héél bang. Maar er is niks gebeurd. Ik heb ook een lichte vorm van smetvrees. Schrik om onfrisse mensen, palen in de metro  of leuningen van roltrappen aan te raken. En op de set was ik bang als ik ’s avonds naar het toilet moest en daarvoor door het donkere bos moest lopen, net nadat ik een enge scène had gespeeld…. 

Waren er stunts die je niet zag zitten?
Er was één stunt waar ik tegenop zag. Ik moest een deken optillen waar een wilde kat onderuit zou springen, recht in mijn gezicht. Jonas had een wilde kat naar de set laten komen. Dat beest zag er echt supergevaarlijk uit. Wat als die kat mijn ogen zou uitkrabben! Maar toen ik de scène speelde, liep de kat heel snel langs mij heen het bos in. Uiteindelijk heb ik het shot met een andere, supertamme kat gespeeld. 

Hoe was de sfeer op de set, met al die kinderen?
Een echt kamp.  De kinderen vonden het fantastisch. Op den duur werden zij ook écht onze scoutskindjes. Ze waren enorm gefocust en nooit bang. 



Twee jaar geleden won jij op het Filmfestival Oostende de Ensor voor beste actrice. ‘Je kunt nooit genoeg bevestiging krijgen’, zei je toen. Ben je onzeker?
Ik word onzekerder met de jaren. Het podium opzoeken is een mengeling van angst om af te gaan en hoop op bevestiging. Op de toneelacademie van Maastricht kwam ik toe als een héél onzekere student. Maar die Hollanders hebben daar toch pluimen in mijn gat gestoken! (lacht) Dat deed deugd. 

In Vlaanderen is men vaker gecomplexeerd: we mogen het vooral niet te hoog in onze bol krijgen.
Dat is op veel theaterscholen de methode: iemand volledig afbreken, om hem opnieuw op te bouwen.  Ik heb twee jaar woordkunst aan het conservatorium  gevolgd en werd héél onzeker van die aanpak. Er waren studenten waarbij het werkte, die zich gingen bewijzen. Mij ontmoedigde het. 

Belemmert jouw onzekerheid je?
Niet als ik speel. Eerder achteraf. Jezelf voor het eerst zien, op dat genadeloze bioscoopscherm is vaak verschrikkelijk. Toen ik Marina voor het eerst zag, was ik daar echt niet goed van. Gelukkig waren er ook veel scènes zonder mij. (lacht) Ook als ik theater speel is het eng als er iemand in de zaal zit wiens mening ik belangrijk vind. Dan moet ik mezelf heel erg forceren om het podium op te stappen en niet weg te lopen, met het schaamrood op de wangen.

Wilde je altijd al actrice worden?
Vroeger tekende ik veel en wilde striptekenares worden.  Maar een inspirerende leraar Nederlands die mijn spreekbeurten steeds prees, raadde me aan om te acteren. Op mijn 21ste een  Ensor winnen was fantastisch maar legde de lat heel hoog. Gelukkig ging ik toen tussen de projecten door nog naar de les: een veilige cocon waar ik nog op mijn bek mocht gaan en niet steeds hoefde te verbluffen. Dat mis ik nu soms. Maar nu werk ik aan een project met leeftijdsgenoten, dat voert me opnieuw naar de basis van het spelen.

Wat voor project?
‘You may now kiss the bride’: een theatervoorstelling die het liefdesleven van twee mensen schetst aan de hand van verschillende, bestaande liefdesdialogen. Dat willen we in de vorm van een ouderwets, volks trouwfeest gieten en uitvoeren in de lelijkste Vlaamse parochiezalen.

Dit jaar was je opnieuw genomineerd voor een Ensor maar won Charlotte De Bruyne hem. Bestaat er veel rivaliteit tussen Vlaamse actrices?
Daar merk ik niks van. We zijn met een kleine, diverse groep acteurs in Vlaanderen. Dus moeten we elkaar koesteren. Natuurlijk is het leuk om iets te winnen. Maar ik voel me gelukkiger als ik naar iets verlang, dan wanneer ik het heb. 

Dus als je vanavond naar Welp gaat kijken…
…is het gewoon met de regisseur en de hoofdrolspelers. Geen pers, geen fotografen, ik hoef me niet op te tutten. Het kan leuk zijn, je mooi maken voor een première. Maar ik vind het ook fijn om er shabby bij te lopen.

Dit is toch niet je natuurlijke haarkleur?
Ik ben donkerblond. Maar momenteel  speel ik mee in een serie die in januari op Eén komt: Tom en Harry en geef gestalte aan iemand van zesentwintig, die op trouwen staat. Bruin haar maakt me wat ouder. Dat is het leuke aan dit vak, dat je van uiterlijk kunt wisselen. Als actrice beschouw ik mijn lichaam als een instrument. Ik zou gerust veel durven bijkomen voor een rol. 

Mis je je blonde lokken niet?
Zeker! Het leven als brunette is opvallend anders. In het verkeer,  bijvoorbeeld. Ik ben geen goede chauffeur, andere weggebruikers reageren vaak boos. Toen ik blond was, vergaven ze me glimlachend. Nu ik bruin haar heb, blijven ze kwaad kijken. Blondines krijgen meer gedaan. 

Reageren mannen ander op je?
Misschien dat ik op straat minder blikken krijg. Zeker als ik ook mijn bril draag. Maar ik ben daar niet zo mee bezig.

Ach, krijgen je vriendinnen ook eens wat aandacht.
O, maar ik heb drie prachtige vriendinnen! We hebben elkaar op het conservatorium leren kennen: zaten in dezelfde klas en zijn sindsdien heel hecht. Eentje is actrice en woont in dezelfde straat. Wij horen elkaar elke dag. We delen ook een auto en hebben elkaars huissleutel. De andere twee wonen in Brussel. Eén acteert, de ander is schrijfster. 

Eén van je beste vrienden is Matteo Simoni, waarmee je al vaak een koppel moest spelen. Sloeg de vonk nooit over?
Bij Matteo wist ik onmiddellijk:  dit wordt intense vriendschap. Dan zijn seksscènes hilarisch. Tijdens onze eerste kusscène bij Rang  , kregen we de slappe lach. Het was de laatste scène van de dag, iedereen wilde naar huis en door ons duurde het extra lang.

Actrice Marieke Dilles zei me dat acteren een veilige manier is om te experimenteren met emoties die ze in het dagelijkse leven niet toelaat. Herken jij dat?
Het kan louterend zijn om de hele dag rouwscènes of woedescènes te spelen. Nadien voel je je opgelucht. Ik moet vaak scènes spelen die parallel lopen met mijn leven. Zoals een break-up als ik zelf een relatie heb verbroken. Dan kan ik met meer intensiteit spelen. Maar voor emotionele scènes doe ik geen beroep op herinneringen. Ik probeer me de situatie gewoon zo goed mogelijk voor stellen.

Word je het nooit beu om te doen alsof je iemand anders bent?
Tijdens mijn schooltijd was ik veel meisjes. Het ene jaar hippie, het andere skater, een jaartje gothic, dan de girl next door…. Van Buffalo’s naar een lange hippierok, ik heb het allemaal gehad. Ik ben het type dat vaak van gedaante verandert.

Uit wat voor een nest kom je?
Mijn moeder is kleuterleidster, mijn vader brandweerman en ambulancier. Ik heb een drie jaar jongere zus, onze relatie is fantastisch. Vroeger deed ik vreselijke dingen met haar haren. Dan moest ze de straat op met tien vlechten, als een inktvis. (lacht)  Helaas zie ik haar nu minder. Ze woont in Amsterdam,  studeert daar aan de toneelacademie.  Ik mis haar enorm. Raar dat acteren in ons bloed zit: mijn ouders hebben er niks mee. 

Waarvoor ben je je ouders dankbaar?
Dat ze mij altijd heel vrij hebben gelaten. Er was niks om tegen te rebelleren. Ze zeiden dat ik mijn dromen moest volgen en hebben mij altijd gesteund.

Je ouders zijn gescheiden?
Toen ik achttien en gelukkig al het huis uit was. Maar die scheiding heeft me toch gevormd. Kinderen van gescheiden ouders worden cynischer. Toch ben ik superromantisch. Die aflevering van Lang Leve (VTM-programma met Jonas Van Geel, nvdr.) over Nicole en Hugo, heeft mij enorm geraakt. Hugo zei : ‘Ik ben ooit naar Londen geweest  zonder Nicole maar kon dat niet aan en heb haar keiveel gebeld’. Waarop Jonas: ‘Hoe lang was je weg?’ en Hugo: ‘Drie dagen.’ (Giert het uit) Toch superschoon?  Ik kijk ook veel naar Libelle tv. Naar programma’s over grenzenloze liefde, waarbij Nederlandse chicks naar Zuid-Afrika trekken om in een armzalig hutje te gaan wonen en te zeggen (imiteert Nederlands accent): ‘Nou, ik vind het toch super!’  Dan zit ik op de zetel, onder een dekentje te wenen. Ik geloof dus in de liefde. Maar ik heb ook schrik om ze te verliezen. Ik wil niet afhankelijk worden. Altijd samen, zoals Nicole en Hugo? Dat zou ik niet kunnen.

Je had dan ook een lange afstandsrelatie met een Amsterdamse acteur.
De momenten dat je bij elkaar bent, zijn superintens. En als je niet bij elkaar bent, heb je je eigen leven. Maar het vele reizen woog zwaar. 

En als je je lief nodig hebt, is hij er vaak niet.
Maar ik geniet enorm van alleen zijn. Waarom zou ik een schouder nodig hebben als ik Libelle tv heb? (schatert) 

Jij en je nieuwe lief spelen samen in de VTM-serie Amateurs, waar hij mee aan schreef. Hoe was dat?
Wij zijn al hele goede vrienden sinds Rang 1. Op de set van Amateurs amuseerde iedereen zich te pletter.  Maar eh… wat mij relatie betreft? Dat is echt nog héél pril. Vraag me daar over een jaar maar meer over, dan heb ik vast meer te vertellen! (lacht ondeugend)



Ze ruikt naar…. 
Narciso Rodriguez. Een hele aparte geur die ik sinds mijn 16de draag. Als vrienden het bij iemand anders ruiken, moeten ze meteen aan mij denken.

Ze eet graag…
Italiaans. Ik kan eten wat ik wil, ik ben gezegend met de goede genen van mijn moeder: zij is ook heel mager.

Ze dineert bij…
Yam Thai is top. Il Magnifico is een hele goede Italiaan. En echt héérlijk: Bún een piepklein Vietnamees restaurantje. Hemels.

Ze leest…
De Cirkel van Dave Eggers is het beste boek dat ik dit jaar heb gelezen. Het stelt onze maatschappij is vraag door een toekomstbeeld van een maatschappij zonder privacy te schetsen, door de ogen van een emotionele, rebelse vrouw. Héél interessant.

Ze kijkt…
Ik ben helemaal weg van de film ‘The Most Wanted Man’ van Anton Corbijn.  De laatste film met de briljante acteur Philip Seymour Hoffman. Topfilm.
Ze kijkt op naar…
Cate Blanchet. Haar Oscar-speach over de vrouw is fantastisch. Daarin kaart ze aan hoe weinig vrouwen er in films spelen – en daarvoor minder betaald worden- en dat als je dat vertaalt naar de echte wereld, slechts 17 procent van de bevolking vrouwelijk is. Ik zou in België ook graag meer films zien waarin sterke vrouwen de hoofdrol spelen.



Evelien Bosmans, wie?

- Ze werd geboren in Mol, op 9 november 1989
- Ze heeft één jongere zus, Marlies Bosmans.
- Ze heeft sinds kort een relatie met Jonas Van Geel,  bekend van o.a. ‘Tegen de sterren op’ en ‘Lang Leve’. 
- Ze studeerde aan het Antwerpse conservatorium en de Toneelacademie in Maastricht.
- Ze speelde de hoofdrol  in ‘Groenten uit Balen’ van Frank Van Mechelen, die in 2011 uitkwam. Daarvoor won ze in 2012 een Ensor als Beste actrice op het Filmfestival Oostende.
- In 2011 speelde ze een hoofdrol in ‘Rang 1’, een serie op Eén.
- In datzelfde jaar speelde ze in "300 el x 50 el x 30 el", een voorstelling van het theatergezelschap FC Bergman, waarvan onder andere Matteo Simoni en Marie Vinck deel uitmaken. 
- Ze was te zien in series als Red Sonja, Zingaburia en Danni Lowinski.
- Ze nam de Vlaamse spreekstem van het Merida, het hoofdpersonage van de Disney-film Brave voor haar rekening in 2012.
- In 2013 kwam ‘Marina’ van Stijn Coninx in de zalen, waarin zij een hoofdrol had.

- Dit jaar was ze al te zien in ‘Halfweg’ van Geoffrey Enthoven, in de VTM-serie ‘Amateurs’ en het
Eén-programma ‘Achter de Feiten’. En binnenkort dus in ‘Welp’, van Jonas Govaerts.



DE FIETS

Het begon op een terras, met een dampende mok en de zon op mijn gezicht. Eigenlijk moest ik van mezelf werken, maar mijn lief vroeg me om voor die ene keer dat hij eens een paar uur vrij had, mijn laptop dicht te klappen en samen koffie te gaan drinken. Ik kon me niet herinneren wanneer ik dat voor het laatst gedaan had: de boel zomaar de boel laten, ontspannen voor er een deadline was gehaald. Maar ik had nog  tijd. Dus genoot ik van even niks te móeten. Toen we daarna door de stad fietsten, besefte ik dat ik al een hele tijd niet meer voor mezelf had gezorgd. Dat ik mijn batterij niet oplaadde maar wel doorging, mijn noden negeerde en hen kritisch zwaktes noemde. Tot ik steeds meer stress kreeg en maar voedingssupplementen begon te slikken in de hoop dat het dan wel overging. Kortom:  ik was het type dat het zichzelf moeilijk maakt. En terwijl ik dat inzag, werd ik plots woedend van het kloterige fietsje waarop ik reed. Een lichtgewicht plooifietsje voor korte afstandjes, met een rotzadel en stomme kleine bandjes die voortdurend van de kasseien slipten en in tramrails terecht kwamen, en waarop je heel hard moest trappen om een beetje vooruit te komen. Daarop verplaatste ik mij nu al twee jaar. Zo symbolisch! Dus riep ik naar mijn lief (nadat ik hem nog altijd niet had ingehaald): ‘Ik denk dat ik eens een échte fiets ga kopen!’ Hij draaide zijn hoofd en glimlachte, zich niet bewust van mijn plotse razernij.

In de toonzaal van de fietswinkel liepen mensen rond te kijken en te informeren zonder zichtbaar schuldgevoel. Ik staarde hen aan, als Mowgli die voor het eerst beschaafde mensen ziet. Zelf was ik misselijk van spanning. Omdat ik, die het als klein kind niet breed had gehad, zomaar geld aan een fiets ging uitgeven. Aan mezelf, eigenlijk. Aan mijn eigen comfort. Maar het was symbolisch, prentte ik mezelf in. Deze fiets was niet zomaar een fiets. Deze fiets luidde het begin van een nieuw leven in. Een leven waarin ik vaker aan zelfzorg zou doen, omdat ik zo ook meer te bieden had aan anderen. Want na dat terrasje in de zon was ik niet alleen liever en geduldiger geweest, maar was ook mijn werk beter gegaan. Zelfzorg is dus niet gewoon verwennerij, bedacht ik terwijl ik toekeek hoe de ketting van iemands fiets werd gesmeerd, opdat die zou kunnen blijven functioneren. Het is zelfonderhoud: een verantwoordelijkheid die je neemt opdat je kunt blijven doen wat je wil doen. Ik bestelde een fiets en kreeg te horen dat ik die de dag daarop al mocht ophalen. Kriebels in mijn buik.

De volgende dag wandelde ik met een plechtig gevoel naar de fietswinkel. Stotterend vroeg ik er naar mijn bestelling. ‘Die zwarte, maat 57?’, antwoordde de man achter de toonbank. Ik kon me perfect voorstellen hoe iemand van tussen de fietsen in de toonzaal zou springen en bezwaar aantekenen, nét voor ik mijn ja-woord gaf. Maar het bleef stil. Niet veel later reed ik op mijn nieuwe fiets door de stad. Kasseien en tramsporen leken onbestaand, het was alsof ik in een heerlijke zetel zat die opvallend snel vooruit ging – en toevallig ook nog in de juiste richting. Onderweg lachte iedereen naar mij. Ik leek wel in mijn eigen fiets-musical beland. Alsof voetgangers, fietsers, mensen met hun hoofd uit het autoraampje en anderen van op hun balkon, in koor zouden uitbarsten in ‘Bicycle Race’ van Queen. Pas na een tijdje besefte ik dat ik zelf aan het lachen was en zij gewoon teruglachten. Eenmaal thuis grijnsde ook mijn lief om mijn enthousiasme: ‘Ge zijt precies een klein meisje’. Zo voelde ik mij ook. Als een kind zo blij, met twee wapperende staartjes en een grote lach, het leven tegemoet trappend. Het kon zomaar plezant worden.


(Verschenen in Het Nieuwsblad Magazine 25/10/2014) 

24 oktober 2014

ZIJN DE GOEDE MANNEN OP?

Slecht opgevoed?
Geen talent voor galanterie?
Of zo rijk dat goede manieren overbodig zijn?


 … of de goede mannen op zijn?


Zag u dat ook op tv?  Het voorsmaakje van het VTM-programma Dansdate, waarin Josje Huisman tussen haar drogende was opduikt (vreemd genoeg geen regenboogjurkjes of ondergoed met biggetjesprint) en Kevin Janssens bladeren harkt (hem op het lijf geschreven). Er klinkt muziek. Plots rukt ze een wijnrood laken van de lijn en snelt daarmee als een bronstige stierenvechter op haar vriend af, die haar er in oprolt. Wie vermoedt dat Kevin er wat bakstenen bij moffelt en Josjelief dra in de Dijle zal dumpen, of haar opgerold in plakken snijden en verkopen als K3-sushi, vergist zich. Nee, Josje wordt weer ontrold. Choreografie, heet dat. En terwijl het duo elkaar dreigt te zoenen als op de cover van een stationsroman, belooft de voice-over: ‘Passie, op en naast de dansvloer.’ Een trailer die zijn doel vast niet mist. Want dromen wij, vrouwen, niet allemaal van een Kevin die ons hartstochtelijk in de was rolt - op voorwaarde dat die proper, droog en nog niet gestreken is? Een échte heer, die ons het gevoel geeft dat we de bijzonderste vrouw op aarde zijn? Ik alvast wel.

Patiënt geswaffeld
Helaas is de Belgische gentleman een zeldzaamheid. Dat blijkt uit een onderzoek van Whiskyhuis Chivas-Regal, dat vindt dat ons land er meer moet tellen. Daar ben ik het mee eens. Maar het verbaast me dat een whiskymerk, met als doel zoveel mogelijk whisky verkopen, zich hiermee bezig houdt. We weten allemaal dat Kevin zijn Josje niet zo elegant kan oprollen als hij teveel gezopen heeft. Nee, dronken kerels die de gentleman uithangen? Dat doet me denken aan die fysiotherapeut die zijn beroep niet meer mag uitoefenen omdat hij een patiënt swaffelde. Dronkenlappen houden er zo hun eigen theorieën over hoffelijkheid op na. Maar misschien is het de bedoeling dat mannen, telkens ze een vrouw krenken, de whisky achteroverslaan om zich toch een heer te wanen. Of dat vrouwen gaan geloven dat het drankje ongelikte beren alsnog in ridders verandert. Want de nood is hoog. Van de ondervraagde dames vindt 70 procent dat er bar weinig gentlemen bestaan.
Wie zich afvraagt of hij er één is of kent: 
63 procent van de vrouwen herkent hem aan goede manieren. Ook volgens Vincent Vermeulen van de School for Butlers and Hospitality is een gentleman één brok beleefdheid: anderen zijn het belangrijkste, zijn gezin draagt hij op handen. Geen eigenschappen die ik meteen aan sterkedrank link. Anderzijds mag het geen wonder heten dat iemand die zichzelf altijd wegcijfert,  een stevige borrel kan gebruiken.
Maar het gaat dus om fatsoen. Ook Dries Henau en Yuri Vandenbogaerde, bekend van het Eén-programma Topstarter en hun Wasbars in Antwerpen en Gent (waar zij elkaar allicht regelmatig in de was rollen)  hameren daarop. In hun boek ‘Hou je manieren in 50 stappen’ werd een volledig hoofdstuk aan romantiek gewijd. Met tips als: ‘Stel veel open vragen tijdens het daten’ – en luister naar de antwoorden, vermoed ik. Maar ook:  ‘Doe aan smalltalk na een onenightstand, haar direct de deur wijzen is niet oké.’ Tenzij je natuurlijk, als een ware gentleman, snel een whisky achterover slaat.

Sugar babies
Wie een gentleman zoekt, kan blijven zoeken, met het risico er geen te vinden. Het alternatief:  manlief aanvaarden zoals hij is. Of met behulp van een trechter volgieten met whisky, bij slecht gedrag slaan met eerder genoemd boek en hopen op verandering. Maar sommige vrouwen verkiezen het compromis: een relatie met een pummel die zijn gebrek aan manieren met luxe compenseert.
Op de datingwebsite SeekingArrangement.com vechten meer dan 10.000 Belgische sugar babies om 2.150 Belgische sugar daddies, in de hoop hun jaarlijks inkomen met gemiddeld 21.600 euro te zien stijgen. Ja, voor dat geld kan je zelf al eens de deur opendoen.
Persoonlijk vind ik dat we mannen gewoon niet te snel mogen opgeven. Soms duurt het even voor de gentleman in hen naar bovenkomt. Denk aan James Blunt, de zanger die ons 10 (!) jaar lang rectale klachten bezorgde met zijn hit ‘You’re Beautiful’. In Hello! heeft hij eindelijk opgebiecht dat dat liedje hoogst irritant is. Nu nog zijn muzikale carrière stopzetten omdat anderen het belangrijkste zijn, en het komt wel goed met die kerel.

(verschenen in Het Nieuwsblad 24/10/2014)


18 oktober 2014

CAMPING EN KATHEDRAAL


‘Mensen die je niet wil zien, die jou al trappist drinkend en tv-worstjes vretend omsingelen en urenlang over onzin leuteren. Nee, zo’n reünie, ik moet er niet aan denken’, zeg ik nors terwijl ik tomaten ontvel en in plakjes snijdt.  Mijn moeder kijkt op van het fornuis. ‘Blij dat je ‘t zegt’, antwoordt ze. ‘Ik vreesde al dat ik in gebreken bleef.’  Haar beste vriendin is iets eerder de keuken binnengestapt, met een album vol oude foto’s uit de tijd dat ze samen op school zaten. En een stapel kleurenfoto’s, met portretten van zichtbaar Bourgondische zestigers, die blijkbaar ooit het zwart-witte kroost uit dat album waren. Enthousiast drukte ze de plaatjes onder de neus van mijn moeder, die tegelijk wat biefstukken kruidde, groenten versneed en in de soep roerde. De bedoeling: mijn moeder naar een reünie lokken. Maar ik zag haar chaotisch worden en terwijl ze de uitnodiging probeerde af te wijzen, steeg er al een verdacht zwart wolkje uit de achterste pan op. Dus loodste ik haar vriendin naar de zitkamer, waar mijn grootmoeder zat. Die zou die oude foto’s wel waarderen. En ja, terwijl ik snel ging helpen met het avondmaal, klonk door het doorgeefluik al een verwonderd kreetje.

‘Wij zijn gewoon geen sociale mensen’, zeg ik. ‘Wij zijn een familie van eenzaten.’ Mijn moeder knikt. ‘Wij willen dingen alleen doen, of met iemand waar we écht contact mee hebben. Het moet zinvol voelen. Anders worden we nerveus.’  Ze beaamt: ‘Dat voel ik precies zo.’ Ze loopt naar het fornuis terwijl ik wat peterselie en een rode ui voor de tomatensla fijnhak. Ik bedenk hoe ik net als mijn moeder het gevoel heb dat ik tekort schiet op sociaal vlak. En dat mijn behoefte aan alleen zijn vaak niet wordt begrepen. Dan denk ik aan wat haar broer, mijn oom, ons enkele uren eerder vertelde. Hij leeft als een soort kluizenaar in het huisje in de Nederlandse polder waar mijn moeder en ik vroeger woonden, ver van de bewoonde wereld. Daar staat een piano waarop hij improviseert en de mooiste klassieke stukken speelt. En van daaruit onderneemt hij verre fietstochten door de natuur. Onlangs was hij op reis in Frankrijk, met zijn trouwe stalen ros zoals gewoonlijk in de autokoffer, zodat hij waar dan ook zomaar het landschap in kon fietsen. Toen het weer verslechterde, trok hij echter naar Parijs, waar het hoofdorgel van de Notre-Dame na jarenlange restauratiewerken met een concert officieel terug in gebruik zou genomen worden.

We zaten aan de thee, met een snurkende oude kat en een knappend haardvuur op de achtergrond, toen hij zijn moeder, zus en mij vertelde hoe bijzonder dat was geweest. Hoe hij, die niks om zijn uiterlijk geeft, een schoon hemd en nette schoenen had gekocht om in de kathedraal te gaan zitten. Hoe hij er uren op voorhand was, om zeker te zijn van een plaatsje. Hoe hij dankzij zijn fiets makkelijk in het centrum was geraakt, en die aan een lantaarnpaal voor de Notre-Dame had vastgemaakt. Hoe hij uren had gevast, opdat het hemelse concert niet onderbroken moest worden voor een banaal toiletbezoek. Hoe de klokken en het orgel zijn lichaam hadden doen trillen, hoe het geluid overal was geweest, hoe beeldschoon de muziek was, hoe hij boven zichzelf was uitgestegen. En hoe hij daarna weer zijn fietsje had losgemaakt, een banaan had gegeten en twaalf kilometer door het pikdonker naar de camping à la ferme had getrapt, waar zijn tentje en slaapzak op hem wachtten. Ik vroeg me af of iemand hem had gezien. Een fietsende vijftiger, met warrig haar en een banaan, waarvan niemand wist dat hij net één van de mooiste dingen van zijn leven had meegemaakt. Mijn hart ging naar hem uit. Tegelijk wist ik wat eenzaten allemaal weten: wie contact maakt met het diepste van zijn wezen, is nooit alleen.

(Verschenen in Het Nieuwsblad Magazine 18/10/2014)

17 oktober 2014

WAT MET AL DIE HUILENDE KINDJES?

In co-ouderschap. Aan de muur. In de bioscoopzaal.
… WAT MET AL DIE HUILENDE KINDJES?

Uit een groot onderzoek aan de VUB over scheidingen in Vlaanderen, waarbij gegevens van bijna 900 kinderen van getrouwde en gescheiden koppels werden geanalyseerd, blijkt dat kinderen die in co-ouderschap opgroeien, minder enthousiast zijn over het huwelijk. Wat een zeer goede zaak kan zijn. Misschien zullen ze dan weloverwogen beslissingen nemen in plaats van halsoverkop in het huwelijksbootje te stappen. En moet er überhaupt nog getrouwd worden? Was seriële monogamie tegenwoordig  niet de norm? Zolang we dat dan ook maar niet verzieken. Want het vooruitzicht dat kinderen alle geloof in de liefde verliezen door ons geklungel, is bepaald onprettig. Nee, daar kan een (plus)ouder al eens van wakker liggen. Al bestaan er ook mensen die maar geen genoeg krijgen van ongelukkige kindjes.

In de fik
Zoals de Leuvense professor Filip Raes. ‘De vloek van de huilende kindjes? Flauwekul!’, riep hij uit en doelde daarmee niet op de resultaten van het VUB-onderzoek maar zijn verzameling portretten van huilende jongetjes, zogenaamde ‘crying boys’. U weet wel, van die kitscherige schilderijen zoals er ook één in het interieur van Thuis-coryfeeën Frank en Simonneke hangt. Mij is het een raadsel waarom iemand graag naar een ongelukkig kind kijkt. Maar professor Raes, die er inmiddels een veertigtal bezit, heeft er wat mee. Daar zit zijn beroepskeuze allicht voor iets tussen: hij is gespecialiseerd in depressies. Misschien was hij vroeger zelf zo’n immer vrolijk kind, dat met satanische grijns verkondigde: ‘En als ik later groot ben wil ik overal verdrietige mensen om mij heen zodat ik mij nóg blijer voel, mwoehaha!’ Of misschien loopt hij zelf ook steevast met een  traan rond en voelt zich zo minder alleen. Hoe dan ook: zijn verzameling  is niet zonder risico. De legende wil dat op deze schilderijen een vloek rust. Een Italiaanse schilder zou de weeskinderen vlak na WO II hebben geportretteerd en vervolgens zou hun tehuis –en zij erbij- in vlammen zijn opgegaan. Wie het nu waagt om zo’n reproductie op te hangen, roept brand of andere ellende over zich uit. Handig als u bijvoorbeeld een geslachtsziekte hebt opgelopen maar uw partner niet wil opbiechten dat u bent vreemdgegaan: dan haalt u gewoon snel zo’n schilderijtje in huis. Branderig gevoel? Blame it on de crying boy. Nu ik er aan denk: dat werpt een heel andere kijk op de verzameling van professor Raes. Ware het niet dat hij niet in de vloek gelooft. Nee, hij riep 2 jaar geleden al onbevreesd op om dit soort schilderijen aan hem te schenken en kreeg massaal reactie. Toen hij niet onmiddellijk een huilend kereltje ging ophalen bij een vrouw, vloog haar garage in de fik. Wat mij doet vrezen voor de toekomst van Frank en Simonneke. Op thuisforum.be las ik dat hun schilderij vroeger in het huis van Maarten Reimers hing, die in seizoen 12 een brandende balk op zijn kop kreeg. Wie weet wat de Bomansen te wachten staat… Wie echter niet gelooft in de vloek van de huilende kindjes, kan terecht in het Gentse Ghislain museum, waar de collectie van professor Raes wordt tentoongesteld. Misschien een leuk tripje met de kids: ‘Waarom die kindjes wenen? Omdat ze geen ouders hebben, de oorlog meemaakten en levend zullen verbranden. Dan is co-ouderschap nog niet zo slecht, hé, snotneus?’

Krijsend afgemaakt
Met Halloween komt ‘Welp’ in de zalen, een Vlaamse horrorfilm die verhaalt van een scoutskamp waar 12-jarigen krijsend worden afgemaakt door een psychopaat. Volgens de makers ongeschikt voor kinderen onder de 14. Maar de Filmkeuringscommissie kende de film toch het label ‘kinderen toegelaten’ toe.  Blijkt dat die commissie uit vrijwilligers bestaat, die in hun eentje beslissen. Wie weet was het wel eerder genoemde professor, die bij wijze van hobby vanuit zijn kamer vol schilderijen met huilende kindjes over het lot van jonge bioscoopgangertjes besliste. Met weer zo’n demonische lach of een traan op zijn wang. Of het was een co-ouder die dacht: ‘Ha, zo kunnen we ons kroost inpeperen dat het nog niet zo slecht is om 2 veilige nesten te hebben. Gaan klikken bij de VUB? Tss. ’t Zal hen leren.’
 


(Verschenen in Het Nieuwsblad, 17/10/2014) 






Wat een bende




Fleur zat vandaag in De Bende Van Annemie op Radio 1 en sprak naar aanleiding van de vele berichtgevingen over depressie, over haar eigen ervaring met depressie.






15 oktober 2014

Superieur of inferieur

    Er wordt vaak kritiek geleverd op narcistische trekjes. Maar iemand die zich kleiner maakt, kan net zo goed op zijn instandhouding gefocust zijn.

    Je superieur of inferieur opstellen zijn tactieken van het ego: ze dienen allebei om te overleven in groep.

    Respect, voor zowel anderen als zichzelf, is het oprechte alternatief.


    Voorbeeld:
    Je kan je opblazen om anderen af te schrikken en op een veilige afstand te houden.
    Of je kan je kleiner maken, zodat anderen jou niet als bedreigend ervaren en je niet zullen aanvallen.
    Dit wijst allebei op een behoefte aan veiligheid.
    Het gevoel van veiligheid kan je minder afhankelijk van je omgeving maken door te onderzoeken welke (onbewuste) overtuiging jou kwetsbaar maakt.
    Wat denk jij waardoor een ander jou kan raken?
    Welke nieuwe overtuiging kan jou meer veiligheid bieden?

11 oktober 2014

WATERZOOI

Spierwitte Air Maxen met een knalroze ‘swoosh’ (dat logo van Nike) en een dito luchtbel in de zool. Nooit zal ik vergeten hoe de sportschoenen van juf Strenckx  -door de leerlingen Juf Streng gedoopt- eruit zagen. Telkens zij over de speelplaats marcheerde, bleef haar korte, donkere coupe bewegingsloos. Net als haar  verstarde gezicht en gebalde vuisten. Alleen haar fluo trainingspakken durfden al eens te wapperen als zij vastberaden koers zette naar de turnzaal. En al leek het eeuwig herfst op de speelplaats van ons plattelandsschooltje - er was steeds wel een modderplas te vinden -  de schoenen van juf Streng bleven immer stralend wit. Alsof zij boven alle natuurwetten stond. Als de griezelige Hindoe-godin der zeven balsporten.

Natuurlijk vond Juf Streng mij maar niks. Ik was dat kind dat niet over de bok sprong, maar er tegen. Dat als laatste werd gekozen bij het vormen van teams. Dat astma-aanvallen kreeg tijdens het hardlopen, en de bal tegen haar kop als ze die moest vangen. Dus toen ik tijdens de zwemles een astma-aanval kreeg en mijn hand naar de rand van het bad uitstak om daar op adem te komen, zette Juf Streng één van haar voeten op mijn hand en ging er met haar volle gewicht op staan. ‘Zwemmen!’, siste ze. Maar ik kon niet. Ik kreeg geen lucht. Ik staarde naar de spierwitte Air Max met knalroze swoosh en dito luchtbel op mijn hand, terwijl ik met gierende uithalen adem haalde. Na een tijdje gaf ze het op en liep onverschillig weg. Ik kroop uit het water naar de dichtstbijzijnde muur en verzoende me er hijgend mee dat dit allicht mijn einde was.

Ik had altijd al gevreesd dat mijn dood met water te maken zou hebben. Al toen ik als vijfjarige leerde zwemmen en de verlichting boven ‘het diepe’ kapot was toen ik er voor het eerst in moest. Het water was koud en donker en zoog me naar beneden. Ik ging kopje onder en werd eruit gevist. Dat herhaalde zich tot de zwemjuf besloot dat ik voortaan enkel in het ondiepe mocht, mét zwembandjes. Maar die had ik natuurlijk niet om toen ik met een vriendinnetje naar de muziekles fietste en per ongeluk het havendok inreed. Mijn rode fietsje zonk en ik trappelde als een gek in het ijskoude water, tot iemand me eruit haalde. Op negenjarige leeftijd leerde ik alsnog zwemmen. In het schoolkrantje verscheen daar een foto van, met één of ander poëtisch verhaal over hoe ik als een rank nimfje tussen de kleutertjes stond. Voor mij de ultieme vernedering, mijn klasgenootjes gierden het uit. Maar nu ik op twaalfjarige leeftijd toch kon zwemmen, zou ik dus alsnog sterven in het zwembad.  Met als laatste herinnering de spierwitte sportschoenen van juf Streng. Mijn adem stopte, in de verte klonk geplons en alles werd zwart.

‘Vanavond is het sfeerzwemmen in het zwembad om de hoek!’, zegt mijn lief. ‘Iets met speciale verlichting en muziek, las ik. Kom, pak uw bikini!’ Ik staar hem geschokt aan. Sfeerzwemmen? In  hetzelfde zwembad waar ik als zestienjarige een jongen met een klaterende gele straal vlak voor mij in het water zag plassen? Maar mijn lief is onvermurwbaar. Hij vindt het romantisch. Bovendien heeft hij me al van mijn astma-puffer helpen afkicken en nu wil hij met me aan mijn conditie werken. Niet veel later laat ik me behoedzaam in het blauwe water zakken. Om samen rustig baantjes te zwemmen. Hij trekt plagerig aan mijn broekje. Wacht op me als ik even aan de badrand hang en aan de schoenen van juf Streng denk. Van de speciale verlichting en muziek merken we weinig. Maar ik geniet. Als het op mijn eigen tempo mag, ben ik dol op water. ‘Zullen we dit voortaan vaker doen?’ vraag ik. Hij knikt en kust me met lippen die smaken naar veiligheid en chloor.


(Verschenen in Het Nieuwsblad Magazine 11/10/2014)

10 oktober 2014

HEBBEN WE AL GENOEG KICKS EN HIGHS GEHAD?


Gelukzalige s(ch)elfies. Buitenzinnige liefde. De allernieuwste gadgets.

… Of we AL genoeg kicks en highs hebben gehad?


Deze week ging Gone Girl in première. Een film die volgens regisseur David Fincher maar liefst 15 miljoen huwelijken zal doen sneuvelen. U bent gewaarschuwd. Maar volgens relatie-experte Rika Ponnet heeft de prent geen effect op gelukkige koppels. ‘
Al kan het wél dat een film of boek op het juiste moment de ogen opent, bij stellen waar er al een serieuze haar in de boter zit. ‘Ah, zo zit dat in elkaar, beseffen ze dan’, aldus Ponnet.  Iets wat ik kan beamen. Zo dacht ik zelf ooit ‘Ah, zo zit dat in elkaar’ bij het lezen van het Suske & Wiske album De Gladde Glipper en verbrak terstond mijn relatie. Nu, volgens Fincher was mijn ex geen uitzondering en doet iedereen - net als op sociale media- zich in de liefde beter voor. Om vroeg of laat door de mand te vallen. Misschien draaide Fincher bij wijze van therapie na een akelige break-up maar knarsetandend een filmpje. Misschien heeft hij gelijk. Hoe dan ook, Gone Girl maakt brandhout van het romantische ideaalbeeld. En dat hebben we blijkbaar nodig.

Doodgewone liefde
Ook de Nick Cave der Vlaamsche zielenknijpers, psychiater Dirk De Wachter, vindt dat we onze Hollywoodiaanse kijk op de liefde moeten herzien. En wel met behulp van zijn boek ‘Liefde’, waarover hij op literair verantwoorde wijze kwam vertellen in Reyers Laat. Wat z’n effect op de aanwezige vrouwtjes niet miste: Kathleen Cools en gaste Petra De Sutter laafden zich zichtbaar aan zijn milde betoog. Volgens mij zat er zelfs eentje te spinnen. Begrijpelijk. De Wachter verheugde zich erover dat in een tijd waarin alles (behalve ons pensioen ) binnen handbereik lijkt, de liefde toch ontsnapt aan de maakbaarheid. Zelfs al kauwt Hollywood ons voor hoe het moet, we hebben er geen macht over. Maar volgens De Wachter zoeken we toch naar exuberante, uitzonderlijke ervaringen, en reduceren zo de liefde tot een betekenisloos consumptieproduct. Terwijl,  en dat zei hij met voorhoofdsrimpels die de vorm van een hart dreigden aan te nemen, de kunst van de liefde in de schoonheid van het gewone ligt. Prachtig! De toestemming om samen met uw partner op de bank tv te kijken, met een bord spaghetti op schoot, zonder te hoeven vrezen dat het leven aan u voorbij gaat. Ja, eigenlijk is het met de liefde net als met de Antwerpse pontonbrug. Niet dat u er aan begint uit schrik voor Duitsers. Maar net als zij die dromen van de liefde, keken 15.000 mensen uit naar de historische oorlogswandeling. En net als velen die hun date niet zien opdagen, zagen zij hun tickets geannuleerd. Maar de kudde die wél over de brug mocht, nam geen genoegen met de wandeling op zich. Nee, er moesten voortdurend schelfies genomen worden: selfies met de Schelde erbij. Foto’s die online bewezen hoeveel pret er irl werd beleefd. Terwijl er van de effectieve wandeling -de historiek, de klotsende golfjes, het frisse briesje, de stank van de motors van de bootjes -  weinig werd gemerkt. Of hoe de angst om iets te missen, voorkomt dat we het ten volle beleven. En hoe de fixatie op pieken maakt dat we de dalen overslaan die die pieken mee definiëren. En ja, dat geldt allicht ook in de liefde. Al komt daar gelukkig al eens ambras van.

Doe maar normaal

Wat willen we met onze kicks en highs bewijzen?  Dat we goed bezig zijn? En onze portie acceptatie verdienen? Voor de jeugd van tegenwoordig hoeft het niet meer. Volgens het ‘European Youth Trend Report’ van Trendwolves laten jongeren de nieuwste gadgets en merkkledij links liggen en kiezen voor gewone producten. ‘Nieuwe bescheidenheid’ heet het: geen hip gedoe, ‘doe maar normaal’ is hun motto. Volgens de onderzoekers groeide deze generatie op met de overtuiging dat alles mogelijk is en zij uitverkoren zijn, maar beseffen ze toch dat ze gewoon één van de zeven miljard mensen op aarde zijn. Al kan het ook een reactie op de prestatiedruk zijn. Carol van Velzen, een Nederlands klinisch psycholoog, bemerkte onlangs dat steeds meer jongeren kampen met stress en burn-out. Zij weet het aan de veeleisende maatschappij: 'Nu moet je overal bovenuit stijgen om nog goed gevonden te worden. Het was 30 jaar geleden ook prima als je gemiddeld was.’ Is  ‘gemiddeld’ het nieuwe zwart?

(Verschenen in Het Nieuwsblad, 10/10/2014)