Fleur van Groningen: "Toen mijn hoofdredacteur me kort na de opname zag, was hij verwonderd over mijn verwilderde blik. Het is dan ook niet niks wat er in deze podcast wordt besproken... De woorden van Marianne Kimmel en Herman Dewit snijden door je hart. Zeker als je het zelf ook hebt meegemaakt of iemand kent die het heeft meegemaakt. Tegelijk geven deze getuigenissen ook zo veel moed. Ze zijn een ode aan de veerkracht en aan de magie van verbinding."
Fleur is er zeker van: dit is een belangrijke podcast. "Ik verwacht dat er minder mensen naar zullen luisteren omdat het zo'n confronterend thema is. Maar ik ben ongelooflijk trots op - en dankbaar voor - wat Marianne, Herman en ik die dag hebben gedaan. En nog het meest op wat zij hebben aangedurfd en verwezenlijkt."
Marianne Kimmel is ervaringsdeskundige, auteur en coach. Zij werd jarenlang misbruikt door haar eigen vader. Herman Dewit is slachtoffer, hij werd als kind misbruikt door een veertigjarige vrouw.
Meer over Marianne lees je op haar website. Meer over haar stichting Project Speak Now, dat slachtoffers van seksueel misbruik ondersteunt, vind je hier.
In de podcast spreken we over het trauma zelf, de zoektocht die volgt en de blijvende littekens. Maar ook over het vervullende leven dat ondanks zulke afschuwelijke ervaringen, mogelijk blijkt. Contact met lotgenoten en het doorbreken van het isolement van de schaamte, is een belangrijk hulpmiddel. Beseffen dat je niet de enige bent.
En dat is zo: maar liefst een op de vier meisjes en een op de zes jongens krijgt voor z’n achttiende levensjaar te maken met een vorm van seksueel grensoverschrijdend gedrag.
Je beluistert de podcast exclusief in de app van De Morgen of via deze link.
Zestien was ik, toen mijn toenmalige leraar schilderen zijn eerste expositie hield en ik samen met een vriendin ging kijken. Het gebeuren vond plaats in een moderne spelonk in een achterhoek van de stad: het smalle kamertje had hoge witte muren, slechts hier en daar was er sporadisch een doek opgehangen. Ik hield halt bij een klein rechthoekig exemplaar. Op het matte, haast onbeschilderde canvas waren slechts een zevental dikke kloddertjes zwarte verf aangebracht. Op het kaartje eronder prijkte een doordachte Engelstalige titel en werd het achterliggende concept toegelicht. Het ging, geloof ik, om een statement. De zinnen waren technisch correct maar ik kon ze niet vatten. Maar de stilte in de ruimte galmde me ongeduldig tegemoet: snap je het nu nog niet?
Of misschien kreeg ik een jaar eerder al mijn twijfels over het conceptuele. Toen hadden we een nieuwe leraar waarnemingstekenen, die tijdens de eerste les een film uit een van zijn installaties aan ons toonde. In dat zwart-wit filmpje rende hij naakt, in slowmotion op de camera toe. Hij was erg mager en had lange haren, die donker om zijn Jezuslijf wapperden. Er was een concept, maar het enige wat ik begreep was dat deze man zo opging in dat concept, dat hij vergat dat hij op de eerste kennismaking met zijn minderjarige leerlingen, zijn blote, wiebelende piemel had laten zien. Ik ervoer dat als volkomen onnodig.
Momenteel kijk ik naar een Amerikaanse serie waarin een groepje studenten aan de kunstacademie wordt gevolgd. Ze nemen drugs, doen het met elkaar, en daarnaast praten ze geëngageerd over kunst. Zelf heb ik de kunsthumaniora – ondanks die lage punten – wel afgemaakt, maar verloor ik de motivatie om nadien nog naar de kunstacademie te gaan. Ik heb die geëngageerde praatjes dus niet geleerd. Op de humaniora werd er wel wiet gerookt en deden sommigen het met elkaar, maar erbij horen, hield ons meer bezig dan het perspectief van Caravaggio. Laat staan de hulpeloze artistieke zoektocht van Jefke Peeters uit 3A. Soms sprak mijn vader, die daar ook lesgaf, wel met mij over kunst. Hij oreerde dan als een leraar, en ik luisterde met gemengde gevoelens omdat ik vooral verlangde naar een vaderfiguur. Maar hij had het over techniek en compositie, en dat was boeiend. Het kunstwerk in kwestie bleef de boodschapper, de ervaring werd niet gevangen in woorden. Het ging om het scheppingsproces.
Taal kan zo verbindend werken. Maar taal kan evengoed tekortschieten of zelfs gebruikt worden om te manipuleren. En dan ze staat ze ware connectie juist in de weg. Er zijn progressieve kunstwerken geweest die me verontrustten en confronteerden, die iets in vraag stelden in plaats van mijn klassieke honger naar schoonheid te stillen. Dat vond ik interessant en in bepaalde gevallen zelfs ontroerend. Maar het 'artistieke' gezwets over een werk, dat zonder dat gezwets geen enkele boodschap lijkt uit te dragen, dà t heeft me nog nooit geraakt. Dan hoor ik het ene ego het andere ego van iets te overtuigen. Terwijl voor mij ware kunst net dat kleinmenselijke overstijgt.
(Deze column van Fleur van Groningen verscheen in februari in het kunstmagazine The Art Couch)
In 1923 was De Profeet van Kahlil Gibran een spirituele mijlpaal, honderd jaar later is dit wijze boekje nog steeds een inspiratie voor velen. Ik las het als tiener en herlas het meermaals als volwassene. Nu heb ik het geluk dat ik samen met Annelies A. A. Vanbelle, Alloul Jaouad, Tom Hannes en Steffi Vertriest een essay over die ervaringen en indrukken mocht schrijven, gebundeld in dÃt mooie, kersversee boek. Een nieuwe blik op Kahlil Gibran, voor de volgende eeuw van De Profeet.
Uitgegeven door Uitgeverij Hautekiet, gecureerd door Mark Cloostermans, en nu verkrijgbaar in alle boekhandels.
Het eerste seizoen van Mensenkennis, de podcast die Fleur van Groningen voor De Morgen maakt, gebaseerd op haar bestseller Voelen zonder filter, was een groot succes. En dus kon een tweede seizoen niet uitblijven. Dat maakte op woensdag 17 januari een vliegende start. In Seizoen 2, dat wekelijks wordt uitgezonden van januari 2024 tot begin maart, praat Fleur van Groningen met gasten als Uus Knops, Leen Dendievel, Luc Swinnen, Hanna Verboom en Ish Ait Hamou. Onderwerpen die aan bod zullen komen zijn onder meer rouw, schaamte, seksueel misbruik en verslaving.
Lees alvast het interview dat Fleur over dit tweede seizoen van Mensenkennis gaf. Meer informatie vind je hier. Luisteren kan via de app van De Morgen of hier.
Alle afleveringen van Seizoen 2:
Aflevering 1:‘Schaamte’ met Aukje Nauta (NL) en Ish Ait Hamou
Aflevering 2:‘Rouw’ met dr. Uus Knops en Leen Dendievel
Aflevering 3:‘Etiketten’ met Hanna Vernoom (NL) en prof. dr. Floortje Scheepers (NL)
Aflevering 4:‘Het lichaam spreekt’ met dr. Luc Swinnen en Violet Braeckman
Aflevering 5:‘Het Innerlijke kind’ met Remke Kamphuis (NL-BE) en Ariane Van Vliet (NL-BE)
Aflevering 6:‘Seksueel misbruik' met Marianne Kimmel (NL) en Herman Dewit (NL-BE)
Aflevering 7:‘Verslaving' met Peter Onkelinx en Peter De Graef
Aflevering 8:‘Authenticiteit' met dr. Edel Maex en Joke Devynck
"Je kunt enkel vrij zijn, wanneer zelfs het
verlangen vrijheid te zoeken een harnas voor je wordt en wanneer je niet langer
over de vrijheid spreekt als over een doel. Vrijheid is een innerlijke staat die blijvend
kan worden. Smacht je er nog steeds naar, dan maakt dit jou bewust van een
huidige onvrijheid. Je ontwaart de contouren van datgene wat jou belemmert:
eerst in de tastbare buitenwereld, later in je subtiele binnenwereld. Trek je
je terug, dan leert de eenzaamheid je alsnog welke angsten jou in de houtgreep
houden."
Op mijn veertiende was ik een romantische ziel met een voorliefde voor het figuratieve. Dus toen een leraar aan de kunsthumaniora opdracht gaf om een bekende reproductie in het klein na te schilderen met een zo exact mogelijk kleurgebruik, koos ik een schilderij met genereuze drapages, lenteachtig natuurschoon en enkele diagonalen voor de dynamiek. Ik begon dan wel meteen de grote lijnen na te tekenen, liever wilde ik de verf al mengen. Kleuren zo precies mogelijk nabootsen – uit de realiteit of de tinten van mijn verbeelding – brengt me al sinds mijn kindertijd in vervoering.
Op mijn zestiende sprak ik met iemand over schilderkunst en noemde de Madonna van Fouquet een toonbeeld van wansmaak. "Onvoorstelbaar dat een kunstenaar al zoiets lelijks kon maken in de vijftiende eeuw," brieste ik. "Moest hij dat nu in de twintigste hebben gepresteerd, omringd door lijnbussen, beton en afvalcontainers, dan zou ik het misschien nog begrijpen." Mijn gesprekspartner vond het normaal dat ik een uitgesproken mening had. Zelf vond ik dat niet. In die tijd groeide ik op in een Indiase sekte waar dogma's weinig ruimte lieten voor persoonlijke beschouwingen. Ik trilde over mijn hele lijf. Niet veel later zou ik die sekte als eerste van mijn gezin verlaten.
In coronatijd ben ik dan maar naar het museum Mayer van den Bergh gehold, speciaal om de Madonna van Fouquet te aanschouwen, die toen, als ik het mij goed herinner, net terug was uit de Verenigde Staten. Met een hemelsblauw mondkapje op spoedde ik me door zalen vol donker hout, levensechte druiven en Breugeliaanse ijspistes, naar het slotakkoord van de tentoonstelling. Als een bleek sneeuwwitje hing de Madonna in een kille glazen kist. Op enkele spots na was de ruimte verduisterd. Er waren nauwelijks bezoekers dus ik kon eindeloos kijken, staren, dichter komen, afstand nemen. Waren het de stoffen en de juwelen die me overreden? De lichtvlekjes in de hyperrealistische engelenogen? De rebellie van de kunstenaar, die verschillende tradities voor het eerst liet samenvloeien? De eenvoud van de primaire kleuren? De bevreemdende sfeer die mijn gevoel voor esthetiek uitdaagde? Ik liet in ieder geval iets van mezelf los.
Vandaag las ik een citaat van Rick Rubin, een Amerikaanse muziekproducent met een indrukwekkende baard die de Vlaamse Primtieven ongetwijfeld geïnspireerd zou hebben. Hij schreef: "Vind iets waar je een uitgesproken mening over kunt hebben. En wanneer je je die mening hebt eigengemaakt, leer dan om het tegendeel te beargumenteren." Misschien doen we daar soms wel dertig jaar over.
Deze column van Fleur van Groningen verscheen zomer 2023 in het kunstmagazine The Art Couch.
Fleur heeft een contract getekend voor een nieuw non-fictie boek dat zal verschijnen bij de Gentse uitgeverij Borgerhoff & Lamberigts.
Het wordt een liefdevol, versterkend boek voor iedereen die een betere relatie met zichzelf wil, als basis voor een diepere verbinding met anderen.
Als alles goed gaat - en daar gaan we vanuit - komt het nieuwe boek er op 31/08/24.
Vroeger zei ik liever ‘ik hou van jou’ dan ‘ik zie jou graag’. Misschien
vanwege mijn Nederlandse roots. Of omdat ik ‘houden van’ minder vrijblijvend
vond klinken dan ‘graag zien’. Tegen een vriend kon je al eens zeggen dat je
hem of haar graag zag, zonder dat dit al te beladen overkwam. Houden van leek meer betekenis te hebben. Maar tegenwoordig
geef ik de voorkeur aan ‘ik zie jou graag’. Met de nadruk op ‘Ik zie jou’. In de film Avatar zeggen ze dat ook: ‘I see you’. Hoe fantastisch is het de ander zo veel
mogelijk te zien? Om je vanuit een bereidwilligheid, een oprechte nieuwsgierigheid, open te stellen voor die ander? In plaats van naar een projectie te kijken en iets te zien dat je wil vasthouden...
Toen ik een tienermeisje was, en later een jonge vrouw, probeerden verschillende
personen en magazines me te leren hoe je ervoor kunt zorgen dat een man jou
wil. Je moest begeerlijk en ongrijpbaar zijn, een seksuele belofte zonder
heftige emoties en problemen. Zo kon je, volgens hen, wel een man overtuigen
(iets wat ik persoonlijk erg mensonvriendelijk en grensoverschrijdend vind). Nu, in de praktijk, als zo’n man jou in het begin niet
wilde, maar jou vanwege dat manipulatieve spel alsnog ging begeren, dan kon hij
uiteindelijk toch op die eerste indruk terugkomen en je alsnog afwijzen. En dan
had jij zoveel moeite gedaan, zoveel verdriet en/of onvervulde behoeftes
weggedrukt, zoveel fantasieën opgebouwd, zoveel gegeven, en bleek dat toch
allemaal niet genoeg. Dat deed natuurlijk pijn. Je voelde je afgewezen.
Ik houd absoluut niet van taboes, om de voor de hand liggende reden dat die zelfacceptatie in de weg staan, en dat is dan weer de sleutel tot innerlijke vrijheid. Om die reden wil ik hier nu iets schrijven voor wie daar op dit moment wat aan heeft (mezelf incluis).
Het is geen schande om toe te geven dat iets voor jou niet werkt. Dat je iets niet kunt. Dat je ergens niet in past. Dat je iets niet wil.
Je kunt namelijk geen heel leven op je tenen lopen, jezelf aanvurend met valse hoop: “Als ik maar genoeg… dan zal het wel lukken.” Want op een dag stort je in. Of de constructie, die je mee hielp opbouwen vanuit loyaliteit, schuld- of plichtsgevoelens, stort in.
Soms gaat het om een overlevingsmechanisme. Iets wat je (on)bewust bent gaan doen om te overleven. Maar heb je dat mechanisme nog steeds nodig? Wil je het onnadenkend blijven voortzetten?
Wie ben ik, wie is de ander en hoe verhouden wij ons tot elkaar? In de nieuwe, achtdelige podcastserie 'Mensenkennis' neemt Fleur van Groningen wekelijks een deugddoende duik in de menselijke psyche. Voor De Morgen op zoek naar antwoorden over onderwerpen uit haar boek 'Voelen zonder filter' om zichzelf en anderen beter te leren begrijpen. Deze week: hoogsensitiviteit.
Wat is hoogsensitiviteit, hoe kenmerkt het zich en wat zijn de voor- en nadelen? Fleur van Groningen schreef de bestseller 'Leven zonder filter' over haar eigen ervaringen met hoogsensitiviteit, en ontvangt 60.000 verkochte exemplaren later nog steeds dankbare lezersbrieven. In deze aflevering praat ze met Esther Bergsma, expert hoogsensitiviteit, sociaal-wetenschappelijk onderzoekster en auteur van vijf boeken, waaronder 'Het hoogsensitieve brein'. Ook voormalig radio- en televisiepresentatrice Eva Daeleman is te gast. Ook zij schrijft boeken waarmee ze mensen wil inspireren hun eigen levenspad te bewandelen. In deze aflevering vertelt ze openhartig over hoogsensitief zijn als vrouw, partner, dochter en moeder
Mensenkennis is een podcastserie over de menselijke psyche, een samenwerking tussen Fleur van Groningen, Hoorstroom en De Morgen, gebaseerd op haar boek Voelen zonder filter. Presentatie, redactie, eindredactie en muziek: Fleur van Groningen Productie en montage: Laurens Bervoets & HoorstroomWilt u reageren? Mail dan naar podcasts@demorgen.be.
Meer over 'Mensenkennis' lees je in dit artikel van De Morgen. 'Mensenkennis' beluisteren doe je hier.
Het is door je emoties te voelen dat je ze opruimt. En daar is geen weg omheen. Ook al wil je dat soms misschien liever, zeker als je al een heel leven (bewust of onbewust) op de vlucht bent voor oude pijn. Het kan allemaal teveel lijken, te groot, volstrekt onoverkomelijk. Maar mijn ervaring vertelt me dat het dat niet is. Op voorwaarde dat de tijd er rijp voor is.
Sinds het verschijnen van mijn boek geef ik ook lezingen, en onlangs kwam er na zo’n lezing een vrouw naar me toe. Ze zei: “Het is alsof jij de berg hebt beklommen, hebt gezien wat erachter ligt en bent teruggekeerd om het ons te vertellen, waardoor wij de moed krijgen om ook te blijven klimmen.” Die woorden waren pakkend. Het was precies wat ik met mijn boek wilde bereiken. Maar ik moet eerlijkheidshalve vermelden dat ik de berg zelf ook nog steeds beklim. Ik ben intussen een heel stuk voorbij de helft en de top trekt nu meer aan me dan het dal, waardoor het klimmen makkelijker wordt. Maar ik ben nog niet ‘af’ en ik vermoed ook niet dat ik dat ooit zal zijn. Ik pel mezelf af, als een oneindige ui. Na iedere laag kom ik dichter bij mijn wezenlijke kern, bij datgene wat trauma me ooit heeft ontnomen: mijn zelfliefde.
***
Als kind groeide ik op bij een depressieve, getraumatiseerde moeder die emotioneel onbeschikbaar was. Ik was een ongelukje, ze had de morning-after pil genomen maar die had zijn werking gemist. Daarna wilde ze me toch graag houden, hoewel mijn vader dat niet wilde.
Mijn moeder had van haar ouders – die de oorlog hebben meegemaakt en op hun beurt getraumatiseerd waren – geleerd om haar emoties onder de mat te vegen. Doordat ze zichzelf niet kon reguleren, was ze dus ook niet in staat tot co-regulatie. Mijn vader, getraumatiseerd door diezelfde oorlog en zijn kille ouders, kwam slechts sporadisch in mijn leven, waardoor ik me zeer afgewezen voelde. Bij mijn beide ouders was er sprake van parentificatie. Ik kon hun noden heel goed aanvoelen en daarop inspelen, en ik negeerde mijn eigen behoeftes zo veel mogelijk. Ik paste me aan om te kunnen overleven.
Mijn ouders waren trots op mijn creatieve talent – mijn zonnezijde, maar ze konden me vanwege hun eigen pijn onvoldoende steun bieden bij mijn onaangename emoties – mijn schaduwzijde. Het voelde als voorwaardelijke liefde. Onbewust deden ze me dus regelmatige pijn, wat voor nog meer rauwe emoties zorgde, en dat alles moest ik alleen dragen. Dat was al teveel, maar er kwam nog meer.
In de loop der jaren werd ik als kind door verschillende personen seksueel misbruikt. Ook werd ik regelmatig geslagen door een gezagspersoon. Ik werd gepest en getreiterd op school omwille van mijn anders-zijn. Ik groeide op in een nieuw-samengesteld gezin waarin ik mijn plaats niet vond, en bekritiseerd en gewantrouwd werd. Op mijn negende belandde ik met dat gezin in een internationale Indiase sekte, waar ik leerde om mijn persoonlijkheid te onderdrukken. Daar stapte ik op mijn zestiende als eerste weer uit maar toen volgde er een identiteitscrisis, die uitmondde in een jarenlange depressie. Rond mijn twintigste kwam ik nogmaals in aanraking met seksueel grensoverschrijdend gedrag en toen werd ik suïcidaal. De pijn was ondraaglijk. Ik kon me er niet langer tegen verweren. Gelukkig ontmoette ik toen een fantastische psychotherapeute die me een deur aanwees in de muur waartegen ik steeds op botste. Zo begreep ik dat het leven een oneindige schakel van Matroesjka- poppetjes is: er is altijd wel ergens een poort die je naar het volgende level brengt. En die poort schuilt in jezelf. Ik begon aan een innerlijke reis die sindsdien niet meer is gestopt.
Veel heb ik te danken aan mijn therapeute die onder meer Post Traumatisch Stress Syndroom (PTSS) bij me vaststelde en intensieve EMDR therapie toepaste, wat staat voor Eye Movement Desensitization and Reprocessing, een therapie die destijds werd ontwikkeld voor Viëtnamveteranen en met succes wordt ingezet bij PTSS. En ik heb ook veel te danken aan mezelf, want ik doe sindsdien dagelijks aan introspectie; ik kijk niet weg maar pak aan. Daarvoor is een zekere discipline nodig, en daarvoor put ik kracht uit de eerdere overwinningen op mijn complexe trauma. Ik heb ook gewoon weinig keuze: ofwel lijd ik, ofwel doe ik wat ik kan om dat leed te verlichten en te ontdekken wat daarvoor in de plaats komt.
Lange tijd heb ik in navolging van mijn opvoeding een dubbelleven geleid. Het leven van mijn zonnezijde en het leven van mijn schaduwkant. Lang fixeerde ik me uit overlevingsdrang vooral op die zonnezijde. Dat deden de mensen om mij heen ook, en soms nog steeds. Als kind werd me gezegd dat ik mooi was en talenten had, en daar blij om moest zijn. Nu word ik al eens geprezen omdat ik beroepsmatig een zekere vorm van succes heb bereikt, al leg ik de lat zelf hoger en relativeer ik het allemaal sterk. Hoe dan ook: mijn zonnezijde is het deel van mij dat anderen meestal niet te zwaar vinden, dat hen hoop geeft en kracht uitstraalt, waar zelfs regelmatig op wordt gesteund.
Het is ook het deel waarop ik zelf lang het meeste heb ingezet. Onbewust maakte ik grote gebaren om mijn schaduwkant op afstand te houden, om me zoveel mogelijk van die ondraaglijke zwaarte te dissociëren. Ik probeerde te leven alsof er niets met mij aan de hand was, alsof ik net als anderen kon functioneren in deze (op hol geslagen) maatschappij. Ik dacht: als ik maar gewoon extra hard mijn best doe, dan wijzen ze me niet af, dan word ik niet verlaten, dan hoef ik me niet schuldig te voelen of te schamen, dan val ik niet door de mand. Het was het kind dat zich nog steeds aantrekkelijk wilde maken voor haar ouders. Dit voltrok zich ook op fysiek vlak: ik zorgde ervoor dat ik er zo goed mogelijk uitzag maar ondertussen vocht (en vecht) mijn lichaam met allerlei ziektes ten gevolge van trauma. Ik heb zo lang zo ontzettend hard mijn best gedaan, tot ik niet meer kon. En wat ik toen als een falen ervaarde, bleek uiteindelijk het beste wat me kon overkomen.
Vanuit zelfliefde bepaal je waartegen je ‘ja’ of ‘nee’ zegt. Je voelt wat je wilt en niet wilt. Zowel jouw enthousiasme als jouw confrontaties zetten ook voor anderen belangrijke processen in gang.
Het is de zelfliefde die ervoor zorgt dat jij het puzzelstukje bent met precies de juiste inkepingen en uitstulpingen die in het grotere geheel passen. En, dat heb ik intussen zelf ook mogen ervaren: wie van zichzelf houdt, houdt ook van de ander, want uiteindelijk zijn we allemaal op een diepere laag met elkaar verbonden. De relatie met onszelf bepaalt hoe we ons tot anderen verhouden.
***
Terugblikkend begon mijn ware herstel op het moment dat ik noodgedwongen mijn schaduwkant onder ogen kwam en me erover ging ontfermen. Ik denk zo’n twintig jaar geleden, toen ik mijn depressie kreeg en in therapie ging. Het begon met het erkennen van pijn, onmacht, wanhoop en een buitensporige angst. Later ging ik ook met andere eigenschappen aan de slag waarop ik niet trots was: mijn wantrouwen, schuldgevoelens, schaamte, afhankelijkheid, het pleasen, de faalangst en de onzekerheid. Vier jaar geleden had ik al een karrenvracht aan demonen in de ogen gekeken, maar zeker nog niet alles. Toen beviel ik van mijn zoon. Zijn komst gaf me de moed om het kwalijkste onkruid er bij de wortel te willen uittrekken. Ik weet niet of ik dat had aangedurfd als hij er niet was geweest. Ik deed het eigenlijk vooral voor hem: ik wilde mijn pijn niet aan hem doorgeven. Maar doordat ik zijn moeder was geworden en ontdekte wat moederschap inhoudt, leerde ik ook om gestaag een moeder voor mezelf te worden, voor mijn gehavende innerlijke kind. Mijn innerlijke volwassene begon zich te ontwikkelen.
Dit herstelproces, dat twintig jaar geleden werd ingezet, laat zich het best samenvatten als de reis van mijn onechte zelf naar mijn authentieke zelf.
Mijn onechte zelf was een aangenomen identiteit, gebaseerd op de verlangens en behoeftes van anderen. Ik werd wat zij van me wilden. Gelukkig bleef er altijd een stuk authentiek zelf in mij voortleven, een onaangetast stuk, dat zuurstof kreeg via mijn creativiteit en almaar rebelser werd. Want creativiteit is het tegenovergestelde van gehoorzaamheid. Met de jaren verzamelde mijn authentieke, gezonde deel meer draagkracht en zo kon het mijn traumadeel in etappes terughalen. Het was alsof ik ooit in scherven ben gebroken, en zo had verder geleefd: er was de lolbroek-Fleur, de kluizenaars-Fleur, de gekwetste Fleur, de baldadige Fleur, de zorgzame Fleur, de kwade Fleur… Helen bleek: weer een geheel worden.
Op dit moment heb ik al veel opgeruimd op het geestelijke gebied en kom ik vooral toe aan de fysieke opruiming: (chronische) ziektes worden behandeld en ik vind mijn heil in lichaamswerk. Zo ben ik onder meer gebaat bij Facia, waarbij de overlevingsmodus van mijn zenuwsysteem, de orthosympaticus, wordt stilgelegd en mijn lijf zich leert ontspannen doordat de parasympaticus wordt geactiveerd. Ook laat ik sinds kort mijn psoas masseren, een spiergroep die ook ‘de spier van de ziel’ wordt genoemd, waarin trauma en stress worden opgeslagen. Zelfzorg is de pragmatische uiting van zelfliefde. Voor mij is zelfzorg: je authentieke zelf voeden en respecteren. Je gaat in verbinding met jezelf en van daaruit kun je in verbinding gaan met het authentieke zelf van anderen.
Voor mijn herstel zijn mildheid en geduld met mezelf zeer belangrijk gebleken en jammer genoeg is dat wel nog iets waar ik nog steeds mee worstel. Zeker het geduld: door mijn complexe trauma heb ik enig talent voor het psychologische ontwikkeld en daardoor zie ik regelmatig helder de oorzaak en het doel, zowel bij mezelf alsook bij anderen. Dan is het frustrerend om de weg erheen nog helemaal te moeten afleggen. Maar die weg is zo wonderlijk, verfrissend en leerzaam. En het is de eigen ervaring die het inzicht verankert in je ziel.
***
Ter afsluiting lees ik graag twee fragmenten voor uit mijn boek ‘Voelen zonder filter’.
Empathie als medicijn (p. 239) Empathie is een noodzakelijk medicijn bij het herstellen van trauma. Empathie van je omgeving – in hoeverre die dat kan opbrengen – maar in eerste instantie empathie met jezelf. Zelfmedelijden beschouw ik als de vrijwel onbewuste reactie op zelfveroordeling, waardoor je de verbinding met jezelf verliest. Het is een alarmsignaal: je doet jezelf onrecht aan en zorgt onvoldoende voor jezelf. Zelfmedelijden is jammeren als een sirene. Zelfmededogen, empathie met jezelf, is jezelf vergeven. En gek genoeg is dat wat je nodig hebt, ook al lijkt trauma meestal de schuld van anderen. Het gaat erom dat je je innerlijke criticus, die destijds jouw zelfontkennende overtuiging activeerde, niet langer voedt door jezelf te veroordelen. In plaats daarvan gun je jezelf de tijd.
Helen van trauma vraagt om doorzettingsvermogen, maar dit dient vergezeld te gaan van zelfzorg, mildheid en geduld. En wanneer je die zachtheid voor jezelf opbrengt, wanneer je die generositeit aan de dag legt, zal die zich vertalen in eenzelfde mededogen en gulheid jegens anderen. Mijn trauma bracht me van onbewuste afscheiding door (zelf)veroordeling naar bewuste verbinding. Eerst met mezelf en daarna, gaandeweg, met anderen.
Terug bij af (p. 405) Voor mij is het een grote geruststelling te merken dat mijn authentieke zelf goeie intenties heeft en gezonde keuzes maakt. De inspirational quotes die je op sociale media weleens ziet voorbijkomen, en die je manen tot geduld, overgave en liefde: dat zijn de dingen die een mens blijkbaar diep in zich draagt onder de lagen van zijn onechte zelf. Maar leven vanuit deze oorspronkelijke hoedanigheid heeft me niet in een halfzachte hippie veranderd. Integendeel, ik kan onverbiddelijk zijn. Ik ben zeker geen heilige, heb een ego zoals iedereen, ben soms een regelrechte kluns en word nog steeds emotioneel, zeker door overprikkeling. Maar ik ben niet meer zo bang. Ik voel me nu, net als toen ik nog een klein, oorspronkelijk kindje was, in de diepte verbonden met alles en iedereen. Ik ben weer terug bij af. Alleen ben ik nu, als volwassene, doordrongen van de aardse regels: ik ken het belang van het doorvoelen van emoties, van grenzen respecteren en van het nemen van correcte verantwoordelijkheden. Op die manier is verbondenheid veilig en respectvol. Mijn authentieke zelf werd al die tijd toegedekt door wonden, en door overtuigingen en gedrag afkomstig van die wonden. De ontwikkeling ervan was een afwikkeling. Het was er al die tijd allemaal al. En uiteindelijk komt alles aan het licht.
- Deze speech werd door Fleur van Groningen gebracht op het Trauma Healing Summit te Amsterdam op 21 april 2023.
In het hoge atelier van mijn vader viel het licht schuin naar binnen. Daar dansten stofdeeltjes die zich bij het vallen van de avond weer terugtrokken onder de gietijzeren poten van de drukpers en de schragentafels vol potloden, penselen en verf. Ze vormden er grillige stofbollen die ’s nachts, wanneer wij sliepen, wellicht een eigen leven leidden. Dan rolden ze door het ruitvormige maanlicht, door de gelige gloed van de stad, ze ritselden over etsen en gravures, naar de grote, geheimzinnige schilderijen die met hun kostbare buik tegen de muur rustten. Van mijn vader mocht ik niet zien wat daarop stond afgebeeld, maar de stofbollen wisten het, zij betastten de olieverf; zij nestelden zich er oordeelvrij tegenaan.
Het was in dat atelier, aan een plein in het Antwerpen van de jaren tachtig, dat ik – een zesjarige die bij haar moeder in de polders opgroeide – het deel van mijn vader ontdekte dat nog steeds in mij voortleeft. Daar vonden wij iets om over te spreken, ongeacht het leeftijdsverschil, de generatiekloof, het vacuüm tussen onze dimensies.
Mijn vader was haast een vreemde voor mij – een zenuwachtige, grijzende, struise man die plots, als bij toverslag, erg boos kon worden. Maar hij trok me aan; hij rook naar lavendel, had een mooie stem, een sierlijk taalgebruik, hij droeg mooie sjaals en straalde iets wonderlijks vertrouwds uit.
Na een breuk met mijn vader, vele jaren later, brak ik ook met een stuk van mezelf. Ik stopte met schilderen, tekende enkel nog cartoons voor magazines en concentreerde me op het schrijven. Pas toen hij stierf, begon ik weer te schilderen. Want door mezelf al die tijd tegen hem af te zetten, had ik natuurlijk ook mezelf verloochend.
Mijn schildersatelier is verwant aan het zijne. De oude, houten meubels, het krakerige radiootje dat Klara speelt, een tafel vol tubes en kwasten… En ja, er zijn ook stofbollen, want wie wil er nu poetsen als je kunt schilderen.
Na zijn dood heb ik zijn schildersezel en zijn penselen gekregen. Eerst hield ik die gescheiden van de mijne en werkte er bewust mee. Ik bekeek de uitgedroogde kleuren op zijn mengpalet, dacht aan zijn schildersdroom, zijn teleurstellingen, de verbittering, het verlies van een liefde, de inspiratie die uiteindelijk opdroogde. Ik herinnerde me zijn eenzaamheid, toen hij sprak over een publiek dat hem niet begreep. En ik wilde iets goedmaken maar de verantwoordelijkheid woog te zwaar. Ik greep naar mijn eigen spullen.
Zijn oude schilderijen kreeg ik ook en zo ontdekte ik na al die tijd alsnog wat daarop stond. Er waren prachtige werken bij maar ook heel wat mislukkingen. Ik ontdekte de beperkingen van een man die ik, ondanks onze moeizame relatie, toch totaal had verheerlijkt. En dat voedde de twijfel, want wat als zijn enthousiasme over mijn schilderijen – als kind en daarna – niet de betekenis had die ik eraan had gegeven? Ik had zijn fixatie op goed of slecht geadopteerd, evenals zijn zoektocht naar een soort bovennatuurlijke goedkeuring, en dus vooral: zijn angst om te falen. Een verlammend monster, waartegen hij zich niet had kunnen verweren.
Ik gooide onze penselen bij elkaar en besloot te laten komen wat zich aandiende, zonder een doel in gedachten, zelfs zonder de vader van vroeger, die zich voorwaardelijk in mij had verheugd. Ik begon te schilderen voor mezelf. En toen ontstond er een ruimte waar geen fouten bestaan. Al schilderend leerde ik te leven: je doet iets, en als het niet uitpakt zoals verhoopt, leg je er weer een laag overheen. De textuur van je zoektocht maakt het eindresultaat alleen maar interessanter.
Deze column van Fleur van Groningen verscheen begin 2023 in het kunstmagazine The Art Couch.
In november deed mijn stiefvader ons een zak met maar liefst 500 bloembollen cadeau. Want mijn man Seppe, die deels opgroeide in de Auvergne en daar als kind avonturen beleefde op bergflanken vol narcissen, wilde dat zo graag. En ik natuurlijk ook - ik ben dol op bloemen (what's in a name).
Dus begon Seppe afgelopen winter al die bollen voor ons te planten. Buiten was het kil en nat, de bomen kaal en grauw, de grond hard. Maar regen of geen regen, hij ging door. Wat een karwei. Hij legde slingerende perken aan in het gazon en kwam af en toe met modderige handen om een glas water vragen.
Na een tijdje vergaten we het haast. Maar toen de lente in zicht kwam, begonnen we er weer over: dat we ditmaal een tuin vol paasbloemen zouden kunnen hebben. Of niet: want we wonen aan de oever van een rivier, de grond is er vochtig, mogelijkerwijs zouden de bollen gaan rotten. Het was een gok, we hoopten op schoonheid.
Toen gebeurde het. De eerste sprietjes. We keken ernaar met kinderogen. Steeds groter werden ze, en er kwamen er almaar meer. We bukten glimlachend. Er ontstonden smalle, elegante knoppen. Op andere plaatsen bloeiden de narcissen al, bij ons ging het trager.
Intussen komen de bloemen uit. Een voor een. Niet allemaal tegelijk, niet als een imposant antwoord op mijn schrik. Ze volgen hun eigen, lyrische cadans. En zo gaat het in het leven, prent ik mezelf in. Je plant op moeilijke momenten (of iemand doet het voor je - hèhè), je neemt je verantwoordelijkheid voor datgene wat binnen je macht ligt, en dan dien je de verdere uitkomst los te laten. Angst maakt ongeduldig en dwingt grootste, meeslepende gebaren af. Maar liefde stelt zich open voor wat komt, en voor het ritme waarop het komt. Liefde is vertrouwen. Ontvankelijkheid zonder voorwaarden. Ik geniet nu van de bloemen. Misschien zelfs nog meer nu ze nog deels in knop staan: een belofte.
Ik bleef dus nadenken over mijn aandeel in de gebeurtenissen. Niet vanuit een schuldvraag maar vanuit leergierigheid. Hoe kon het destijds gebeuren? Hoe kon het zich zolang blijven herhalen? Want zelfs als volwassene kreeg ik nog met pesterijen te maken – hetzij op andere plaatsen en in andere vormen. Door die herhalingen kon ik me uiteindelijk wel bewust worden van iets dat zich al die tijd onbewust in mij afspeelde, en wat door de buitenwereld werd gereflecteerd. Zonder het te beseffen, pestte ik al jaren mezelf.
Ja, ik was anders dan de meesten en dat ben ik nog steeds. Ik ben artistiek. Ik ben hoogsensitief, zoals 1 op 5 mensen. En ik ben getraumatiseerd (al besef ik intussen dat veel meer mensen dat zijn, en het vaak zelf niet beseffen, vanwege de vooroordelen over trauma). Maar daar is niets mis mee.
Ik sleutel al vele jaren aan mezelf, met periodes met behulp van therapie en steeds door zelfreflectie. Dat is ooit begonnen uit noodzaak, toen ik een zware depressie had en suïcidaal werd. Intussen is het een manier van leven, die garant staat voor verandering, groei en een zekere intensiteit die me geboeid houdt. Deze zoektocht leidde me naar de kern van mijn trauma’s en de gevolgen ervan in mij (zoals uitgebreid besproken in mijn jongste boek ‘Voelen zonder filter’).
Ik heb begrepen dat ik door de moeilijke omstandigheden, al als baby begon met mezelf aan te passen aan mijn omgeving. Dat ik heel vroeg leerde te incasseren, weerloos te ondergaan en mezelf te verloochenen. Hierdoor ontstond een aangepaste versie van mezelf, een onjuiste identiteit. In de psychologie heet dat 'het onechte zelf'. Daaronder ging evenwel nog steeds een authentiek en gevoelig kind verscholen, dat zich regelmatig toch liet zien.
Wanneer ik me aanpaste aan de anderen, werd ik vaker geaccepteerd. Was ik mezelf, dan kreeg ik kritiek en verwijten, en was er soms sprake van geweld. Hierdoor ging ik geloven dat ik me moest neerleggen bij alle vormen van agressie. Er ontstond een vorm van agressie van binnenuit: ik veroordeelde mezelf, haatte mezelf, zette mezelf onder druk, wantrouwde mezelf. Ik begon mezelf dus te pesten. De pestkoppen in mijn leven, vielen in het niets bij mijn genadeloze innerlijke criticus. En zij bleven terugkeren omdat ze merkten dat ik hen niet wegstuurde. Dat ik vatbaar was voor wat ze deden. Ah ja, want in mijn hoofd zat een pester die nooit zweeg.
Onlangs werd ik door een wildvreemde man uitgekafferd. Ik stapte net in mijn auto, hij stak zijn hoofd door mijn portier naar binnen en begon te brullen. Ik was net ziek geweest en voelde me fysiek nog zwak. Tot voor kort zou ik zoals steeds gereageerd hebben met de freeze overlevingsreactie, of zelfs de fawn- overlevingsreactie: meegaand zijn. Ik zou gezwegen hebben en me zelfs verontschuldigd hebben, in de hoop dat hij me dan met rust liet. Maar mensen die macht over je willen, laten je niet met rust als jij hen die macht geeft.
Omdat ik zoveel aan mezelf heb gewerkt en enkele lieve, ondersteunende vrienden heb die me het gevoel geven dat ik veilig ben en mezelf mag zijn, had ik die reactie deze keer niet. Ik dacht niet meer: zo gaat het nu eenmaal, ik moet dit ondergaan. Ik dacht: het kan anders. En dat zei ik dan ook tegen die man. Luid en ontsteld. Dat als hij zijn boodschap op een normale manier kon brengen, ik wel wilde luisteren, maar niet op deze manier. Daarna riep ik hem nog wel na dat hij een lul was – en daar heb ik spijt van. Dat was niet respectvol. Hij gedroeg zich wel lullig, maar ik hoop me voortaan niet meer tot dat niveau te verlagen... Work in progress.
In ieder geval: er gebeurde iets wat volstrekt nieuw voor me was. De man deinsde achteruit en liep snel weg. Hij staakte zijn geraas! Want ik incasseerde niet, ik bleef trouw aan mijn grenzen en gaf die aan. Dus verloor hij zijn interesse en maakte dat hij wegkwam. En dat is wat ik nu, met terugwerkende kracht, in mijn verleden herken: dat ik altijd maar alles liet gebeuren, denkende dat er geen andere optie was. Dat ik me niet verzette tegen mijn zelfhaat en de haat van anderen. En dat ik aan mijn authenticiteit ging twijfelen en een half-fake versie van mezelf werd, omdat anderen dat om de een of andere reden zo graag wilden.
Ik heb (nog niet zo heel lang geleden) het contact met mijn ware zelf hersteld. Van daaruit kan ik onder meer goed voelen waar mijn grenzen liggen en wat (wederzijds) respect is. Wat van mij is en wat van de ander. Wat mijn verantwoordelijkheid is en wat niet. Pesten is een machtsspel. Diegene die uit is op macht heeft kwalijke bedoelingen. Diegene die de macht (onbewust) weggeeft, wordt ongewild zijn handlanger. Natuurlijk had ik als kind destijds hulp moeten krijgen, van mijn beide ouders, school, de leraren (er waren er zelfs twee die mij ook pesten!). En de grootste hulp was de volgende geweest: dat deze mensen me leerden om mijn eigen grenzen te voelen en te respecteren. Maar hoe konden ze dat doen, wellicht konden ze het toen niet eens voor zichzelf. Er is zo'n gebrek aan emotie regulatie in onze maatschappij, terwijl je wel emotionele maturiteit nodig hebt als het over grenzen gaat.
De pesterijen – mezelf onbewust pesten en gepest worden - brachten me uiteindelijk alsnog bij mijn grenzen, zoveel jaren later. Dat ik die nu wel kan voelen, dat ik nu kennelijk zelfs voor mezelf kan opkomen, en mezelf ook nog eens liever begin te zien, bezorgt me de veiligheid die ik zolang heb gezocht. Natuurlijk heb ik nog steeds geen controle over hoe anderen zich tegenover mij gedragen, maar mijn innerlijke criticus pest me niet langer en dat is een groot verschil. Ik haal mezelf niet meer onderuit en kan constructievere keuzes maken.